Inloggen

Archief

Actie balansschulden btw bijna ten einde

De Belastingdienst laat via zijn site weten dat per 1 maart 2017 wordt gestopt met de ‘Actie balansschulden omzetbelasting’. Daarnaast maakt zij ondernemers er op attent dat suppletieaangifte moet worden gedaan als er in 2016 te veel of te weinig btw is aangegeven.
Op 1 augustus 2013 is de Belastingdienst gestart met het landelijke project Actie balansschulden btw. Hiermee werden onverklaarbare afdrachtsverschillen inzichtelijk gemaakt. Uit de beslissing op een WOB-onderzoek blijkt dat bij ondernemers met een balansschuld van meer dan € 50.000 aan btw een schuldonderzoek werd uitgevoerd. Bij balansschulden tot € 50.000 werd alleen een verzuimboete van 10% van de ten onrechte niet voldane btw opgelegd. Vanaf 1 maart 2017 gelden weer de uitgangspunten voor het opleggen van boetes bij het toezichtproces, zoals die zijn vastgelegd in het besluit bestuurlijke boeten belastingdienst. Dat betekent dat bij een vrijwillige verbetering via een suppletie geen vergrijpboete wordt opgelegd en geen verzuimboete wordt opgelegd als het via de suppletie te betalen bedrag € 20.000 of minder bedraagt of als het bedrag van de suppletie minder bedraagt dan 10% van het bedrag van de belasting die over het tijdvak/de tijdvakken waarop de suppletie(s) betrekking heeft/hebben, eerder per saldo is betaald dan wel terugontvangen. In overige gevallen wordt een verzuimboete opgelegd van 5% tot het wettelijk maximum van € 5.278 (art. 67c lid 1 AWR 1959). De suppletie moet plaatsvinden via het digitale suppletieformulier op de site van de Belastingdienst of de downloadversie van het suppletieformulier. Via deze formulieren kan ook teveel aangegeven btw-bedrag worden teruggevraagd. Als de alsnog verschuldigde btw voor 1 april 2017 wordt aangegeven is geen belastingrente verschuldigd. Als de teveel of te weinig opgegeven btw minder is dan € 1.000, dan hoeft geen suppletieformulier te worden ingediend. Deze btw mag worden verwerkt in de eerstvolgende btw-aangifte. Bron: Belastingdienst 20-02-2017

Minder baanverlies bij flexwerkers

Met de aantrekkende arbeidsmarkt verliezen minder mensen hun baan. Vooral flexwerkers worden minder vaak werkloos dan in voorgaande jaren. Van degenen die in 2015 flexwerk hadden, was krap 5% een jaar later werkloos. Dat is het laagste percentage sinds het begin van de crisis.
In 2016 nam het aantal werklozen af met 76.000. Van de 538.000 werklozen in 2016 hadden 164.000 personen een jaar eerder nog betaald werk. In 2015 ging het nog om 200.000 mensen die hun werk verloren. Het aantal mensen dat in twee achtereenvolgende jaren werkloos was, daalde ook: van 227.000 in 2015 naar 201.000 in 2016. Bij werknemers met een flexibele arbeidsrelatie daalde het aantal mensen dat werkloos werd het sterkst. In 2016 werden 93.000 mensen (4,6%) werkloos na een flexibele arbeidsrelatie. Een jaar eerder was dat nog 6,1%. Het aantal flexwerkers neemt wel nog steeds toe omdat de instroom in flexibele banen groter is dan de uitstroom. Ook bij mensen met een vast dienstverband nam het percentage baanverliezers af, van 1,5% naar 1,3%, ofwel 63.000 personen. Bij zelfstandigen nam het percentage dat een jaar later geen werk meer had en op zoek was naar een baan niet verder af. Met 0,6% is dat wel het laagste percentage van alle werkenden. Het percentage werkenden dat een jaar later werkloos is, daalt in vrijwel alle beroepsklassen. De grootste daling over de laatste twee jaren zat bij de technische beroepen. Daarnaast was de daling naar verhouding sterk bij commerciële en dienstverlenende beroepen. Dit zijn twee beroepsklassen met een hoog percentage flexwerkers. In transport- en logistieke beroepen is het percentage baanverliezers gemiddeld over 2015 en 2016 het grootst. Bron: CBS 16-02-2017

Seizoenswerk in Nederland – waar verzekerd?

Of iemand pleegt te werken in twee of meer lidstaten is een vraag waarover vaker wordt geprocedeerd, met name gaat het dan om de vraag waar iemand sociaal verzekerd is.
In een zaak voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant betrof het onlangs een Poolse werkneemster die tijdens haar verlof bij de Poolse werkgever enige weken in Nederland werkzaam was. Van 15 maart 2013 tot en met 31 december 2014 heeft zij in Polen als ouderenverzorgster in vaste loondienst gewerkt. Zij heeft heel 2013 premie volksverzekeringen in Polen afgedragen. In de periode van 15 november 2013 tot en met 28 december 2013 heeft zij in Nederland gewerkt als seizoenkracht. Gedurende deze periode heeft zij verlof opgenomen bij haar Poolse werkgever. In 2012 en 2014 heeft zij eveneens in de maanden november en december een aantal weken in Nederland gewerkt. Aan Rechtbank Zeeland-West-Brabant wordt de vraag voor gelegd of de vrouw in de periode van 15 november 2013 tot en met 28 december 2013 premieplichtig is voor de volksverzekeringen in Nederland. Verordening (EG) 883/2004 is van toepassing. Volgens deze verordening is het stelsel van de woonstaat van toepassing indien substantieel (ten minste 25% van de tijd) in de woonstaat wordt gewerkt. In deze zaak komt de rechtbank tot de conclusie dat sprake is van gelijktijdig uitvoeren van werkzaamheden in twee of meer lidstaten en dat er sprake is van verzekeringsplicht in de woonstaat, Polen. Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 12-01-2017

Afdrachtvermindering onderwijs voor maatwerkopleiding

De afdrachtvermindering onderwijs is per 1 januari 2014 afgeschaft maar staat nog volop in de belangstelling. Controles door de fiscus hebben geleid tot een reeks procedures. Rechtbank Den Haag boog zich onlangs over de vraag of een detacheringsbureau afdrachtvermindering kon claimen voor medewerkers die enkele deelkwalificaties van een erkende crebo-opleiding volgden.
Een detacheringsbureau laat in de jaren 2011-2013 diverse medewerkers een éénjarig maatwerkopleidingstraject volgen. Het opleidingstraject bestond uit twee deelkwalificaties van de in het Centraal Register Beroepsonderwijs (crebo) opgenomen opleiding Bedrijfsadministratief medewerker, mbo niveau 2, te weten de deelkwalificaties geautomatiseerde informatievoorziening-gebruik 2 en tekstverwerken 2. De volledige opleiding Bedrijfsadministratief medewerker, mbo niveau 2 betreft een driejarige opleiding die bestaat uit vijftien deelkwalificaties, waarvan negen – waaronder de deelkwalificatie geautomatiseerde informatievoorziening-gebruik 2 – verplicht zijn. Voor vijf – waaronder de deelkwalificatie tekstverwerken 2 – is er een keuze en één is vrij. Het aantal studiebelastingsuren van deze beroepsopleiding bedraagt in totaal 4.800 uur (1.600 uur per jaar). Het aantal studiebelastingsuren van de door de werknemers gevolgde deelkwalificaties bedraagt in totaal 455 uur voor één jaar. Het detacheringsbureau claimt in de genoemde jaren afdrachtvermindering onderwijs. Voor de rechtbank is in geschil of de claim terecht is. Volgens de inspecteur kan afdrachtvermindering onderwijs alleen worden geclaimd in het geval de volledige beroepspraktijkvorming van een beroepsopleiding wordt gevolgd. In een eerdere uitspraak heeft de Hoge Raad geoordeeld dat voor het kunnen claimen van afdrachtvermindering niet is vereist dat de werknemer een (volledige) beroepsopleiding volgt. Hetgeen de werknemer moet volgen is de beroepspraktijkvorming die als zodanig deel uitmaakt van de beroepsbegeleidende leerweg van een van de beroepsopleidingen die in voornoemde bepaling worden aangeduid. Naar het oordeel van de rechtbank gaat dit niet verder dan dat ten minste beroepspraktijkvorming moet zijn gevolgd die deel uitmaakt van een opleiding van de beroepsbegeleidende leerweg die ook overigens valt binnen de voorwaarden die de Wet educatie beroepsonderwijs stelt. Niet in geschil is dat de werknemers binnen een maatwerkopleidingstraject de onderhavige deelkwalificaties hebben gevolgd en dat zij ter zake van deze deelkwalificaties beroepspraktijkvorming hebben gevolgd. Nu het detacheringsbureau voorts onweersproken heeft gesteld dat de onderhavige deelkwalificaties voor tenminste 60% uit beroepspraktijkvorming bestaan en de inspecteur daarnaar geen (nader) onderzoek heeft verricht, heeft het detacheringsbureau voor de onderhavige tijdvakken recht op toepassing van de afdrachtvermindering. Bron: Rb. Den Haag 30-01-2017

Cao-jaar 2017 uitermate kalm begonnen

Het cao-jaar 2017 is uitermate kalm begonnen met een iets lager dan ‘normaal’ aantal afgesloten cao’s en overwegend ‘normale’ loonafspraken.
In januari 2017 kwamen 14 nieuwe cao’s tot stand. De gemiddelde afgesproken loonstijging in die cao’s is 1,77%. Dat is iets boven het gemiddelde van de afgelopen jaren, maar wordt veroorzaakt door een klein aantal uitschieters. In 2017 lopen in totaal 411 cao’s af voor 2,75 miljoen werknemers. Opvallend in de cao’s van de afgelopen maanden is dat de tegenstelling industrie – dienstverlening lijkt te verdwijnen. De afgelopen jaren kende de industrie stelselmatig hogere loonafspraken dan de dienstverlening. Sinds enige maanden is het beeld veel gevarieerder en is er geen samenhang meer vast te stellen tussen de hoogte van de loonafspraak en de economische sector. Werkgeversvereniging AWVN schrijft dit toe aan veranderde marktomstandigheden in de economie. Bron: AWVN 14-02-2017

© lArcade 2024