Inloggen

Archief

Eén project in 16 jaar vastgoedexploitatie: geen BOF!

De Belastingdienst is kritisch bij aanvragen voor toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling op geschonken of vererfde aandelen in vastgoed-bv’s. Als zo’n bv gedurende vele jaren maar één keer aan projectontwikkeling doet, mag de fiscus de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling weigeren.
Een man bezit alle certificaten in een beheermaatschappij. Deze bv heeft een vastgoedportefeuille. Vanaf 1998 koopt de bv verschillende onroerende zaken om deze te verhuren en/of na verloop van tijd te verkopen. Ook voert zij een grootschalige verbouwing uit op onroerend goed ten behoeve van een supermarkt. De man overlijdt in 2014. Zijn weduwe wil op de geërfde certificaten de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) toepassen. De Belastingdienst gaat daar niet mee akkoord. De inspecteur meent namelijk dat de bv geen materiële onderneming drijft. De weduwe gaat in beroep en het geschil belandt voor Rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank gaat in op gevallen zoals in deze zaak, waarin een vastgoed-bv zowel verhuuractiviteiten als ontwikkelingsactiviteiten verricht. In zo’n situatie is van belang of die ontwikkelingsactiviteiten op zichzelf bezien zijn aan te merken als het drijven van een onderneming. De relatieve omvang van de ontwikkelingsactiviteiten in verhouding tot de beleggingsactiviteiten is daarbij niet relevant. Bovendien moet deze toets plaatsvinden op het moment van overlijden. De rechtbank constateert dat de bv het vastgoed dat zij aankocht vaak voor langere tijd aanhield. En in de jaren tot het overlijden van de erflater – zo’n 16 jaar - was de verbouwing ten behoeve van de supermarkt de enige projectontwikkeling. Dit is onvoldoende om te stellen dat de bv een onderneming drijft. De stelling van de weduwe dat zij samen met haar echtgenoot 30 á 40 uur per week werkte voor de bv helpt haar ook niet. Zij maakt namelijk het nut en de noodzaak van haar werkzaamheden niet aannemelijk. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de toepassing van de BOF terecht heeft geweigerd. Bron: Rb. Noord-Nederland 29-08-2019

Geen risico, geen ondernemersaftrek

Als een belastingplichtige in zijn aangifte inkomstenbelasting opgeeft dat hij ondernemer is, zal hij in beginsel de ondernemersaftrek toepassen. De Belastingdienst kan deze genoten ondernemersaftrek terugnemen als naderhand blijkt dat toch geen sprake is van fiscaal ondernemerschap.
Een man schrijft zich op 1 september 2013 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel in als eigenaar van een eenmanszaak, een ‘Bemiddelingsbureau kinderopvang’. De man schrijft zijn zaak ook in het Landelijk Register Kinderopvang in. In zijn aangifte inkomstenbelasting over 2013 geeft de man een negatief inkomen uit werk en woning op en over 2014 een box 1-inkomen van nihil. Op 4 maart 2016 beëindigt hij zijn onderneming. De Belastingdienst komt achteraf tot de conclusie dat de man nooit fiscaal ondernemer is geweest. De werkzaamheden van de man bestaan namelijk uit het voeren van de administratie van het gastouderbedrijf van zijn echtgenote. Ook vervoert hij kinderen voor de buitenschoolse opvang van zijn echtgenote. Doordat het bemiddelingsbureau één opdrachtgever heeft, is het ondernemersrisico beperkt tot het risico dat de echtgenote de (geringe) vergoeding voor bureaukosten niet betaalt. Hof Den Haag is het eens met fiscus dat de werkzaamheden van de man kwalificeren als overige werkzaamheden. Het hof oordeelt dat de Belastingdienst terecht de eerder genoten ondernemersaftrek heeft teruggenomen. Bron: Gerechtshof Den Haag 28 augustus 2019

Beter Aanbesteden krijgt een vervolg

In 2018 werd de Actieagenda Beter Aanbesteden overhandigd aan staatssecretaris Mona Keijzer. Inmiddels is de Actieagenda met 23 acties voor het verbeteren van aanbesteden in de praktijk afgerond. De bij de Actieagenda betrokken ondernemersorganisaties en overheden hebben aangegeven gezamenlijk aan een vervolgprogramma te gaan werken.
Nederlandse gemeenten spenderen gemiddeld bijna de helft van hun budget aan inkoop van bijvoorbeeld groenonderhoud, openbare verlichting of straatnaamborden. In totaal besteedt de overheid jaarlijks voor € 73 miljard aan. Als dit op een goede manier gebeurt, levert dit extra groeimogelijkheden op voor ondernemers, een efficiënte inkooppraktijk bij overheden en een effectieve besteding van belastinggeld. Volgens ondernemersorganisaties VNO-NCW en MKB Nederland, Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), Unie van Waterschappen (UvW) en de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (verantwoordelijk voor inkopen door het Rijk) en EZK (Aanbestedingswet) zijn er verdere mogelijkheden voor verbetering van de dialoog tussen overheden en ondernemers en het versterken van de inkoopfunctie. Voor Beter Aanbesteden is in kaart gebracht hoe partijen effectiever kunnen omgaan met de verplichtingen bij het inkopen van producten of diensten. Dat gaat ook om praktische afspraken, zoals de opdracht aan het bedrijfsleven om het kennisniveau van inkopers op peil te houden via zogenoemde marktdagen. Betrokken partijen werkten gezamenlijk aan thema’s zoals het tegengaan van het onnodig samenvoegen (’clusteren’) van opdrachten. Zo is de handreiking tenderkostenvergoeding opgesteld, waarin is verduidelijkt wanneer ondernemers voor de kosten die zij maken in een aanbestedingsprocedure een vergoeding krijgen. Onlangs is de handreiking betere communicatie bij aanbestedingen met praktische tips voor aanbestedende diensten en ondernemers opgeleverd. Bewustwording over elkaars positie werd onder de aandacht gebracht via workshops waarin inkoopadviseurs en ondernemers van stoel wisselden. Afgelopen juli maakte staatssecretaris Keijzer daarnaast zes voorgenomen beleidsmaatregelen bekend om ook rechtsbescherming bij aanbesteden te verbeteren. Het ministerie van EZK voert op dit moment gesprekken met ondernemersorganisaties en overheden over de verdere invulling van deze aangekondigde maatregelen. Bron: Min. EZK, 04-09-2019

Primair standpunt helpt subsidiair standpunt om zeep

Veel belanghebbenden nemen in een beroepsprocedure (meer) subsidiaire standpunten in voor het geval de rechter hun primaire standpunten afwijst. Uit een recente zaak voor Rechtbank Den Haag blijkt echter dat het innemen van een bepaald primair standpunt de mogelijkheid tot het slagen van een secundair standpunt om zeep helpt.
Een man geeft in zijn aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2014 scholingsuitgaven op. Deze scholingsuitgaven betreffen de afschrijvingskosten van zijn computer en de aanschafkosten van een beeldscherm en een agenda. De inspecteur weigert deze aftrek omdat computers en bijbehorende randapparatuur niet kwalificeren als leermiddelen voor de aftrek van scholingsuitgaven. De agenda is geen leermiddel dat door een onderwijsinstelling is verplicht gesteld, zodat de aanschafprijs evenmin aftrekbaar is. Nadat zijn primaire standpunt is verworpen, brengt de man zijn subsidiaire standpunt naar voren. Dit subsidiaire standpunt houdt in dat de aanschaf- en afschrijvingskosten van de computer, het beeldscherm en de agenda aftrekbare ondernemingskosten zijn. De rechtbank verwerpt ook dit standpunt. Met zijn primaire standpunt namelijk al duidelijk gemaakt dat deze goederen tot zijn privévermogen behoren en kosten van zulke privé-apparatuur zijn niet aftrekbaar. De enig reden waarom de rechtbank het beroepschrift van de man gegrond verklaart, is dat de fiscus in de bezwaarprocedure het hoorrecht heeft geschonden. De man krijgt dan ook een forfaitaire proceskostenvergoeding toegekend. Bron: Rechtbank Den Haag 20 juni 2019

Oproep voor de invoer van generatietoets

Uit een onderzoek van het SER Jongerenplatform blijkt dat jongeren minder snel zelfstandig zijn. Ook wordt de scheidslijn tussen jongeren met meer en minder kansen steeds duidelijker. Het SER Jongerenplatform roept het kabinet daarom op om een generatietoets in te voeren om te voorkomen dat een stapeling van beleid jongeren onevenredig treft.
De overheid voert soms maatregelen in die op zichzelf verdedigbaar zijn, maar die bij elkaar opgeteld nadelig zijn voor jongeren. Met een generatietoets moet vooraf duidelijk zijn wat het effect van (nieuwe) maatregelen is op jongeren. Uit het rapport blijkt dat jongeren goede perspectieven hebben, met goed onderwijs en kansen op een baan en dat veel jongeren de kansen grijpen die ontwikkelingen hen bieden. Jongeren geven echter ook aan zorgen te hebben. Zo zorgt het sociaal leenstelsel voor onzekerheid, vindt niet iedereen werk dat genoeg oplevert, zijn betaalbare starterswoningen schaars en hebben relatief veel jongeren last van stress of psychische klachten. In het rapport doet het SER Jongerenplatform een aantal aanbevelingen. Zo pleiten de jongeren onder meer voor een gedegen onderzoek naar de gevolgen van het sociaal leenstelsel. Die gevolgen gaan niet alleen over de financiële positie van jongeren tijdens hun studietijd, maar ook over de vervolgstappen in hun leven. Juist omdat de gevolgen van het leenstelsel verstrekkend zijn, moeten ze volgens het Jongerenplatform goed in beeld worden gebracht. Daarnaast pleit het Jongerenplatform onder meer voor een betere aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt en voor meer betaalbare woningen voor jongeren. Ook wordt aandacht gevraagd voor de toenemende prestatiedruk en stress, voor de negatieve gevolgen van flexwerk en voor de betaalbaarheid van kinderopvang en inzicht in de motieven en kansen voor jong ondernemerschap. Bron: SER, 29-08-2019; MKB-Nederland en VNO-NCW, 30-08-2019

© lArcade 2024