Inloggen

Archief

Tweede Kamer stemt in met Wet tegen lange betaaltermijnen

De Tweede Kamer heeft op 14 februari met ruime meerderheid ingestemd met een initiatiefwet van CDA en PvdA om onredelijke betaaltermijnen tegen te gaan. Met name grote ondernemingen zouden hun positie misbruiken en hun leveranciers uit het MKB lang laten wachten op hun geld.
Voor grote ondernemingen geldt nu al een betaaltermijn van maximaal zestig dagen. Daar kunnen partijen echter onderuit indien ze dat nadrukkelijk overeenkomen. Kleine leveranciers zouden zich daartoe vaak gedwongen voelen. Volgens het Kamerlid Agnes Mulder (CDA), samen met Mei Li Vos (PvdA) indiener van het wetsvoorstel, hanteren bepaalde grootbedrijven echter structureel betaaltermijnen van negentig dagen en soms wel van honderdtwintig dagen. Er is volgens haar sprake van machtsmisbruik. De initiatiefnemers zijn tot indiening van het wetsvoorstel overgegaan omdat de regering de motie Ronnes (CDA) en Vermue (PvdA) niet heeft uitgevoerd. In die motie werd de regering gevraagd om voor 1 juni 2016 met een wetsvoorstel te komen waarin wordt geregeld dat een wettelijke handelsrente gaat gelden bij een betaaltermijn langer dan 60 dagen en dat op een passende manier afdwingbaar te maken. Het nu door de Tweede Kamer aangenomen wetsvoorstel is een verdere uitwerking van de Europese richtlijn late betalingen (2011/7/EU). Het wetsvoorstel maakt gebruik van de mogelijkheid die de richtlijn biedt om op nationaal niveau de wet aan te scherpen. Volgens Mulder zit de winst van het voorstel erin dat er geen uitzonderingen meer mogelijk zijn. Onder de huidige wetgeving moet een kleine leverancier aantonen of het kennelijk onbillijk is, met het nu aangenomen wetsvoorstel is dat niet meer het geval . En als een groot bedrijf de termijn van zestig dagen overschrijdt, gaat die termijn automatisch terug naar dertig dagen. Vervolgens treedt er een wettelijke rente in werking. Maar ook onder de nieuwe wet moeten kleine leveranciers nog altijd naar de rechter stappen om hun gelijk af te dwingen als grote bedrijven toch over de schreef gaan. Volgens Kamerlid Sharon Gesthuizen (SP) is vaak de kern van het probleem dat ondernemers de hand die hen voedt, de betalende afnemer van hun product of dienst, niet bijten. Het wetsvoorstel ligt nu voor behandeling bij de Eerste Kamer. Bron: SC Online 15-02-32017

Tekort aan vakmensen houdt nog jaren aan

Uit onderzoek van het UWV blijkt dat werkgevers weer vaker kampen met moeilijk vervulbare vacatures. De meeste knelpunten op de arbeidsmarkt doen zich voor in de techniek en ICT. Ook in de zorg, de bouw, het onderwijs en in specifieke niches op middelbaar, hoger en wetenschappelijk beroepsniveau zijn vacatures lastig in te vullen. UWV verwacht dat door de economische groei, de vergrijzing en onvoldoende instroom uit het onderwijs de personeelsschaarste in genoemde sectoren de komende jaren zal aanhouden.
Al enige jaren is de krapte op de arbeidsmarkt vooral te zien in de techniek en de ICT. Het gaat om een groot aantal technische beroepen, zoals onderhoudsmonteur, elektricien, loodgieter, ontwerper-constructeur, CNC-verspaner en werkvoorbereider-calculator. In de ICT is er een grote behoefte aan programmeurs voor specifieke programmeertalen (dot.net, Java) en systeemanalisten en -ontwikkelaars. De al eerder voorspelde krapte in de bouw doet zich ook gelden. Mede door de aantrekkende woningmarkt is er steeds meer vraag naar vakmensen, zoals metselaars en timmermannen. Ook in specifieke functies in het financieel-economische segment, het onderwijs, de transportsector, de horeca en de groenvoorziening ziet UWV een groeiende vraag naar gekwalificeerd personeel. Het gaat dan bijvoorbeeld om accountants, docenten exacte vakken, vrachtwagenchauffeurs, restaurantkoks en hoveniers. De afgelopen jaren zijn er met name op de lagere beroepsniveaus veel banen verdwenen in de zorg, zoals voor helpenden in de thuiszorg. Inmiddels zijn er duidelijke tekenen dat de arbeidsmarkt in de zorg weer aantrekt. Als gevolg hiervan hebben werkgevers problemen om voldoende verpleegkundigen te vinden. Daarnaast is er een tekort ontstaan aan verzorgenden-IG. Voor beide functies is een opleiding op middelbaar niveau vereist. Bron: UWV 14-02-2017

Eigen bijdrage geen negatief loon

De Hoge Raad bevestigt een oordeel van Hof Den Haag dat de eigen bijdrage van een werknemer voor de terbeschikkingstelling van een duurdere auto niet kan worden aangemerkt als negatief loon. De werknemer had niet aannemelijk gemaakt dat hij zich aan de terbeschikkingstelling van de duurdere auto niet kon onttrekken.
De werknemer kreeg een aanmerkelijk duurdere auto ter beschikking gesteld dan de leaseregeling van de werkgever toeliet. Het eerste jaar werd een eigen bijdrage van ruim € 8500 ingehouden op zijn startbonus. Ter compensatie was die bonus wel verhoogd. Bijtelling was niet aan de orde; een verklaring geen privégebruik was afgegeven. In zijn aangifte IB over 2010 neemt de werknemer de bijdrage voor de auto als negatief loon in aanmerking, maar de inspecteur corrigeert die aangifte. De man stelt uitsluitend in het belang van zijn functie een auto een auto te rijden die duurder is dan de werkgever normaal op basis van het leaseplan ter beschikking kan stellen. Volgens de inspecteur kan echter geen sprake zijn van negatief loon. Zowel de rechtbank als het hof stellen de man in het ongelijk. Onder verwijzing naar twee arresten van de Hoge Raad uit 1997 oordeelt het hof dat de bijdragen die een werknemer aan zijn werkgever betaalt als bijdrage in de kosten van een ter beschikking gestelde auto, behoudens bijzondere omstandigheden, niet hun grond vinden in de dienstbetrekking zodat geen sprake is van negatief loon. Dit is alleen anders wanneer de werknemer zich jegens de werkgever niet kon onttrekken aan het aanvaarden van de ter beschikking gestelde auto. Het was aan de werknemer om dit aannemelijk te maken. Daarin was de werknemer niet geslaagd. Hij gaf weliswaar aan dat de bonus verhoogd is in verband met de terbeschikkingstelling van een duurdere auto, maar niet is aangegeven of hij zich aan de terbeschikkingstelling van de duurdere auto en de bijbetaling had kunnen onttrekken. Het cassatieberoep is door de Hoge Raad zonder nadere motivering ongegrond verklaard (art. 81 Wet RO). Bron: HR 10-02-2017; Hof Den Haag 6-04-2016

Bouwbedrijven dringen aan op cao-politie bouwsector

Enkele grote bouwwerkgevers hebben bij koepel Bouwend Nederland aangedrongen op strenger toezicht gericht op cao-naleving. De bouwbedrijven willen een eigen nalevingspolitie oprichten om strenger te kunnen optreden tegen cao-ontduiking en uitbuiting van zzp’ers. Onderaannemers die structureel en met opzet sociale premies ontduiken via schijnconstructies, moeten volgens hen daar hard op afgerekend worden.
De oproep is onder meer gedaan door de bouwbedrijven Dura Vermeer, Heijmans en BAM. In een artikel in het FD pleiten woordvoerders van die bedrijven voor de invoering van poortcontroles op de werkplek en onafhankelijke inspecteurs die via steekproeven ter plaatse personeelsdossiers komen doorlichten. Bouwend Nederland laat op haar website weten positief te staan tegen alle werkgeversinitiatieven om schijnconstructies aan te pakken. Wel wil Bouwend Nederland dit zoveel mogelijk verbinden met bestaande initiatieven, zoals de Bouwplaats-ID, zodat inspanningen elkaar versterken. Het FD meldt dat de Aannemersfederatie (AFNL) minder te spreken is over het ‘charmeoffensief’ van de grote bouwers. AFNL vreest dat de pijlen vooral gericht zullen worden op haar achterban, het midden- en kleinbedrijf. Volgens AFNL zijn de tien grootste concerns zelf de veroorzakers van het ongelijke speelveld. ‘Als je bereid bent om een eerlijke prijs te betalen dan hoeven er ook geen buitenlandse constructies te komen’, aldus beleidssecretaris Remkes tegenover het FD. Bron: FD 14-02-2017; Bouwend Nederland 14-02-2017

Kosten swap niet/wel aftrekbaar

Twee tegengestelde hofuitspraken over de aftrekbaarheid van de kosten van een swapovereenkomst als eigenwoningschuld. Vorig jaar oordeelde Hof Den Haag dat dit wel kan en onlangs kwam Hof Amsterdam tot een tegengesteld oordeel. In beide zaken draaide het om de vraag of er voldoende samenhang was tussen de swapovereenkomsten en de eigenwoningschuld.
In de ‘Haagse’ zaak wist de belastingplichtige het hof te overtuigen dat er voldoende samenhang was tussen de geldlening voor de kapitale woning van de belastingplichtige en de swapovereenkomsten. Voor de woning waren geldleningen met een variabele rente aangegaan waarbij de swapovereenkomsten er voor zorgden dat ongeacht de ontwikkeling van het variabele deel van de geldlening, ter zake van de geldleningen jaarlijks een vaste rente verschuldigd is. Deze vaste rente merkte het hof aan als ‘rente van schulden, kosten van geldleningen daaronder begrepen, die behoren tot de eigen woningschuld’. Dat aan die vaste rente een samengestelde berekening ten grondslag ligt, doet volgens het hof hieraan niet af. In de ‘Amsterdamse’ zaak beschikten de belanghebbende en haar partner over drie panden. Tot eind oktober 2009 woonden zij in (een deel) van een van de panden. Daarna betrokken ze een van de andere panden als eigen woning. Ter financiering van de panden zijn diverse leningen met variabele rente aangegaan. Tevens zijn swapovereenkomsten afgesloten ter afdekking van het renterisico. De rechtbank was in de beroepsprocedure tot de slotsom gekomen dat de kosten van de swapovereenkomsten, voor zover toe te rekenen aan de eigen woning, aftrekbaar waren als eigenwoningschuld. In hoger beroep komt het hof echter tot een ander oordeel. Volgens het hof gaf de rechtbank een te ruime uitleg aan de kosten die voor als kosten van de eigenwoningschuld in aftrek kunnen worden gebracht. Kosten van swapovereenkomsten zijn op zichzelf immers geen renten van schulden, dan wel daaronder te begrijpen kosten van geldleningen; zij bestaan in casu uit het saldo van een door de bank verschuldigde variabele premie en een door belanghebbende aan de bank verschuldigde vaste premie berekend over een fictieve hoofdsom. Dat er sprake was van een samenhang tussen de eigenwoningschuld en de swapovereenkomst was door de inspecteur gemotiveerd betwist aan de hand van de op de financierings- en swapovereenkomsten betrekking hebbende stukken. De belanghebbende wist alleen te verwijzen naar brieven uit 2013 van bankmedewerkers. Naar het oordeel van het hof vormt het in die brieven vermelde beleid van de bank voor de aanwezigheid in 2008 en/of 2009 van een ‘rechtstreeks verband’ tussen de eigenwoningschuld en de swapovereenkomsten onvoldoende bewijs. Bron: Hof Amsterdam 10-01-2017; Hof Den Haag 07-09-2016

© lArcade 2024