Inloggen

Archief

Prinsjesdag 2016 – Belastingpakket 2017

Het pakket Belastingplan 2017 bestaat dit jaar uit zes wetsvoorstellen: Belastingplan 2017, Overige Fiscale Maatregelen 2017, Fiscale vereenvoudigingswet 2017, wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen, wetsvoorstel Wet fiscale maatregelen rijksmonumenten en scholing en het wetsvoorstel Wet tijdelijk verlaagd tarief laadpalen met een zelfstandige aansluiting. Hieronder de belangrijkste wijzigingen.
Inkomensbeleid: Beperking verlenging derde schijf loon- en inkomstenbelasting In 2016 bedraagt de bovengrens van de derde schijf van de loon- en inkomstenbelasting € 66.421. Op grond van eerdere wetsaanpassingen en inflatiecorrectie zou deze bovengrens per 2017 worden verhoogd naar € 67.472. Dit wordt met € 400 verlaagd naar € 67.072. Verhoging algemene heffingskorting Op grond van eerdere wetsaanpassingen en inflatiecorrectie zou de maximale algemene heffingskorting in 2017 worden verlaagd naar € 2.206. Voorgesteld wordt de maximale algemene heffingskorting met € 48 te verhogen naar € 2.254. Beperking verhoging maximale arbeidskorting en wijziging startpunt afbouw arbeidskorting Op grond van eerdere wetsaanpassingen en inflatiecorrectie zou de maximale arbeidskorting per 2017 worden verhoogd naar € 3.268. Dit wordt met € 46 verlaagd naar € 3.223. Ook het startpunt van de afbouw van de arbeidskorting wordt aangepast. Deze zou per 2017 € 33.944 bedragen. Voorgesteld wordt het startpunt verder te verlagen met € 1.500 naar € 32.444. Verhoging ouderenkorting Op grond van het Belastingplan 2016 wordt de in die wet opgenomen verhoging van de ouderenkorting per 2016 van € 222 per 2017 grotendeels teruggedraaid. Voorgesteld wordt om de ouderenkorting, nadat de hiervoor genoemde verlaging is aangebracht en de indexatie heeft plaatsgevonden, met € 215 te verhogen. In dat geval wordt de ouderenkorting per 2017 € 1.292 (in 2016: € 1.187) voor pensioengerechtigden met een verzamelinkomen van niet meer dan € 36.057. Constructiebestrijding en aanpak belastingontwijking: Maatregelen box 2-beleggen in vrijgestelde beleggingsinstellingen: dichten sluiproute waarmee box 2- en box 3-heffing kan worden uitgesteld of ontlopen: Voortaan moet in box 2 worden afgerekend over de positieve ab-claim als een lichaam waarin de belastingplichtige een ab heeft de vbi–satatus krijgt; Box 3-vermogen dat wordt ondergebracht in een vbi waarin de belastingplichtige een ab heeft wordt niet alleen in box 2 maar ook in box 3 belast als dit vermogen binnen achttien maanden weer terugkomt in box 3 -> wel tegenbewijsregeling Het percentage van het forfaitaire rendement uit een vbi wordt automatisch gekoppeld aan het voor dat jaar geldende percentage van de hoogste schijf in box 3 Beperking reikwijdte toerekeningsstop APV en voorkoming dubbele belasting anders vorm geven -> Toerekeningsstop geldt alleen nog voor APV’s die een actieve onderneming drijven. Daarnaast worden in het besluit voorkoming dubbele belasting aanvullende voorkomingsregelingen worden getroffen. Innovatiebox: nexusbenadering en toegangscriteria worden geïmplementeerd in de Nederlandse innovatiebox (zie ook BZ Advies, 2016, nr. 6 De innovatiebox staat onder druk) Wijziging specifieke renteaftrekbeperkingen: wijzigingen gericht tegen winstdrainage en in de overnameholdingbepaling voor boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2017 Stimulering start-ups: Aanpassing gebruikelijk loon start-ups Voor dga’s van (startende) ondernemingen met lage of geen winst is het onder omstandigheden mogelijk het loon in overleg met de Belastingdienst op een lager bedrag vast te stellen dan bij dga’s van andere ondernemingen. Daar dit proces vaak tijdrovend en onzeker is voor de betreffende start-up wordt de regeling versoepeld: vanaf 2017 mag het gebruikelijk loon van de dga van een innovatieve start-up worden vastgesteld op het wettelijke minimumloon. Dit wordt mogelijk voor dga’s van bedrijven die speur- en ontwikkelingswerk verrichten en voor de toepassing van de S&O-afdrachtvermindering als starter worden aangemerkt. Deze maatregel komt te vervallen per 1 januari 2022. Verlenging van de eerste tariefschijf van de vennootschapsbelasting De eerste tariefschijf van de vennootschapsbelasting van 20% wordt in 2018 verlengd van € 200.000 naar € 250.000, in 2020 van € 250.000 naar € 300.000 en in 2021 van € 300.000 naar € 350.000. Deze maatregel is aangekondigd in de brief van 1 juli 2016 over de voorgestelde uitfasering van het pensioen in eigen beheer. Maatregelen als gevolg van jurisprudentie: Teruggaaf dividendbelasting voor niet-ingezetenen en heffingsvrij vermogen voor buitenlands belastingplichtigen Bouwterrein btw Wijziging btw-vrijstelling watersportorganisaties   Overige Fiscale Maatregelen 2017 IB Toerekening schulden die deel uitmaken van een algemeenheid waarop krachtens erfrecht een vruchtgebruik rust -> alle vermogensbestanddelen die deel uitmaken van een algemeenheid waarop krachtens erfrecht een vruchtgebruik rust worden voor box 3 gelijk behandeld dus ook de schulden. Codificatie beleidsbesluit vruchtgebruik -> wettelijk wordt vastgelegd dat een vruchtgebruiker die krachtens erfrecht de rente en kosten die hij betaalt op een schuld die de erflater is aangegaan en waarvan de eigendom bij de bloot eigenaar ligt in aftrek kan brengen als aftrekbare kosten voor de eigen woning. Het besluit uit 2014 wordt op verschillende punten aangepast. Heffing beloningen bestuurders en commissarissen: voorgesteld wordt voor buitenlands belastingplichtige bestuurders en commissarissen van in Nederland gevestigde vennootschappen in de Wet IB 2001 vast te leggen dat zowel wanneer sprake is van winst uit onderneming als wanneer sprake is van loon of resultaat uit overige werkzaamheden Nederland ook volgens nationaal recht over deze beloningen kan heffen. Intrekking spaarrenterichtlijn: in verband met de invoering van de CRS-richtlijn wordt de spaarrichtlijn ingetrokken. Codificatie beleidsbesluit tijdklemmen: wettelijk wordt vastgelegd dat de termijnen die als voorwaarden gelden om een vrijstelling te kunnen benutten bij het tot uitkering komen van een kapitaalverzekering eigen woning, een spaarrekening eigen woning, een beleggingsrecht eigen woning of een zogenoemde Brede Herwaarderingskapitaalverzekering in bepaalde situaties buiten toepassing zijn verklaard. Loonbelasting WVA Wettelijk zal worden vastgelegd dat eindheffingsloon is uitgesloten van het loonbegrip dat in het kader van de van de S&O-afdrachtvermindering wordt gehanteerd voor de berekening van het gemiddelde uurloon. Dit betreft codificatie van bestaande praktijk. De boetebepaling van de WVA wordt vereenvoudigd. Op dit moment wordt bij het niet tijdig of niet melden van de bestede S&O-uren en gerealiseerde kosten en uitgaven een boete opgelegd van in de praktijk maximaal € 2.500. Ter verduidelijking van de wet wordt voorgesteld om in de bepaling een maximumboete op te nemen ter hoogte van dit bedrag. De hoogte van dit bedrag zal eens in de vijf jaar geëvalueerd worden. Verder wordt voorgesteld dat bij het opleggen van deze boetes een lichtere procedure geldt dan de volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geldende procedure. Erf- en schenkbelasting Reparatie arrest over bedrijfsopvolgingsregeling bij indirecte aandelenbelangen van minder dan 5% -> De reparatie houdt kort gezegd in dat de uitleg en werkwijze zoals de Belastingdienst die sinds 2010 heeft gehanteerd wettelijk wordt vastgelegd. Termijn vaststelling aanslag na schenking eigen woning: voorgesteld wordt om de termijn voor het opleggen van de aanslag vast te stellen op vijf jaar Toeslagen Fatale termijn voor herziening voorschot en vaststelling toeslag: de bevoegdheid om nog na verloop van lange tijd de tegemoetkoming over een berekeningsjaar toe te kennen tot een lager bedrag dan het bedrag van het verleende voorschot of het voorschot te herzien tot een lager bedrag met de terugvordering van het ten onrechte uitbetaalde gedeelte tot gevolg vervalt ingeval vijf jaar zijn verstreken na de laatste dag van het berekeningsjaar. Aanpassing Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit Creëren grondslag voor informatie-uitwisseling Fiscale vereenvoudigingswet 2017 Stroomlijnen invorderingsregelgeving belastingen en toeslagen De belangrijkste elementen zijn: aanwijzing van de ontvanger als het bevoegde bestuursorgaan voor de invordering van niet enkel belastingen, maar voortaan ook van toeslagen; introductie van een debiteurgerichte (in plaats van vorderinggerichte) betalingsregeling voor (in beginsel) burgers; kwijtschelding van restschuld na afloop van de betalingsregeling voor (in beginsel) burgers; rechtsbescherming via de fiscale rechter; wijziging van het verrekeningsregime; preferentie voor toeslagschulden. Inhoudingsvrijstelling dividendbelasting vrijgestelde Vpb-lichamen Onder voorwaarden wordt een inhoudingsvrijstelling voor de dividendbelasting geïntroduceerd voor opbrengsten die worden ontvangen door lichamen die (deels) niet aan de vennootschapsbelasting zijn onderworpen (alsmede voor daarmee vergelijkbare buitenlandse lichamen). Vereenvoudigingen teruggaafregeling oninbare vorderingen btw en milieubelastingen Het recht op teruggaaf ontstaat op het tijdstip dat de oninbaarheid van de vordering kan worden vastgesteld. maar ontstaat in ieder geval op het moment dat de vordering één jaar nadat deze opeisbaar is geworden nog niet is betaald. Ook kan de ondernemer het bedrag van de teruggaaf simpelweg in mindering brengen op de periodieke aangifte voor de btw en, indien van toepassing, de desbetreffende milieubelasting. Een aantal suggesties uit de internetconsultatie zijn overgenomen. Afschaffen fictieve dienstbetrekking commissaris De fictieve dienstbetrekking voor de commissaris wordt afgeschaft. Dit betreft een toezegging die bij de behandeling van de Wet DBA in de Eerste Kamer is gedaan. In een beleidsbesluit was op deze aanpassing al vooruitgelopen. Afschaffen jaarloonuitvraag De jaarloonuitvraag is in 2006 ingevoerd naar aanleiding van de problemen met de gegevensleveringen uit de polisadministratie voor de belasting- en premieheffing en de toeslagen. Sindsdien zijn veel verbeteringen doorgevoerd in de loonaangifteketen waardoor de jaarloonuitvraag volgens de Belastingdienst en het UWV inmiddels geen toegevoegde waarde meer biedt. Omdat het in stand houden wel een investering zou vergen bij softwareontwikkelaars en de Belastingdienst wordt voorgesteld de jaarloonuitvraag af te schaffen met ingang van 1 januari 2017. Dit betekent dat over het jaar 2016 geen jaarloonuitvraag meer kan worden gedaan. Uitbreiding mogelijkheid tot verlegging van de inhoudingsplicht voor concernonderdelen Op dit moment is verlegging van de inhoudingsplicht van een buitenlands naar een Nederlands concernonderdeel slechts beperkt mogelijk, namelijk in het geval dat een buitenlands concernonderdeel bemiddelt bij de tewerkstelling van een werknemer in Nederland. Voorgesteld wordt de bestaande mogelijkheid om de inhoudingsplicht te verleggen naar een Nederlands concernonderdeel uit te breiden door de voorwaarde dat er sprake moet zijn van bemiddeling bij de tewerkstelling van personeel te laten vervallen. Hierdoor kan elk buitenlands concernonderdeel dat inhoudingsplichtig is deze inhoudingsplicht verleggen, mits een Nederlands concernonderdeel dat tot hetzelfde concern behoort bereid is om de inhoudingsplicht over te nemen. Om de inhoudingsplicht te verleggen is een gezamenlijk verzoek van beide concernonderdelen nodig. Aanpassing zesmaandentermijn bij opteren belastingplicht vennootschapsbelasting voor stichtingen en verenigingen -> het verzoek moet uiterlijk gelijktijdig met het indienen van de aangifte worden gedaan. Wet Uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen De mogelijkheid van opbouw van een pensioen in eigen beheer wordt per 1 januari 2017 afgeschaft, gecombineerd met een tijdelijke maatregel (drie jaar) die voorziet in de mogelijkheid van een fiscaal gefaciliteerde afkoop van het reeds opgebouwde pensioen in eigen beheer. Voor dga’s die hier geen gebruik van kunnen of willen maken, wordt de mogelijkheid geboden om op het moment van het fiscaal geruisloos afstempelen van de pensioenaanspraak naar het niveau van de fiscale waarde van de pensioenverplichting, de pensioenaanspraak om te zetten in een aanspraak ingevolge een zogenoemde oudedagsverplichting. Daarnaast bevat het onderhavige wetsvoorstel enige andere fiscale maatregelen die ook betrekking hebben op oudedagsvoorzieningen. Een aantal van deze maatregelen draagt bij aan het vereenvoudigen van de toepassing van de belastingwetgeving en beoogt de administratieve lasten te verminderen of te voorkomen. Het gaat hierbij om maatregelen met betrekking tot pensioenuitkeringen die ingaan per de eerste dag van de maand, de afschaffing van de 100%-grens en daarvan afgeleide grenzen en de afschaffing van het doorwerkvereiste. De andere maatregelen die in dit wetsvoorstel zijn opgenomen zien op de omvang van het nabestaandenoverbruggingspensioen voor halfwezen en de toevoeging van beleggingsondernemingen als toegelaten aanbieder voor lijfrenteproducten. Wet fiscale maatregelen rijksmonumenten en scholing Aftrek uitgaven voor monumentenpanden Voorgesteld wordt deze regeling per 2017 te beëindigen. Scholingsaftrek vervalt per 2018 De persoonsgebonden aftrek in de IB voor scholingsuitgaven voor een opleiding of een studie gericht op een (toekomstig) beroep en waarvoor geen recht bestaat op studiefinanciering komt per 2018 te vervallen. Wet tijdelijk verlaagd tarief laadpalen met een zelfstandige aansluiting De energiebelasting op elektriciteit geleverd via openbare laadpalen wordt zodanig aangepast, dat zij niet langer een knelpunt vormt voor de transitie naar elektrisch rijden. Hiervoor wordt voor de eerste 10.000 kWh het tarief verlaagd van het hogere reguliere tarief van de eerste schijf naar het lagere tarief van de tweede schijf. Het verlaagde tarief zal vier jaar van toepassing zijn van 2017 tot en met 2020. Bron: Prinsjesdagstukken: Belastingplan 2017, Overige Fiscale maatregelen 2017, Fiscale vereenvoudigingswet 2017, Wet Uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen, Wet fiscale maatregelen rijksmonumenten en scholing, Wet tijdelijk verlaagd tarief laadpalen met een zelfstandige aansluiting  

Wiebes: geen boetegolf na 1 mei 2017

In een Kamerbrief geeft staatssecretaris Wiebes van Financiën een eerste voortgangsrapportage inzake de Wet DBA. In de Kamerbrief gaat de staatssecretaris in op de voortgang rond modelovereenkomsten, de communicatie en de handhaving.
De bewindsman benadrukt in zijn rapportage dat met de Wet DBA alleen de VAR is afgeschaft, verder is alles bij het oude gebleven. Het werken met een modelovereenkomst is ook geen verplichting. Eigenlijk stelt de bewindsman met zoveel woorden dat een modelovereenkomst alleen voor die gevallen waar opdrachtgever en opdrachtnemer twijfelen over de kwalificatie van de arbeidsrelatie een modelovereenkomst zou kunnen worden gebruikt om vooraf zekerheid te bieden. Is er geen twijfel over het werken buiten dienstbetrekking, dan is een modelovereenkomst niet nodig. En is het vrijwel zeker dat er niet buiten dienstbetrekking wordt gewerkt, dan helpt een modelovereenkomst ook niet. Volgens Wiebes is er in inmiddels een grotendeels dekkend stelsel van modelovereenkomsten ontstaan voor arbeidsrelaties die zich lenen voor werken buiten dienstbetrekking bestaande uit tien algemene modelovereenkomsten en circa vijftig sectorspecifieke overeenkomsten. Daarnaast zijn overeenkomsten voorgelegd door afzonderlijke opdrachtnemers die behoefte hebben aan meer bedrijfsspecifieke modelovereenkomsten. De doorlooptijd bij de beoordeling van die individuele modelovereenkomsten is relatief lang, tien weken, maar dat zou komen doordat de staatssecretaris de opdracht heeft gegeven om een afwijzing niet met een simpel ‘nee’ te beantwoorden. Aan de beoordeling van de voorgelegde overeenkomsten wordt op dit moment gewerkt door 40 fte. Dit zal worden uitgebreid naar 60 fte. Ten aanzien van de handhaving benadrukt Wiebes dat (goedwillende) ondernemers volgend jaar na 1 mei geen boetegolf hoeven te verwachten. In geval van goedwillende ondernemers zal de Belastingdienst nadere uitleg geven, eventueel waarschuwen en nadere afspraken maken. ‘En waar de beoordeling van een (model)overeenkomst nog gaande mocht zijn, waardoor nog gerede onzekerheid bestaat, past het de Belastingdienst uiteraard niet om boetes op te leggen. Dat gebeurt dan ook niet,’ aldus Wiebes. Bron: MvF 19-09-2016

Geen verlengde navorderingstermijn voor in buitenland gestorte zwarte omzet

Volgens Rechtbank Den Haag is de verlengde navorderingstermijn van twaalf jaar niet van toepassing in een situatie waarin de ondernemer de door hem in Nederland behaalde verzwegen omzet naar een buitenlandse bankrekening overboekt.
Een echtpaar drijft sinds 1992 een ijssalon. Sinds de jaren negentig is het echtpaar rekeninghouder van een aantal Luxemburgse bankrekeningen. Deze bankrekening zijn niet aangegeven in de aangiften. Op 14 april 2014 heeft het echtpaar een inkeerverklaring aan de inspecteur gestuurd in verband met de door hen in Luxemburg aangehouden bankrekeningen. Op 1 mei 2015 sluiten ze met de inspecteur een vaststellingsovereenkomst gesloten over een reeks van jaren. Voor het jaar 2005 is daarbij een voorbehoud gemaakt om in bezwaar en beroep te kunnen gaan in verband met een correctie van het box 1-inkomen van in totaal € 60.000. Dit voorbehoud werd gemaakt om na te gaan of de correctie kan worden gemaakt op basis van de verlengde navorderingstermijn van twaalf jaar. De correctie betreft een storting in contanten op 4 november 2005 op één van de Luxemburgse bankrekeningen. De inspecteur heeft voor het jaar 2005 aan beide echtelieden een navorderingsaanslag opgelegd waarbij het inkomen met € 30.000 werd verhoogd. Voor Rechtbank Den Haag is het de vraag of de verlengde navorderingsaanslag van toepassing is. Het bedrag van € 30.000 is niet als box 1-inkomen aangegeven en daarmee was de vereiste aangifte niet is gedaan. De navorderingsaanslag is opgelegd met toepassing van art. 16 lid 4 AWR: de navorderingstermijn wordt verlengd tot twaalf jaren, indien te weinig belasting is geheven over een bestanddeel van het voorwerp van enige belasting dat in het buitenland wordt gehouden of is opgekomen. De inspecteur neemt pas bij de rechtszaak de stelling in dat mogelijk sprake is van verzwegen omzet die in het buitenland is behaald. Omdat deze stelling door de inspecteur niet is onderbouwd, gaat de rechtbank hieraan voorbij. Beoordeeld moet worden of de kasstorting ziet op verzwegen Nederlandse omzet. Volgens de rechtbank valt een situatie waarin de ondernemer de door hem in Nederland behaalde verzwegen omzet naar een buitenlandse bankrekening overboekt niet onder de reikwijdte van art. 16, lid 4 AWR. Dit blijkt ook uit een arrest van de Hoge Raad waaruit valt op te maken dat van een in het buitenland opgekomen inkomensbestanddeel geen sprake is, indien aan de ontvangst van de gelden slechts een binnen Nederland plaatsgevonden gedraging ten grondslag ligt. De inspecteur kan de verlengde navorderingstermijn niet toepassen. Bron: Rb. Den Haag 12-07-2016

Nabetaling onregelmatigheidstoeslag tijdens vakantie

Ook in hoger beroep FNV Zorg & Welzijn van de rechter gelijk gekregen in verschillende zaken over doorbetaling van de onregelmatigheidstoeslag tijdens vakanties en verlof. De zaak is aangespannen voor leden die werkzaam zijn als triagist op huisartsenposten in Zuid-Holland.
Sinds 1 januari 2014 ontvangen werknemers van huisartsenposten op grond van de cao Huisartsen­zorg onregelmatigheidstoeslag over opgenomen verlof- en vakantie uren. Eerder was dit niet het geval. Triagisten kregen tijdens verlof en vakantie enkel hun basisloon uitbetaald. Het Europese Hof van Justitie had in verschillende uitspraken (HvJ 15-09-2011, C-155/10; HvJ 22-05-2014, C-539/12) verklaard dat vergoedingen die samenhangen met de uitvoering van taken die de werknemer zijn opgedragen in zijn arbeidsovereenkomst worden gerekend tot de globale beloning van de werknemer. Alleen looncomponenten die strekken tot vergoeding van occasionele of bijkomende kosten die worden gemaakt bij uitvoering van de taken hoeven volgens het Europese Hof niet in aanmerking te worden genomen bij het vaststellen van het vakantieloon. In het geval van de triagisten behoorde de onregelmatigheidstoeslag op grond van die uitspraak dus tot het loon dat in aanmerking moet wroden genomen bij de berekening van de vakantietoeslag. De werkgevers waren bereid om eenmalig een bedrag uit te betalen ter hoogte van twee-en-een-half jaar gemiste onregelmatigheidstoeslag, mits de medewerkers zouden afzien van gerechtelijke stappen. Een aantal leden van FNV Zorg & Welzijn is niet op het aanbod ingegaan en heeft ervoor gekozen om met behulp van de vakbond nabetaling te eisen over de gehele wettelijke navorderingstermijn van 5 jaar. Vorig jaar stelde de kantonrechter hen al in het gelijk en die uitspraak is nu in hoger beroep bevestigd door het hof. FNV Zorg & Welzijn heeft bij wijze van proefproces namens een klein aantal leden op drie plaatsen in het land een rechtszaak aangespannen tegen huisartsenposten die weigerden gemiste onregelmatig­heids­toeslag over de volledige navorderingstermijn van 5 jaar na te betalen. Binnenkort oordeelt het Hof in Den Bosch over vergelijkbare zaken in Zeeland. De vakbond verwacht dat door de uitspraak van Hof Den Haag ook in overige zorgsectoren (ziekenhuizen, GGZ, verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg) geoordeeld zal worden dat over vakantiedagen onregelmatigheids­toeslag moet worden betaald. Bron: FNV 15-09-2016; Hof Den Haag 13-09-2016

Zorgkosten voor lipoedeem aftrekbaar

Op zorgkosten aftrekbaar zijn, is het niet van belang dat het een aandoening betreft die is opgenomen op de ICD-lijst van de WHO. Die lijst is volgens Hof Arnhem-Leeuwarden niet maatgevend voor de bepaling of er sprake is van een ‘ziekte’. Dit moet per geval beoordeeld worden.
Een vrouw heeft in toenemende mate pijnklachten van lipoedeem, een chronisch progressieve aandoening. Op doorverwijzing van de dermatoloog ondergaat de vrouw een liposuctie. De zorgverzekeraar vergoedt de behandeling niet. De kosten van de behandeling ad € 16.500 worden in de aangifte IB/PV 2011 van haar echtgenoot in aftrek gebracht als specifieke zorgkosten. De inspecteur heeft de kosten van de behandeling niet in aftrek toegestaan. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat alleen zorgkosten in aftrek kunnen worden gebracht als het een ziekte betreft die is opgenomen in de lijst van International Classification of Diseases (ICD-lijst), opgesteld door de WHO. Lipoedeem komt niet voor in deze lijst. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden kunnen aan het hanteren van een algemeen aanvaarde lijst van ziekten zeker uitvoeringstechnische voordelen zijn verbonden. Echter, de ICD-lijst is niet opgesteld voor fiscale doeleinden. Gelet op het rechtszekerheidsbeginsel - de inspecteur stelt een voorwaarde voor aftrek, vermelding op de ICD-lijst, die door de wetgever niet is gesteld - , de (niet-fiscale) achtergrond en doelstelling van de ICD-lijst en de omstandigheid dat enige tijd kan verstrijken tussen een verzoek een ziekte op de lijst op te nemen en de uiteindelijke vermelding, komt het hof tot de conclusie dat het niet gerechtvaardigd is dat slechts van een ziekte sprake is als deze op de ICD-lijst is vermeld. Het hof oordeelt vervolgens dat als uitgangspunt moet worden genomen dat men van een ‘ziekte’ spreekt in het geval zich een al dan niet aangeboren verminderde of verstoorde gezondheidstoestand voordoet. Dit moet per individuele situatie worden beoordeeld. Er zijn voldoende feiten en omstandigheden gesteld die de conclusie kunnen rechtvaardigen dat daarvan in dit geval sprake is. Ook stelt het hof vast dat diverse specialisten lipoedeem aanduiden als een ziekte en dat is verzocht lipoedeem op de ICD-lijst te plaatsen. Volgens het hof is lipoedeem dus een ziekte waarvan de behandelkosten voor aftrek in aanmerking komen. Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 9-08-2016

© lArcade 2024