Inloggen

Archief

Novelle Belastingplan 2016 op komst

Staatssecretaris Wiebes kondigt een novelle aan met een aantal aanvullende maatregelen op het Belastingplan 2016. De maatregelen zijn het resultaat van de gesprekken die het kabinet heeft gevoerd met andere fracties, met name D66, om ook in de Eerste Kamer een meerderheid achter het Belastingplan 2016 te krijgen. De novelle zal de volgende maatregelen bevatten: Arbeidskorting: vanaf 2017 tragere afbouw. Werkenden met inkomens van circa € 35.000 tot € 125.000 ondervinden hierdoor lagere lasten.
Ouderenkorting: vanaf 2017 structureel € 100 miljoen extra beschikbaar bovenop de intensivering van de ouderenkorting met eveneens € 100 miljoen (vierde nota van wijziging). Hiermee wordt een belangrijk deel van de eenmalige koopkrachtreparatie in 2016 structureel gemaakt. Box 3: in 2016 wordt het heffingvrije vermogen voor box 3 met € 3000 verhoogd, bovenop de inflatiecorrectie. Na indexatie komt het heffingvrije vermogen dan uit op € 24.437. Aanpassing tarief tweede en derde schijf in 2016 om de maatregelen uit de novelle en de overige maatregelen budgettair te dekken (verlaging in 2016 0,2 procentpunt minder en in 2017 0,3 procentpunt minder). Met ingang van 1 januari 2016 komt het tarief van de tweede en derde schijf daarmee uit op 40,4%. Verder komt het kabinet met een aantal aanvullende maatregelen: Investering duurzaamheid gebouwde omgeving: om huiseigenaren te stimuleren energiebesparende maatregelen te nemen, maakt het kabinet in 2016 € 100 miljoen extra vrij. Doel: werkgelegenheid en vergroening. Kolencentrales: voor het kerstreces van de Eerste Kamer stuurt het kabinet een brief over de uitvoering van de bij het Belastingplan ingediende motie Van Weyenberg en Van Veldhoven (kabinet moet met plan komen voor uitfaseren kolencentrales). Kinderopvangtoeslag: intensivering per 2017 structureel met € 100 miljoen extra. Verruiming gemeentelijk belastinggebied: voor de zomer van 2016 komt een voorontwerp van een wetsvoorstel dat als basis kan dienen voor een wetsvoorstel om vanaf 2019 een verschuiving te realiseren van de inkomstenbelasting naar het gemeentelijk belastinggebied van € 4 miljard. Het streven is om de novelle voor het kerstreces door de Tweede en Eerste Kamer te loodsen. Bron: MvF 8-12-2015

Cao-afspraken zzp-tarieven: alleen bij schijnzelfstandigheid

In antwoord op vragen van de Kamerleden Van Weyenberg en Verhoeven (D66) en de Kamerleden Mulder en Ziengs (VVD) geeft minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat cao-afspraken over de tarieven van zzp’ers kunnen, mits ze betrekking hebben op schijnzelfstandigen. Is er sprake van ondernemerschap, dan is er mogelijk sprake van een schending van het kartelverbod waarvoor de ACM een boete kan opleggen.
Aanleiding voor de Kamervragen waren de afspraken over minimumtarieven voor zzp’ers in de cao voor Architectenbureaus. In deze cao is afgesproken dat architectenbureaus als opdrachtgever binnen Nederland werkzame zelfstandig professionals die in opdracht van het architectenbureau werkzaamheden verrichten, honoreren conform de functies zoals beschreven in het handboek functie-indeling architectenbureaus op een niveau dat vergelijkbaar is met de daarmee corresponderende loonschalen. Of het hierbij gaat om schijnzelfstandigen of niet blijkt niet uit de cao-afspraak. Op zich is het op grond van de Wet Cao mogelijk om in een cao ook afspraken te maken die betrekking hebben op overeenkomsten van opdracht en op aannemingen van werk. Voor dergelijke afspraken is het juridisch niet nodig dat die afspraken namens de zzp’ers zijn gemaakt en/of dat deze zzp’ers lid zijn van bij de cao betrokken sociale partners. Volgens de minister zullen cao-bepalingen die zien op zzp’ers die kwalificeren als ondernemer in de zin van het mededingingsrecht en waarin tarieven worden afgesproken, hoogstwaarschijnlijk onder het kartelverbod uit de Mededingingswet vallen. Is dat het geval dan is die bepaling in de cao nietig en kan de ACM een boete opleggen aan de partijen die de mededinging beperkende afspraak hebben gemaakt. Is er echter sprake van schijnzelfstandigheid, dan is er geen sprake van ondernemers volgens het mededingingsrecht. Cao-afspraken over de honorering van schijnzelfstandigen vallen niet onder het kartelverbod. Dit blijkt volgens de minister ook uit het arrest van 4 december 2014 van het EH Hof van Justitie over orkestremplaçanten. De ACM zal beoordelen of er sprake is van een onderneming in de zin van art. 101 VWEU en de Mededingingswet. Overigens de vraag of er sprake is van (schijn)zelfstandigheid in de zin van de mededingsregels laat volgens de minister onverlet dat er sprake kan zijn van schijnzelfstandigheid in de zin van het privaatrecht of fiscaal recht. Het bestaan van de cao-afspraken voer de minimumtarieven speelt echter geen rol in de beoordeling van de arbeidsrelatie door de Belastingdienst en is ook niet van invloed op het recht van de zzp’er op de ondernemingsfaciliteiten in de IB. Bron: Min SZW 7-12-2015

Slowaakse onderaannemers niet in (fictieve) dienstbetrekking

Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden waren Slowaakse ijzervlechters met wie een overeenkomst van onderaanneming was gesloten niet in dienstbetrekking. Ook van fictieve dienstbetrekking was volgens het hof geen sprake. Niet aannemelijk was gemaakt dat tussen de onderaannemer en hen een gezagsverhouding bestond en dat zij verplicht waren de arbeid persoonlijk te verrichten.
Een onderaannemer maakt vanaf 2004 gebruik van Slowaakse arbeidskrachten. De onderaannemer heeft ijzervlechtwerk aangenomen van een hoofdaannemer. De opdrachtgever van de hoofdaannemer heeft een hoofdconstructeur die de constructietekeningen aanlevert. Op basis daarvan heeft de onderaannemer wapeningstekeningen gemaakt. Op het bouwproject is namens de hoofdaannemer een hoofduitvoerder aanwezig. De onderaannemer heeft de wapeningstekeningen, aan de hand waarvan zal worden gewerkt, naar de hoofduitvoerder gestuurd. Op het project kunnen naast Slowaken ook Nederlandse zzp’ers of werknemers van de onderaannemer werkzaam zijn. Deze personen worden door de onderaannemer ingepland. De onderaannemer bepaalt waar, wanneer en wat de werknemers van de onderaannemer moeten doen. Uiteindelijk bepaalt de hoofdaannemer hoe de werkzaamheden, afhankelijk van het tijdspad, verder worden ingericht. De hoofdaannemer controleert de voortgang en kwaliteit van het werk. Verder loopt er namens de onderaannemer ook dagelijks een aanspreekpunt op de bouw. Het resultaat van de werkzaamheden wordt beoordeeld door de hoofduitvoerder van de hoofdaannemer tezamen met de constructeur en de vergunningverlener. De onderaannemer heeft met ieder van de Slowaken een overeenkomst van onderaanneming gesloten. De Slowaken factureren op basis van de door de hoofdaannemer goedgekeurde buigstaten en uitvoerdersbonnen. De onderaannemer heeft de gefactureerde bedragen overgemaakt. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de Slowaken tot de onderaannemer in dienstbetrekking staan. Het hof stelt de inspecteur in het ongelijk. Volgens het hof heeft de inspecteur, op wie de bewijslast van het bestaan van de dienstbetrekking rust, niet aannemelijk gemaakt dat tussen de onderaannemer en de Slowaken een gezagsverhouding bestond en dat de Slowaken verplicht waren de arbeid persoonlijk te verrichten. Dat een gezagsverhouding ontbreekt concludeert het hof op basis van verklaringen van verschillende Nederlandse zzp’ers die niet aannemelijk maken dat een voorman van de onderaannemer op het project aanwezig was die de Slowaken instructies heeft gegeven. Weliswaar was op het project de hoofduitvoerder aanwezig, maar de inspecteur heeft niet gesteld dat de hoofduitvoerder in het kader van een gezagsverhouding tussen de onderaannemer en de Slowaken instructies aan de Slowaken heeft gegeven. Het hof komt ook tot de conclusie dat evenmin sprake was van een fictieve dienstbetrekking, omdat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Slowaken jegens de onderaannemer verplicht waren de arbeid persoonlijk te verrichten. Het hof baseert deze conclusie op de verklaring van de onderaannemer dat in de praktijk voor vervanging nooit om toestemming werd gevraagd en dat de onderlinge vervanging van de Slowaken buiten de onderaannemer om ging. Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 24-11-2015

Oldtimer ook tijdens ‘winterstop’ naar evenement

Hebt u een oldtimer die valt onder de overgangsregeling met een laag MRB-tarief? Dan kunt u door een wijziging van het Kaderbesluit Motorrijtuigenbelasting ook tijdens de 'winterstop' voor een evenement gebruik maken van de weg.
Oldtimers waarvan het kenteken is geschorst waardoor geen motorrijtuigenbelasting betaalt hoeft te worden, mogen gebruik maken van de weg als sprake is van een door de inspecteur als zodanig aangemerkte ‘bijzondere gelegenheid’. Het gaat daarbij om oldtimers die 15 jaar of ouder zijn. Aan deze zogenoemde Evenementenregeling kan worden deelgenomen als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Zo moet het evenement twee maanden voordat het plaatsvindt door de organisator zijn aangemeld bij de inspecteur, het motorrijtuig moet WA-verzekerd zijn en er mag vier keer per jaar aan een bijzonder evenement worden deelgenomen verdeeld over maximaal acht dagen. In het besluit is nu goedgekeurd dat oldtimers, die onder de overgangsregeling met een laag MRB-tarief vallen, in de maanden dat er officieel geen gebruik mag worden gemaakt van de oldtimer (de winsterstop van 1 december tot 1 maart), behalve voor de APK ook voor bijzondere evenementen uit de garage mogen worden gehaald. Het moet dan gaan om een oldtimer die onder de overgangsregeling valt en er mag maximaal twee dagen gebruik worden gemaakt van de Evenementenregeling. Schorsen van het kenteken is dan niet nodig. Bron: MvF 23-11-2015

Afdrachtvermindering onderwijs: niet voor in company training

Voor de afdrachtvermindering onderwijs gelden ook eisen aan de gevolgde opleiding. Een opleiding op maat gegeven binnen het bedrijf, ook al zijn er voor de opleidingstrajecten zelf crebo-nummers afgegeven, voldoet niet aan de eisen. Dit ondervond een grafische werkgever die met een onderwijsinstelling onderwijstrajecten was overeengekomen.
Voor de opleidingstrajecten had het Centraal register beroepsopleidingen toegekend, maar volgens de inspecteur en ook de rechtbank betrof de opleiding geen crebo-opleiding. Wat was namelijk het geval, de gevolgde opleidingen betroffen geen echte crebo-opleidingen, maar trainingen World class Manufacturing (WCM). Dit zijn in company-trainingen op maat. Hierdoor is er geen recht op afdrachtvermindering onderwijs. Daarnaast was de voor de afdrachtvermindering vereiste administratie onjuist en niet volledig, waardoor de ondernemer ook daarom de afdrachtvermindering (over de jaren 2007-2011) misliep. De afdrachtvermindering is sinds 1 januari 2014 vervangen door de subsidieregeling praktijkleren. Maar over voorgaande jaren kan men nog altijd de afdrachtvermindering onderwijs toepassen! Werkgevers die voor de afdrachtvermindering in aanmerking kwamen, maar deze nog niet in hun aangifte hebben verwerkt, kunnen namelijk nog tot 31 december 2018 afdrachtvermindering claimen (in 2018 alleen nog over 2013). Maar let hierbij wel op de voorwaarden. Bron: Rb. Gelderland 26-11-2015

© lArcade 2024