Inloggen

Archief

Verkenning progressief boetestelsel verkeer

Wie vaker een verkeersovertreding begaat, krijgt daarvoor in de toekomst mogelijk een hogere boete. Minister Blok van Veiligheid en Justitie laat nader onderzoek doen naar zo’n progressief boetestelsel.
Het Openbaar Ministerie, het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), de politie en de rechtspraak zijn gevraagd een uitvoeringstoets te doen naar het boetestelsel, meldde hij dinsdag aan de Tweede Kamer. Volgens de bewindsman neemt de verkeersveiligheid toe als notoire verkeersovertreders hogere boetes gaan betalen. Uit onderzoek van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) blijkt dat een hogere boete voor hardrijders die vaker in de fout gaan, kan leiden tot dertig minder verkeersdoden, een daling van 5%. Ook daalt het aantal ernstige gewonden met zo’n vierhonderd, een daling van 2%. SWOV keek naar verbanden tussen gedrag, de hoogte van de boete en de verkeersveiligheid. De invoering van een progressief boetestelsel kent nog wel wat haken en ogen. Zo wil Blok weten wat de invoering van het stelsel betekent voor onder meer het OM en de politie. Zij houden nu geen rekening met recidive. Ook komt de verhoogde boete terecht bij de eigenaar van de auto. Dat is niet per se degene die in de fout is gegaan. Bron: SConline 21-06-2017

Meer bedrijven nemen maatregelen voor doorwerken

Het aandeel bedrijven dat maatregelen treft gericht op langer doorwerken van het personeel stijgt gestaag. Terwijl in 2010 32% van de bedrijven maatregelen trof, liep dat de afgelopen jaren op tot 43% in 2016. Dit blijkt uit de Werkgevers Enquête Arbeid (WEA) 2016 van TNO.
Vooral landbouwbedrijven en overheidsorganisaties nemen actie op dit vlak. Het gaat in het bijzonder om de maatregel taakverlichting en/of aanpassing takenpakket. Ook op andere terreinen in HR-organisatiebeleid zijn meer bedrijven actief dan in de voorbije crisisjaren. Zo hebben meer organisaties scholings-, promotie- en loopbaanmogelijkheden voor personeel beschikbaar en is er meer ruimte voor zorgtaken. Sinds 2012 zien de onderzoekers ook dat in steeds meer bedrijven ruimte is voor leidinggevende en medewerker om individuele maatwerkafspraken te maken over ontwikkeling en opleiding van de medewerker Volgens werkgevers neemt het risico op werkdruk toe. In 2016 noemt 48% van de bedrijven (met 72% van de werknemers in dienst) dit als belangrijk arbeidsrisico tegenover 41% in 2010. Tegelijk zeggen werkgevers ook vaker maatregelen te hebben getroffen om psychosociale risico’s te beperken. Dat doen ze met name door werknemers meer regelruimte in het werk te geven, de organisatie van het werk te veranderen of een aanspreekpunt voor werknemers in te stellen. Ook zijn psychosociale risico’s vaker een gespreksonderwerp tijdens functioneringsgesprek en/of werkoverleg. Met name in de gezondheidszorg en bij de overheid ondernemen organisaties actie om psychosociale risico’s te beperken. In deze sectoren zien werkgevers werkdruk ook het vaakst als belangrijk arbeidsrisico. De toename van het werkdrukrisico hangt deels samen met de toenemende arbeidsproductiviteit (en omzet en winst). In 2016 rapporteerden 40% van de ondervraagde bedrijven en instellingen een toename in hun arbeidsproductiviteit over de afgelopen twee jaar. Vergeleken met 2012 is dat een stijging van 9 procentpunten. Vooral in de commerciële dienstverlening en de industrie neemt volgens werkgevers de arbeidsproductiviteit sterk toe. TNO 8-06-2017

Verschoonbare termijnoverschrijding

Tegen de ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage ZVW moet bezwaar worden gemaakt binnen zes weken nadat de bijdrage ZVW is ingehouden. Een bejaarde belastingplichtige die zich niet door een deskundige liet bijstaan meende echter dat de bijdrage ZVW een voorheffing was op de inkomstenbelasting en dat het daarom mogelijk was bezwaar en beroep tegen de aanslag IB aan te tekenen. Volgens het hof was hier sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding.
Bij een gepensioneerde belastingplichtige worden maandelijks bijdragen aan inkomensafhankelijke ZVW ingehouden. De pensioengerechtigde man is gescheiden en heeft in het echtscheidingsconvenant laten vastleggen dat een deel van zijn pensioen, als nettobedrag, door het ABP rechtstreeks wordt uitbetaald aan zijn ex-echtgenote. De inkomensafhankelijke ZVW en de loonheffing worden ten laste van de man in mindering gebracht op het pensioen voordat het bedrag aan de vrouw wordt uitgekeerd. De man verzoekt de inspecteur om teruggave van ZVW 2012 en 2013 voor het deel van zijn pensioen dat aan zijn vrouw wordt uitgekeerd en de bedragen te verrekenen met het bedrag aan te betalen inkomstenbelasting. Hoewel Hof Amsterdam aangeeft dat de bezwaar- en beroepstermijnen formeel zijn verlopen en de beroeps- en bezwaarschriften daarom niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, acht het hof de verklaring van de man waarom hij niet eerder bezwaar en beroep heeft aangetekend aannemelijk. De man gaf aan dat hij niet wist dat hij binnen zes weken na de inhouding van de bijdrage Zvw bezwaar moest maken; hij dacht dat hij na ontvangst van de aanslag IB bezwaar tegen de ingehouden bijdrage Zvw kon maken omdat de ingehouden bijdragen Zvw voorheffingen waren en dat te veel ingehouden bijdragen Zvw - net als bij de loonheffing - door het indienen van een bezwaarschrift tegen die aanslag kon worden teruggevraagd. Volgens het hof kon niet in redelijkheid van de man worden verwacht dat hij op de hoogte was van de regel dat binnen zes weken na inhouding bezwaar moest worden gemaakt. Daar de man niet door een fiscaal deskundige is bijgestaan en er geen verwijzing naar de rechtsmiddelen is opgenomen waaruit blijkt wanneer de bezwaartermijn begint, is het hof van mening dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De zaak wordt terugverwezen naar de inspecteur. Bron: Hof Amsterdam, 2-05-2017 (publ. 8-06-2017)

Een op drie zzp’ers heeft partner met vaste baan

Bijna een derde van de zzp’ers (mannen en vrouwen) had in 2016 een partner met een vaste baan. Vrouwelijke zzp’ers hadden in meer gevallen ook een partner die zzp’er was, mannelijke zzp’ers waren dubbel zo vaak eenverdieners als de zzp-vrouwen.
Bij deze cijfers gaat het om degenen die hun hoofdbaan als zzp’er vervullen. Van die groep was in 2016 het percentage alleenstaanden bij de mannen en vrouwen nagenoeg gelijk. Wat betreft de diverse posities in de werkkring van hun partners (vaste baan, zzp’er, flexwerk), waren er tussen mannelijke en vrouwelijke zzp’ers vooral verschillen als het gaat om partners die ook zzp’er waren en om partners die niet werkten. Bijna een kwart van de vrouwen had een zzp’er als partner, bij de mannen was dat bijna een op de zeven. Daarentegen was de groep eenverdieners (zzp’ers van wie de partner geen betaald werk heeft) bij de mannen het grootst, namelijk bijna een op de zes. Bij de vrouwelijke zzp’ers was dit fors lager, bijna een op de twaalf. De mannelijke zzp’ers hadden tevens iets vaker een partner met een flexibel contract. Sinds 2006 is het aantal zzp’ers toegenomen van ruim 700.000 naar ruim 1 miljoen in 2016. De verhoudingen ten aanzien van de arbeidsrelaties van de partners veranderden met die toename minder ingrijpend. Wel steeg zowel het aandeel mannelijke als vrouwelijke zzp’ers zonder partner ten opzichte van eerdere jaren. Ook het percentage partners met een flexibel contract nam bij beide groepen wat toe. Daarnaast hadden vrouwelijke zzp’ers in 2016 minder vaak dan tien jaar eerder een partner met een vast contract of een partner die ook zzp’er was. Tevens nam onder de mannen het aandeel eenverdieners af. Oudere zzp’ers zijn vaker eenverdiener dan jongere. In 2016 was dat bij de 15- tot 25-jarigen 3%, bij de 65- tot 75-jarigen 44%. Voor de tussenliggende leeftijdsgroepen geldt: hoe ouder, des te hoger het percentage eenverdieners. Voor de partners met een flexibele baan geldt het omgekeerde. De jongste categorie (15 tot 25 jaar) daargelaten hadden jongere zzp’ers vaker een partner met een flexibele baan dan oudere. Zo had van de 25- tot 35-jarigen 11% een partner met een flexibel contract, bij de 65- tot 75-jarigen was dat maar 3%. Behalve in de twee jongste groepen is het aandeel zzp-partners vrijwel evenredig in alle leeftijdscategorieën. De groep partners met een vast contract is naar verhouding het grootst bij de groep 35- tot 45-jarige zzp’ers. Bron: CBS 14-06-2017

Wetsvoorstel knelpunten re-integratie on hold

Een wetsvoorstel waarmee een aantal knelpunten bij de re-integratie van zieke werknemers in het tweede spoor zouden moeten worden weggenomen, komt er voorlopig niet. In een Kamerbrief meldt minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat dit wetsvoorstel vanwege de demissionaire status van het kabinet on hold wordt gezet.
In een brief van 22 december 2016 kondigde de minister een aantal maatregelen aan om knelpunten bij de re-integratie van werknemers in het tweede spoor op te lossen. Eerder dit jaar lag hiervoor een conceptwetsvoorstel op www.internetconsultatie.nl ter consultatie voor. Dit conceptwetsvoorstel voorzag er onder meer in dat werkgevers die zich voor de WGA publiek verzekerd hebben aan het UWV een tussentijds oordeel op de re-integratie-activiteiten in het tweede ziektejaar kunnen vragen. Bij een positief tussentijds oordeel zal het UWV – zolang het re-integratiedoel ongewijzigd blijft – de toets op de re-integratie-inspanningen dan anders invullen en kijken of het re-integratiedoel is behaald en of de activiteiten uit het plan correct zijn uitgevoerd. Werkgevers krijgen zo, zolang het re-integratiedoel niet wijzigt, vooraf zekerheid over het te bewandelen re-integratiepad. Voor werkgevers die eigenrisicodrager WGA zijn, wordt in het wetsvoorstel geregeld dat UWV geen loonsanctie meer op kan leggen. De internetconsultatie is inmiddels afgerond maar de minister zal in verband met de demissionaire status van kabinet geen vervolgstappen zetten. Concreet betekent dit dat het wetsvoorstel voorlopig niet voor advisering aan de Raad van State zal worden voorgelegd. Bron: Min SZW 9-06-2017

© lArcade 2024