Inloggen

Archief

Fiscus zal ook blik werpen op niet-fiscale bepalingen modelovereenkomsten

Tijdens het vragenuurtje in de Tweede Kamer heeft staatssecretaris Wiebes toegezegd dat de Belastingdienst bij de beoordeling van voorgelegde overeenkomsten voortaan verder zal kijken dan alleen de bepalingen die van belang zijn voor de vraag wel of geen loonheffing.
Het Tweede Kamerlid Van Weyenburg (D66) had bij de bewindsman aangekaart dat in een aantal van de (individuele) voorbeeldovereenkomsten bepalingen staan, die volgens het Kamerlid strijdig zijn met de strekking van de Wet DBA. In de individuele overeenkomst voor een tennisleraar gaat het dan bijvoorbeeld om de bepaling (in artikel 11, versie nr. 9031515846, 12-10-2015) dat de opdrachtnemer de opdrachtgever vrijwaart voor eventuele boetes of naheffingen van de Belastingdienst. Wiebes geeft in de beantwoording aan dat het in de betreffende onderdelen van de overeenkomst gaat om fiscaal niet-relevante bepalingen, die echter wel ‘onzorgvuldig’ zijn geformuleerd. Het verhalen op de opdrachtnemer kan niet voor zover het betrekking heeft op de premies voor de werknemersverzekeringen en premie Zvw. Verhaal is wel mogelijk voor zover het gaat om de loonheffing. Een contractuele bepaling waarin staat dat de opdrachtgever álle lasten en kosten kan verhalen, kan dus niet. De bewindsman deed de toezegging dat de Belastingdienst bij de beoordeling van overeenkomsten voortaan verder zal kijken dan alleen de fiscale bepalingen, zoals tot dusver gebeurde. ‘Er komt een uitgebreide juridische toetsing die gereed zal zijn in het vierde kwartaal. Alle niet-fiscale bepalingen die evident fout zijn, worden er voor zover mogelijk al eerder uitgehaald’, aldus Wiebes. Bron: SCOnline, 9-02-2016

Meldingplicht bij detachering EU-werknemers

Bij de Tweede Kamer is een voorstel voor de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers ingediend waarmee de Europese handhavingsrichtlijn 2014/67/EU in de Nederlandse wetgeving wordt geïmplementeerd. Belangrijk onderdeel van het wetsvoorstel is een meldingsplicht voor dienstverrichters uit een andere EU-lidstaat bij detachering van werknemers naar Nederland.
De handhavingsrichtlijn 2014/67/EU is mei 2014 door de lidstaten van de EU aangenomen. De richtlijn geeft instrumenten voor de handhaving van de detacheringsrichtlijn 96/71/EG. Met het wetsvoorstel arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers wordt de richtlijn omgezet in Nederlandse wet- en regelgeving. Met de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel komt de Wet arbeidsvoorwaarden grensoverschrijdende arbeid (Waga) te vervallen. n het wetsvoorstel is onder meer de verplichting opgenomen voor een dienstverrichter of zelfstandige uit een andere lidstaat om desgevraagd informatie te verschaffen waarmee kan worden nagegaan of een onderneming daadwerkelijk substantiële activiteiten verricht om werknemers ter beschikking te stellen in het kader van transnationale dienstverrichting en of een gedetacheerde werknemer tijdelijk arbeid in Nederland verricht. Een dienstverrichter die een werknemer detacheert naar Nederland krijgt een meldingsplicht. Voordat de werkzaamheden beginnen moet hij hiervan melding doen en daarbij de nodige informatie verstrekken. En tijdens de werkzaamheden moeten onder meer de arbeidsovereenkomst, urenstaat, bewijs van sociale verzekering, loonstrook en bewijs van loonbetaling ter controle ter inzage liggen. Ook voor de dienstontvanger gelden verplichtingen. Voorafgaand aan de werkzaamheden moet de dienstontvanger een afschrift ontvangen van de melding en deze controleren. Eventuele onjuistheden moet hij melden bij de bevoegde instanties. Voor zowel de dienstverrichter als de dienstontvanger gelden zware boetes bij niet nakoming van de administratieve verplichtingen, en in geval van recidive een verhoging met 100%. Ook is in het wetsvoorstel nader gespecificeerd wat de harde kern van arbeidsvoorwaarden is waarop de gedetacheerde werknemer recht heeft, waaronder welke bestanddelen moeten worden meegenomen bij het bepalen van het minimumloon dat de werknemer toekomt en welke niet. Bron: Min SZW, 9-02-2016

Schending beginselen behoorlijk bestuur, toekenning afdrachtvermindering

Een opleider van schilders komt, ondanks dat niet aan de vereisten is voldaan, toch in aanmerking voor de afdrachtvermindering onderwijs.
Een stichting leidt schilders op die bij de stichting in loondienst zijn. Over 2011 en 2012 claimt de stichting afdrachtvermindering onderwijs voor de schilders. Zij volgen onderwijs om op startkwalificatieniveau te komen. Tijdens een boekenonderzoek constateert de inspecteur dat de stichting niet beschikt over een ‘verklaring werkloze’ van UWV. De inspecteur biedt bij wijze van uitzondering aan de geclaimde startkwalificatie te honoreren wanneer UWV-Werkbedrijf alsnog achteraf een individuele toetsing doet voor alle betreffende werknemers. UWV wil een schriftelijke bevestiging hiervan van de inspecteur. De inspecteur bevestigt via een e-mailbericht aan UWV. Tevens wijst de inspecteur, buiten medeweten van de stichting om, UWV erop dat met de individuele toetsing UWV zich veel werk op de hals haalt en precedentwerking kan hebben. UWV meldt daarop aan de inspecteur dat de stichting een afwijzing krijgt, omdat UWV het niet kan ‘verkopen’ in dit geval toestemming te geven en andere bedrijven af te wijzen. De inspecteur legt aan de stichting vervolgens naheffingsaanslagen met boetebeschikkingen, heffingsrente en belastingrente op. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden heeft de inspecteur door eerst zijn toezegging en vervolgens zijn bericht aan het UWV met betrekking tot de precedentwerking en de hoeveelheid werk, zozeer gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, dat het hof de naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen vernietigt. Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 19-01-2016

Driemaandstermijn is een strikte termijn

De driemaandstermijn voor toepassing van de 30%-regeling bij het aangaan van een nieuwe dienstbetrekking is een strikte termijn.
Een Indiase werknemer woont vanaf 2009 in Nederland. Op zijn werkzaamheden bij zijn toenmalige werkgever is de 30%-regeling van toepassing tot 31 mei 2019. Op 31 december 2012 treedt hij uit dienst. Hij solliciteert op 26 februari 2013 naar een functie bij een nieuwe werkgever, waarmee hij op 23 april 2013 een arbeidsovereenkomst aangaat. Op 8 augustus 2013 verzoeken de werknemer en zijn nieuwe werkgever om voortzetting van de toepassing van de 30%-regeling. De inspecteur wijst dit verzoek af. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de werknemer niet in aanmerking komt voor voortzetting van de 30%-regeling. Om de regeling te mogen voortzetten bij de nieuwe werkgever mag een periode van drie maanden tussen het einde van de tewerkstelling en aangaan van een nieuwe dienstbetrekking niet worden overschreden. De regeling laat namelijk geen ruimte om bij overschrijding van driemaandstermijn op een andere manier aannemelijk te maken dat de werknemer beschikt over een schaarse specifieke deskundigheid. In cassatie oordeelt de Hoge Raad dat de driemaandstermijn geen indicatieve periode is. Dit blijkt uit de nota van toelichting. Ook uit het Uitvoeringsbesluit Loonbelasting 1965 blijkt dat aan het vereiste van schaarse specifieke deskundigheid niet meer kan worden voldaan wanneer de driemaandstermijn is overschreden. Bron: HR 29-01-2016

Slechts klein deel zzp’ers verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid

Van de 800.000 zzp’ers met een hoofdinkomen uit ondernemerschap betaalt ruim een vijfde premie voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Dit aandeel is gedaald van 23,4% in 2011 tot 21,9% in 2013.
Zelfstandigen met personeel (zmp’ers) verzekeren zich vaker tegen arbeidsongeschiktheid dan zzp’ers: in 2013 was bijna 35% van hen verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid, ruim boven het aandeel verzekerde zzp’ers van bijna 22%. Verzekerde zzp’ers droegen7,0% van hun bruto ondernemersinkomen af aan een arbeidsongeschiktheidspremie. Bij verzekerde zelfstandigen met personeel bedroeg de gemiddelde premie 7,3% van hun ondernemersinkomen en bij werknemers 8,1% van het brutoloon. Bij zzp’ers die hun hoofdinkomen verdienen met ondernemerschap blijkt hoe hoger het inkomen is, hoe vaker er premie wordt betaald voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering en lijfrente. Vrouwelijke zzp’er sluiten echter relatief minder vaak een verzekering af tegen arbeidsongeschiktheid dan mannen. Ook zonder partner in huis hebben vrouwelijke zzp’ers minder vaak een arbeidsongeschiktheidsverzekering dan mannen: 13 tegen 19%. Zonder partner is het aandeel vrouwelijke zzp’ers met een arbeidsongeschiktheidsverzekering nog lager: 9%. Mannen met een partner verzekeren zich juist weer vaker tegen arbeidsongeschiktheid: 33%. Jongeren zijn het minst vaak verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. Ruim een op de tien zzp’ers tot 25 jaar betaalt een premie voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering. In de leeftijdsgroep 25 tot 45 jaar is een kwart verzekerd. In de leeftijdsgroep tot 65 daalt het aantal verzekerde zzp’ers weer licht. Vanaf 65 jaar is van een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid vrijwel geen sprake meer (slechts 1%). Vooral in de sectoren bouwnijverheid, landbouw, bosbouw en visserij en financiële dienstverlening zijn zzp’ers verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. In de sectoren cultuur, recreatie en overige diensten, handel, vervoer en horeca en verhuur van en handel in onroerend goed daarentegen zijn weer relatief weinig zzp’ers deze verzekerd. Bron: CBS 6-02-2016

© lArcade 2024