Inloggen

Archief

Subsidieregeling praktijkleren voortzetten

MKB-Nederland en VNO-NCW willen dat de subsidiepot voor praktijkleren in het vervolg gaat meegroeien met het aantal studenten dat voor de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) kiest. De subsidieregeling praktijkleren komt bedrijven tegemoet in hun kosten voor het opleiden van mbo-studenten via de bbl.
Uit onderzoek van SEO, in opdracht van MKB-Nederland en VNO-NCW samen met twintig branches, blijkt dat de overheid financieel het meest profiteert van de bbl. De overheid snijdt zichzelf dan ook flink in de vingers als er wordt geschrapt in de subsidieregeling praktijkleren. SEO heeft opdracht gekregen om de maatschappelijke kosten en baten van de bbl – waarbij een student vier dagen per week bij een werkgever het vak leert – in kaart te brengen, omdat de subsidieregeling praktijkleren regelmatig onderwerp van discussie is. Zo wilde minister Van Engelshoven (OCW) aan het begin van deze kabinetsperiode de regeling helemaal afschaffen. Zij vindt dat bedrijven van de bbl profiteren en die dan dus ook maar in zijn geheel zelf moeten betalen. Uit het onderzoek blijkt nu dat er van die redenering niets klopt. Volgens het SEO-onderzoek profiteren alle betrokken partijen van de bbl: werkgevers, studenten én vooral de overheid. Van de totale baten van de bbl – bijna € 1,4 miljard– komt € 962 miljoen bij de overheid terecht, ondanks de € 194 miljoen die jaarlijks wordt uitgetrokken voor de subsidieregeling praktijkleren. Ook bedrijven profiteren van de bbl, maar zij hebben ook aanzienlijk hogere kosten. Een bbl-student kost een bedrijf per jaar gemiddeld € 13.000, terwijl ondernemers zo'n € 2.500 subsidie krijgen. Werkgevers betalen de begeleiding van studenten, gemiddeld 45% van de opleidingskosten, reiskosten, enz. Opgeteld gaat het om € 422 miljoen. Bron: MKB Nederland, 10-09-2019

Pas op bij voorwaarden in kwijtscheldingsbeschikking!

De fiscus kan voorwaarden opnemen in een kwijtscheldingsbeschikking. Als de belastingschuldige niet voldoet aan deze voorwaarden, kan hij zich niet beroepen op een kwijtschelding van zijn belastingschulden.
Een fiscale eenheid voor de omzetbelasting (FE OB) geeft in haar aangifte omzetbelasting aan dat zij btw is verschuldigd, maar draagt deze btw niet af. Als de FE OB de opgelegde naheffingsaanslagen niet betaalt, stelt de ontvanger in maart 2015 een vennootschap binnen de FE OB bij beschikking aansprakelijk. De vennootschap tekent bezwaar aan tegen deze aansprakelijkstelling, waarop de ontvanger de beschikking intrekt. Maar eind 2017 legt hij de vennootschap opnieuw een aansprakelijkstellingsbeschikking op. De vennootschap is het hier niet mee eens en stapt naar de rechter. De vennootschap stelt voor de rechtbank dat de fiscus voor de groep van ondernemingen een kwijtscheldingsbeschikking heeft afgegeven. De rechtbank constateert dat die beschikking twee betalingstermijnen als voorwaarden noemt. Omdat de groep niet binnen die termijn heeft betaald, voldoet zij niet aan de voorwaarden voor kwijtschelding. Bovendien loopt nog een civiele procedure over openstaande schulden van de FE OB. De vennootschap kan daarom volgens het hof niet stellen dat de belastingschuld niet meer bestaat. De vennootschap stelt daarnaast dat een tweede aansprakelijkstelling niet mogelijk is. Dit wordt echter niet nader gemotiveerd of geconcretiseerd. Bovendien is volgens de rechtbank geen sprake van een dubbele aansprakelijkstelling. De ontvanger heeft immers de tweede aansprakelijkstellingsbeschikking pas opgelegd nadat hij de eerste had ingetrokken. Bovendien maakt de ontvanger aannemelijk dat het ontstaan van de belastingschulden en het belopen van de boeten en betalingskosten is te wijten aan de vennootschap. Zij was als onderdeel van de FE OB verantwoordelijk voor de betaling van de aangiften omzetbelasting. Door niet te betalen, is het opleggen van de naheffingsaanslagen en wat daarbij komt aan haar te wijten. De rechtbank oordeelt dat de vennootschap terecht aansprakelijk is gesteld. Bron: Rb. Den Haag 04-07-2019

Werkgeversonderzoek UWV: krapte arbeidsmarkt blijft

Op 6 september 2019 heeft UWV een lijst van beroepen gepubliceerd waar een groot tekort aan personeel heerst. In steeds meer sectoren is er een tekort aan personeel. Voor het eerst zijn er ook moeilijk vervulbare vacatures in verkoopberoepen, overheidsberoepen en bij juridische beroepen. Uit een werkgeversonderzoek blijkt hoe de krapte wordt ervaren door bedrijven.
Volgens werkgevers is bijna de helft van de vacatures (45%) moeilijk te vervullen. Dit aandeel is gelijk aan vorig jaar. De kraptelijst van UWV bevat veel bekende tekortberoepen, zoals metselaars, elektriciens, cnc-verspaners, programmeurs, verzorgenden, wijkverpleegkundigen, koks, vrachtwagenchauffeurs en leraren exacte vakken. Voor het eerst zijn er in 2019 ook moeilijk vervulbare vacatures in een aantal nieuwe segmenten: veiligheid, verkoop, juridisch en overheid. Dit jaar staan er ook beroepen op de lijst waarvan minder bekend is dat er tekorten zijn. Zo is er behoefte aan Customer Due Diligence specialisten (mensen die bij banken onderzoek doen om witwassen en terrorismebestrijding te voorkomen) en declaranten (mensen die namens bedrijven de verplichte douaneformaliteiten afhandelen). Ook aan beleidsmedewerkers ruimtelijke ordening en ongediertebestrijders is een groot tekort. Het valt op dat er dit jaar steeds meer moeilijk vervulbare vacatures ontstaan voor beroepen waar geen of nauwelijks instroomeisen worden gesteld. Voor deze beroepen heeft men geen opleiding nodig, soms wordt wel gevraagd om certificaten die in een aantal dagen te halen zijn. Dit jaar gaat het om 20 beroepen: van assemblagemedewerker tot asbestverwijderaar, van heftruckchauffeur tot verkeersregelaar en van schoonmaker tot verkoopmedewerker tankstation. Vier van de vijf werkgevers die hun vacatures moeilijk kunnen vervullen verrichten extra inspanningen. Zo zetten zij vacatures uit via meer of andere wervingskanalen. Ook wordt het eigen personeel ingezet om mensen te vinden en gaan bedrijven zelf op zoek naar kandidaten. Het aanpassen van arbeidsvoorwaarden of functie-eisen wordt weinig spontaan genoemd door werkgevers. Een derde van de werkgevers die een of meer vacatures hebben vervuld, heeft een kandidaat aangenomen die niet de juiste opleiding of scholing had. UWV vraagt ook naar verwachtingen voor de toekomst. Een kwart van de werkgevers (24%) denkt dat het vervullen van vacatures in het najaar van 2019 nog moeilijker wordt. Vooral werkgevers die nu al moeite hebben om personeel te vinden verwachten dat het nog moeilijker gaat worden. Bron: UWV.nl, 6-9-2019

Aandachtspunten bij premie werkhervattingskas 2020

Op 2 september 2019 heeft het UWV de premies en parameters voor de WGA- en ZW-premies 2020 voor de werkhervattingskas gepubliceerd.
De premie werkhervattingskas wordt voor elke werkgever apart vastgesteld. De Belastingdienst stuurt voor het einde van het jaar een beschikking aan elke werkgever met daarin de hoogte en opbouw van de premies van de werkhervattingskas. De door het UWV gepubliceerde nota geeft een toelichting op de totstandkoming van deze premies en parameters. De premiedifferentiatiesystematiek wordt op een aantal punten gewijzigd per 1 januari 2020. Dit zijn de belangrijkste veranderingen: • Het (her)indelen van alle uitzendwerkgevers in sector 52 ‘Uitzendwerkgevers’ heeft gevolgen voor de gedifferentieerde premies Ziektewet. Zo zal de premie voor de uitzendsector stijgen, terwijl de premie in een aantal andere sectoren zal dalen. Dit kan voor werkgever aanleiding zijn om opnieuw te beoordelen of het zin heeft om eigen risicodrager te worden of te blijven. • Ook is een aantal technische wijzigingen doorgevoerd om de premiesystematiek te verbeteren. De berekening van de sectorale premies is aangepast en het rekenpercentage is afgeschaft. • Door de invoering van de Wet Arbeidsmarkt in Balans op 1 januari 2020 worden de Sectorfondsen afgeschaft. Hierdoor zullen de zogenaamde staartlasten Ziektewet vanaf 2020 uit de werkhervattingskas worden gefinancierd. Staartlasten zijn uitkeringen die ontstaan zijn bij werkgevers die inmiddels eigenrisicodrager zijn, maar ten tijde van het ontstaan van de uitkering nog publiek verzekerd waren. Dit heeft in het algemeen een licht verhogend effect op de Ziektewetpremies. Bron: AWVN.nl, 3-9-2019

Premie Whk niet omhoog als ziekengeld niet is uitbetaald

De gedifferentieerde premie Werkhervattingskas van een werkgever kan, vanwege een WGA-uitkering, niet worden verhoogd als het ziekengeld niet daadwerkelijk door UWV aan de werknemer is uitbetaald. Vaststaat dat recht op ziekengeld bestond.
Op 1 april 2004 is werknemer bij de werkgever in dienst getreden. Onmiddellijk voorafgaand aan deze indiensttreding had de werknemer recht op een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Tot 1 april 2011 had de werknemer de status van arbeidsgehandicapte. Per 10 november 2009 is de werknemer opnieuw uitgevallen. Na de wachttijd krijgt de werknemer een WGA-uitkering toegekend. Werkgever heeft het loon van de werknemer gedurende de wachttijd doorbetaald en heeft geen beroep op de no riskpolis van art. 29b Ziektewet gedaan. Het UWV heeft daarom geen ziekengeld aan de werknemer betaald en heeft dit ook niet aan de werkgever gecompenseerd. De WGA-uitkering wordt toegerekend aan de werkgever voor de berekening van de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (hierna: premie Whk). Daardoor wordt deze premie hoger vastgesteld. De werkgever is het hier niet mee eens en komt in beroep. Volgens Rechtbank Gelderland houdt het ‘recht op ziekengeld’ in art. 117b derde lid sub c Wfsv niet in dat dit recht is geclaimd en uitbetaald (geconsumeerd), zoals de Belastingdienst in navolging van het UWV stelt. Voldoende is dat de werknemer uit hoofde van de no risk polis recht op ziekengeld had. De inspecteur heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. In navolging van de rechtbank concludeert het hof dat de WGA-uitkering die aan de werknemer is betaald, redelijkerwijs niet aan de werkgever kan worden toegerekend. Conclusie is dat de individuele premiecomponent WGA-lasten en daarmee het gedifferentieerd premiepercentage Whk 2017 te hoog is vastgesteld. Het hoger beroep van de inspecteur is ongegrond. Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 27-8-2019

© lArcade 2024