Inloggen

Archief

Modelovereenkomst ‘als het moet’; tussenpersoon ‘voor de zekerheid’

Veel zzp’ers geven aan dat hoewel volgens hen geen twijfel is over hun ondernemerschap, opdrachtgevers sinds de invoering van de Wet DBA onzekerder zijn geworden. Volgens deze zzp’ers vragen ze zzp’ers vaker om hun werk te doen in een payroll- of uitzendconstructie.
Uit een KvK-onderzoek onder zelfstandige professionals (ruim 77% van alle zzp’ers) blijkt dat 95% van hen meer dan één opdrachtgever heeft. In een derde van de gevallen gaat het zelfs om meer dan tien opdrachtgevers. Gemiddeld besteden deze zzp’ers 41% van hun tijd aan de grootste opdrachtgever. Van de zelfstandige professionals heeft 79% in het verleden weleens een VAR-verklaring aangevraagd. 21% heeft dit nog nooit gedaan, omdat ze de VAR niet nodig hadden om te laten zien dat ze zelfstandig ondernemer zijn. Sinds de invoering van de Wet DBA gebruikt van degenen die in het verleden weleens een VAR-verklaring hadden aangevraagd, 28% nu een modelovereenkomst, een vijfde is er nog mee bezig (8%) of is het van plan (12%), 35% gaat dat alleen doen als opdrachtgevers er om vragen. De rest (17%) is het niet van plan. Van de groep zzp’ers die nooit een VAR-verklaring heeft aangevraagd geeft bijna de helft aan niet van plan te zijn om een modelovereenkomst te gaan gebruiken. Een kwart geeft echter aan nu wel gebruik te maken van een modelovereenkomst (13%) of er gebruik van wil maken (7%) of nog bezig te zijn met het opstellen (5%). Hoewel de zelfstandige professionals zich zeker voelen over hun ondernemerschap, is volgens veel zzp’ers bij de opdrachtgevers niet het geval. Bijna een vijfde (18%) van de zzp’ers heeft in het afgelopen jaar vaker dan het jaar ervoor meegemaakt dat een opdrachtgever liever geen zzp’ers meer inhuurt. Ze lopen vaker tegen opdrachtgevers aan die alleen nog maar willen werken via een tussenpartij, zoals een bemiddelaar, een payrollbedrijf of een uitzendbureau. Bron: KvK 13-02-2017

Langdurige werkloosheid daalt

Voor het eerst sinds 2009 is de langdurige werkloosheid gedaald. Ook onder 55-plussers nam het aantal langdurig werklozen af, al was de daling minder dan bij de jongere leeftijdsgroepen.
Iemand is langdurig werkloos als hij of zij twaalf maanden of meer geen betaald werk heeft gehad, maar wel recent naar werk heeft gezocht en daarvoor ook direct beschikbaar is. In 2015 bedroeg het aantal langdurig werklozen 259.000, waarvan 88.000 ouder dan 55 jaar. Het aantal langdurig werklozen is zes jaar op rij gestegen, maar vorig jaar is er voor het eerst weer sprake van een daling. In 2016 bedroeg het aantal langdurig werklozen 216.000. In 2015 was de daling voor de leeftijdsgroepen onder de 55 jaar al ingezet, maar tegenover die een (kleine) daling onder die leeftijdsgroepen stond nog een toename (+12.000) van de het aantal langdurig werklozen onder 55-plussers. Dit beeld is bekend uit de vorige periode met oplopende werkloosheid, ruim tien jaar geleden. Ook toen bleef het aantal langdurig werkloze ouderen lang groeien. Een verschil met toen is dat er nu in verhouding meer langdurig werklozen ouder zijn dan 55 jaar. In de andere leeftijdsgroepen was de toename de afgelopen jaren minder groot. Ook de totale werkloosheid onder 55-plussers ( kort en langdurig) begon een jaar later te dalen dan bij de jongere leeftijdsgroepen. De toename van de werkloosheid bij ouderen begon echter ook een jaar later, in 2010 in plaats van in 2009, dan bij de andere groepen. Onder 55-plus-mannen daalde de werkloosheid in 2016, maar bij vrouwen uit de leeftijdsgroep was er nog een toename. Daar staat tegenover dat de toename in de periode 2010-2015 ook groter was bij mannen dan bij vrouwen. Het beeld verandert iets als niet naar het aantal werklozen wordt gekeken, maar naar het gehele onbenutte arbeidsaanbod zonder werk. Zo zijn er mensen die wel op zoek zijn naar werk, maar niet zouden kunnen starten, en er zijn mensen die juist niet op zoek zijn naar werk maar wel direct kunnen beginnen. In 2016 waren er bijvoorbeeld 22.000 mannen en 28.000 vrouwen van 55-plus die wel zouden kunnen beginnen met werken maar niet meer naar werk zochten, omdat ze niet verwachtten nog een baan te krijgen. Deze ontmoedigden en mensen die om andere redenen niet recent hebben gezocht of niet onmiddellijk kunnen starten, tellen niet mee in het werkloosheidscijfer. Worden deze wel betrokken in de beschouwing, dan loopt de ontwikkeling bij vrouwen en mannen meer gelijk op. Bron: CBS 13-02-2017

Spaar- en beleggingshypotheken eerder af te lossen

Vanaf 1 april 2017 hoeven huiseigenaren met een spaarhypotheek niet meer te wachten tot de termijnen van 15 of 20 jaar zijn verstreken om hun spaarhypotheek belastingvrij te kunnen aflossen. Met de inwerkingtreding van een aantal aangepaste artikelen in de Wet IB 2001 hebben ook deze huiseigenaren ten alle tijden de keuze om vervroegd hun hypotheek af te lossen zonder dat hier een fiscale boete op staat.
In het wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen 2017 werd voorgesteld om wettelijk vast te leggen dat de termijnen (15 jaar of 20 jaar) die als voorwaarden gelden om een vrijstelling te kunnen benutten bij het tot uitkering komen van een kapitaalverzekering eigen woning, een spaarrekening eigen woning, een beleggingsrecht eigen woning of een zogenoemde Brede Herwaarderingskapitaalverzekering in bepaalde situaties buiten toepassing te verklaren. Hiermee zou een beleidsbesluit worden gecodificeerd. De Kamerleden Omtzigt en Ronnes hebben vervolgens een amendement ingediend waarin zij voorstellen de fiscale tijdklemmen (de termijnen van 15 en 20 jaar) voor KEW, SEW en BEW geheel te laten vervallen. Dit amendement is aangenomen en zal per 1 april 2017 in werking treden. In een brief aan de Tweede Kamer waarin de staatssecretaris ingaat op het onderzoek naar de impact van het geheel vervallen van tijdklemmen, doet de staatssecretaris de toezegging om met een besluit te komen waarin de tijdklemmen ook voor Brede Herwaarderingskapitaalverzekeringen vervallen. Dit omdat deze kapitaalverzekeringen niet in het aangepaste wetsartikelen zijn meegenomen en zonder dit besluit buiten de boot zouden vallen. Daarnaast zal in een beleidsbesluit in ieder geval worden goed gekeurd dat personen bij wie de polis op de datum van dagtekening van deze brief (8-02-2017) voorziet in de (contractuele) mogelijkheid om de polis na ten minste 15 jaar premiebetaling premievrij te maken en hiervan gebruikmaken of hebben gemaakt, geacht worden te hebben voldaan aan de eis van gedurende de looptijd jaarlijks premie voldoen. Eenzelfde goedkeuring zal ik opnemen voor gevallen waarin sprake is van een overeengekomen verkorte premieduur met dien verstande dat ten minste 15 jaar premie moet zijn of worden betaald. Bron: MvF 8-02-2017

Onderscheid failliete en niet-failliete inleners

Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant hoefde de ontvanger niet eerst de bestuurders van malafide uitzendbureaus aan te spreken, alvorens hij bij de inlener aanklopte. De wet voorziet niet in een voorrangsregel voor de aansprakelijkstelling. Ook het feit dat failliete inleners niet werden aangesproken en andere wel, leverde geen strijd met het gelijkheidsbeginsel op.
Een onderneming wordt in 2014 aansprakelijk gesteld voor de niet betaalde loonheffing voor ingeleende technische uitzendkrachten in de periode 2007-2010. De uitzendkrachten waren ingeleend bij achtereenvolgens vijf uitzendbureaus. Naar de uitzendbureaus, waarbij telkens de leden van één familie betrokken waren, startte de FIOD in 2009 een strafrechtelijk onderzoek. De inspecteur heeft vervolgens in 2012 en 2013 boekenonderzoeken bij de uitzendbureaus ingesteld, waaruit bleek dat er geen of nauwelijks administratie was. Daarna volgden onderzoeken bij de inlenende bedrijven. Aan de hand van hun administratie is berekend welk bedrag aan loonheffing verschuldigd was voor de door hen ingeleende werknemers. Bij de inlenende bedrijven die failliet waren, is een dergelijk onderzoek niet ingesteld. De onderneming verzet zich tegen de aansprakelijkstelling: volgens haar is er onder meer sprake van willekeur en strijd met het gelijkheidsbeginsel. De onderneming stelt dat eerst de bestuurders van de uitzendbureaus hadden moeten worden aangesproken. Maar daarover stellen de ontvanger en de rechtbank dat de wet dergelijke voorrangsregels niet kent. Ook is er volgens de rechtbank geen strijd met het gelijkheidsbeginsel omdat de ontvanger niet-failliete inleners wel aanspreekt, maar failliete niet. Bij failliete inleners is immers geen onderzoek gedaan en kon er voor hun inleningen ook niet worden nageheven. Bij gebrek aan nageheven loonheffing was er dus ook geen wettelijke basis om deze failliete ondernemers aansprakelijk te stellen. Dat de inspecteur het onderzoek beperkte tot de niet-failliete inleners was volgens de rechtbank niet onredelijk. Die keuze zal mede zijn ingegeven door de gebrekkige verhaalmogelijkheid op failliete inleners. De rechtbank acht dat een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor het verschil in behandeling. De onderneming meent ook dat de Belastingdienst al in 2009 had moeten waarschuwen voor de praktijken bij de uitzendbureaus. Daarover oordeelt de rechtbank dat op de ontvanger, dan wel de Belastingdienst geen actieve inlichtingenplicht rust jegens klanten van bedrijven waarnaar een onderzoek wordt ingesteld. Bovendien betrof destijds het onderzoek de omzetbelasting: niet aannemelijk was dat dit onderzoek enige relatie had met de uitleningen nu daarvoor de verleggingsregeling geldt. Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 15-12-2016 (publ. 31-01-2017)

Drie maanden coulancetermijn pensioen eigen beheer

Dga’s krijgen een coulancetermijn van drie maanden na inwerkintreding van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale maatregelen om hun pensioenregeling aan te passen aan de wijzigingen als gevolg van dit wetsvoorstel.
Staatssecretaris Wiebes schrijft aan de Kamer ernaar te streven dat de maatregelen uit dit wetsvoorstel per 1 april 2017 in werking treden. Naar zijn inschatting leidt dat niet tot een beperking van de mogelijkheden om het pensioen in eigen beheer af te kunnen kopen tegen het meest gunstige tarief. Dga’s die in 2017 willen afkopen, zullen namelijk zeer waarschijnlijk reeds met de voorbereidende handelingen hiervoor zijn begonnen en hebben nog steeds tot en met 31 december 2017 de gelegenheid om van het meest gunstige tarief gebruik te maken. Door de latere inwerkingtreding is er langer de tijd voor de handelingen die dga’s moeten verrichten om hun pensioenregeling aan te passen aan de wijzigingen als gevolg van het wetsvoorstel, zoals het premievrij maken van het pensioen in eigen beheer. Voor dga’s die dit desondanks niet lukt, komt er de al eerder toegezegde coulancetermijn van drie maanden voor het verrichten van deze handelingen. Deze coulancetermijn wordt na inwerkingtreding van de wet nog steeds in volle omvang, namelijk voor een periode van drie maanden, gegeven. Een eigenbeheerlichaam wordt ook tijdens de coulancetermijn aangemerkt als toegelaten verzekeraar. In een concept beleidsbesluit Uitfasering Pensioen in eigen beheer dat naar de Tweede Kamer is gestuurd, staan de voorwaarden bij deze coulancetermijn opgenomen. De Tweede Kamer behandelt op dit moment een zogenoemde novelle bij het wetsvoorstel waarin een wijziging is opgenomen. In de novelle is een voorstel opgenomen om de kosten en lasten voor toekomstige loon- en prijsontwikkelingen (indexatie) onder voorwaarden aftrekbaar te maken. Als de Tweede Kamer met de novelle instemt, kan het met spoed naar de Eerste Kamer waar dan het wetsvoorstel en de novelle kunnen worden behandeld. Bron: MvF 3-02-2017

© lArcade 2024