Inloggen

Archief

Seinen op groen voor economie

Volgens het Centraal Planbureau (CPB) staan de seinen op groen voor de Nederlandse economie. De economie groeit en de werkgelegenheid trekt aan, waardoor de werkloosheid daalt naar 4,7%. Ook de overheidsbegroting komt dit en volgend jaar uit de rode cijfers. Maar de ontwikkeling van lonen en prijzen blijft achter.
De economie groeit in 2017 met 2,4% en in 2018 met 2,0%, wat gunstig afsteekt tegen de gematigde structurele groei. Stijgende consumptieve uitgaven, investeringen en export dragen bij aan deze groei. De stijgende consumptie van huishoudens is vooral een gevolg van de toenemende werkgelegenheid. Voor de investeringen is vooral de woningmarkt van belang. De stabiele groei van de economie zorgt voor extra werkgelegenheid. De werkloosheid daalt naar 4,9% in 2017 en 4,7% in 2018. Ook de overheidsfinanciën zijn gezond, met een overschot van 0,5% in 2017 en 0,7% in 2018. In combinatie met de economische groei zorgt dit voor een daling van de schuldquote naar 55%. Het aantrekken van de economie laat zich nog niet in de volle breedte voelen. De contractlonen groeien met 1,7% in 2017 en 2,0% in 2018. Zij blijven achter bij de gunstige ontwikkelingen van de economische groei en werkgelegenheid. Een mogelijke verklaring hiervoor is de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Ook de inflatie blijft achter en komt uit op 1,4% in beide jaren. Met een aantal onzekerheden moet men wel rekening houden. Genoemd worden de Brexit-onderhandelingen en de financiële stabiliteit van een aantal Zuid-Europese landen. Buiten Europa blijven de koers van de VS en de economische ontwikkeling van China van belang. Bron: CPB 14-06-2017

Wanneer eindigt opting-in?

Volgens Hof Den Haag was het voor het beëindigen van de opting-inregeling noodzakelijk dat de Verklaring opting-in wordt ingetrokken. Omdat die verklaring niet was ingetrokken bleef de dienstbetrekking tussen een ziekenverzorger en een PGB-budgethouder doorlopen.
Een ziekenverzorgster geniet, als verzorgende van haar moeder, inkomsten uit hoofde van werkzaamheden ter zake van het Persoons Gebonden Budget (PGB) dat aan de budgethouder is toegekend. Bij aanvang van de werkzaamheden in 2008 heeft zij gebruik gemaakt van de zogenoemde opting-inregeling en ervoor gekozen de arbeidsverhouding aan te laten merken als een fictieve dienstbetrekking. Een zogenoemde verklaring opting-in van 17 oktober 2008 behoort tot de gedingstukken, waarin de budgethouder en de ziekenverzorgster het Servicecentrum PGB (onderdeel van de SVB) machtigt om loonheffing en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet in te houden en af te dragen. De ziekenverzorgster geeft voor het jaar 2013 in haar aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen de inkomsten uit het PGB als resultaat uit overige werkzaamheden op. Daarbij brengt zij kosten op het resultaat in mindering. De inspecteur accepteert dit niet, hij merkt de inkomsten uit het PGB aan als loon uit dienstbetrekking en laat de kosten niet in aftrek toe. Naar het oordeel van het hof is de Verklaring opting-in een gezamenlijke verklaring als bedoeld in de opting-inregeling. Een Verklaring opting-in blijft van kracht totdat zij wordt opgezegd. Dat de Verklaring opting-in is opgezegd, is echter gesteld noch gebleken. Mitsdien gold de Verklaring opting-in (ook) voor het jaar 2013 en wordt de arbeidsverhouding tussen de ziekenverzorgster en haar moeder als een dienstbetrekking beschouwd. Bron: Hof Den Haag 19-04-2017

Kosten voor rijbewijs geen scholingsuitgaven

Volgens Hof Amsterdam waren de kosten voor het behalen van een rijbewijs die een ziekenverzorger had gemaakt gedaan met het met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning, maar de kosten konden niet worden aangemerkt als scholingsuitgaven.
Een ziekenverzorger volgt rijlessen zodat hij zijn cliënte met de auto kan vervoeren als de patiënt, die MS heeft, dat zelf niet meer kan. Hij wenst de kosten voor het behalen van een rijbewijs op zijn inkomen in mindering te brengen als scholingsuitgaven voor het volgen van een opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning. Het hof aanvaardt de stelling dat de ziekenverzorger de rijlessen heeft gevolgd met als uitsluitend oogmerk om, als onderdeel van zijn zorgtaken, zijn cliënte te kunnen vervoeren en dat hij anders zijn werk - en daarmee zijn inkomen - in ieder geval voor een deel zou hebben verloren. Het door de wet vereiste oogmerk, te weten dat de uitgaven moeten zijn gedaan ‘met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning’ staat daarmee vast. Dat is een gegeven. Toch vormen de uitgaven volgens het hof geen scholingsuitgaven. De uitgaven voor het behalen van een regulier rijbewijs strekken tot algemene en duurzame verbetering van de persoonlijke uitrusting van de houder van het rijbewijs. Het causale verband tussen de uitgaven en deze duurzame verbetering is derhalve eveneens een gegeven. Naar het oordeel van het hof moet als regel worden aanvaard, dat de subjectieve wensen en doelen van de belastingplichtige bij het behalen van een regulier rijbewijs een ondergeschikte rol spelen; niet relevant is of de belastingplichtige de wens of het oogmerk had zijn persoonlijke uitrusting te verbeteren. Deze verbetering is - objectief gezien - een feit, en het rijbewijs, eenmaal behaald, kan ook buiten de specifieke arbeidsverhouding worden gebruikt. Dat geldt ook voor de kennis opgedaan met een beroepsopleiding. Maar anders dan bij beroepsopleidingen strekken autorijlessen ter verrijking van de persoonlijke uitrusting. Bij beroepsopleidingen is de persoonlijke verrijking een onvermijdbaar bijproduct van de professionele verrijking (de opleiding tot arts, jurist of loodgieter), die doorslaggevend en overheersend is. Dat kan niet gezegd worden van het behalen of het bezit van een rijbewijs. Bron: Hof Amsterdam 18-05-2017

Werkvoorraad modelovereenkomsten neemt af

In antwoord op een Wob-verzoek heeft financiën inzicht gegeven in de laatste stand (per 19 april) van het aantal afgehandelde modelovereenkomsten in het kader van de Wet DBA. De werkvoorraad van de fiscus is duidelijk afgenomen. Wel is de doorlooptijd toegenomen, onder andere door de coachende opstelling van de fiscus.
De indieners van het Wob-verzoek wilden weten wat de tussenstand is bij de afhandeling van voorgelegde modelovereenkomsten. Uit de beantwoording van het ministerie van Financiën blijkt dat de Belastingdienst op 19 april 2017 nog een werkvoorraad van 811 af te handelen modelovereenkomsten had. Dat is aanzienlijk minder dan de bijna 2.000 half november. In totaal zijn er tot 19 april 2017 7.443 modelovereenkomsten aan de fiscus voorgelegd. Daarvan zijn er 1.566 goedgekeurd en 2.637 afgekeurd. In 2.429 is de behandeling afgebroken. Hieraan kunnen verschillende redenen ten grondslag liggen. Bijvoorbeeld omdt er geen behoefte meer is aan een oordeel van de Belastingdienst, kan bij nader inzien voor de indieners van de modelovereenkomst duidelijk zijn omdat wordt ingezien dat het een dienstbetrekking betreft of juist niet zodat een model niet nodig is, of er wordt toch maar een gepubliceerde modelovereenkomst genomen. De gemiddelde doorlooptijd van een voorgelegde modelovereenkomst is inmiddels opgelopen naar 14 weken(august 2016 nog 10,8 weken). Volgens Financiën komt dit door de coachende houding van de Belastingdienst: indien geconstateerd wordt dat de voorgelegde overeenkomst onvoldoende kenmerken bevat om buiten dienstbetrekking te kunnen werken, dan volgt niet direct een afwijzing maar stelt de Belastingdienst zich behulpzaam op door bijvoorbeeld de wettelijke mogelijkheden toe te lichten en aan te geven wat en hoe het wel kan. Men gaat dus in gesprek waarna vaak een verbeterde versie van de modelovereenkomst wordt ingediend. En ook nemen de indieners daarbij meer de tijd: door het opschorten van de handhaving is de druk minder groot. Bron: MvF 9-06-2017

Btw-correctie privégebruik: collectief uitspraak op bezwaar

Na de uitspraken van de Hoge Raad in de als massaal bezwaar aangemerkte zaken inzake de btw-correctie voor het privégebruik auto heeft de Belastingdienst collectief uitspraak op bezwaar gedaan. In die gevallen waar de ondernemer de gelegenheid krijgen het daadwerkelijk lagere privégebruik nog aan te tonen, krijgen zij hiervoor van de fiscus tot 15 juli 2017 de tijd.
De Hoge Raad heeft in de vier zaken alle rechtsvragen afgewezen op één punt na. Alleen als het gebruik van de forfaitaire regeling ertoe heeft geleid dat de ondernemer meer btw heeft betaald dan over de aan het privégebruik toe te rekenen (werkelijke) uitgaven, heeft de ondernemer volgens de Hoge Raad in zoverre recht op een teruggave van btw. Alle bezwaren waarin dit punt niet aan de orde is gesteld zijn door de Belastingdienst afgewezen. De bezwaren waar dit wel aan de orde is gesteld worden wat dat punt betreft gegrond verklaard. Wel moeten binnen een redelijke termijn nadere gegevens worden verstrekt omtrent de omvang van het privégebruik en het recht op teruggave van btw aannemelijk worden gemaakt. De fiscus geeft hiervoor tot 15 juli 2017 de tijd Bron: Belastingdienst 1-06-2017

© lArcade 2024