Inloggen

Archief

Herziening btw-aftrek door vrijgestelde huur leeg pand

Een btw-ondernemer koopt vastgoed om dat belast door te verkopen. Als de verkoopmarkt ongunstig is, besluit hij leegstaande panden te verhuren. Als dat te lang duurt, riskeert hij echter herziening van de aftrek voorbelasting.
Een bv met als doel het ontwikkelen van onroerende zaken, realiseert bij haar deelname aan een project een appartementencomplex. De gemeente kent aan dat appartementencomplex een woonfunctie toe. Op 3 juli 2013 en 18 december 2013 krijgt de bv dertien appartementen geleverd. In dat verband is btw aan haar in rekening gebracht. Zij trekt deze omzetbelasting af als voorbelasting. Op 8 mei 2014 verkrijgt zij één appartement in het complex van een particulier. Deze levering vindt plaats zonder facturering van omzetbelasting. De bv koopt deze appartementen om ze te kunnen verkopen aan particulieren of beleggers. Maar de markt voor verkoop is niet goed in 2013. De bv verwacht daarom geen verkoop op korte termijn. Omdat de markt voor verhuur op dat moment wel goed is, besluit de bv appartementen te verhuren met toepassing van de Leegstandswet. Dat houdt in dat de woningen maximaal twee jaar zijn te verhuren, waarbij geen sprake is van huurbescherming. De bv vindt dat het gebruik van de appartementen niet verschilt van het beoogde doel. In dat geval blijft de herziening van de aftrek voorbelasting achterwege. Maar de inspecteur denkt daar anders over en heft de herzienings-btw na. De bv begint een beroepsprocedure, eerst voor Rechtbank Gelderland en vervolgens voor Hof Arnhem-Leeuwarden. Het hof oordeelt dat de bv zich in het desbetreffende tijdvak niet heeft beziggehouden met verhuur voor kort verblijf. Daarbij acht het hof van waarde dat de huurders de kosten dragen van kleine herstelwerkzaamheden. Zij voeren deze kleine herstelwerkzaamheden, waaronder het vervangen van de lampen of het verhelpen van een verstopping, daadwerkelijk uit. Daarnaast zijn zij belast met de zorg voor de inventaris. Verder worden de huurders rechtstreeks aangeslagen voor de gemeentelijke heffingen en de waterschapslasten. Vrijwel alle huurders hebben zelf een contract afgesloten met een energiemaatschappij. Daarmee wijkt de verhuur van de bv af van de btw-belaste verhuur in het kader van het hotel-, pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf. Bovendien hebben beide partijen een inspanningsverplichting om na afloop van een tijdelijke huurovereenkomst een nieuwe tijdelijke huurovereenkomst aan te gaan. Deze verplichting geldt zolang de bv de woning in kwestie nog niet heeft verkocht. De nieuwe huurovereenkomst duurt minstens zes maanden. In de praktijk huren de meeste huurders de appartementen daardoor voor een langere periode dan zes maanden. Ten slotte bevatten enkele huurovereenkomsten een voorkeursrecht tot koop van het appartement. Op grond van al deze omstandigheden concludeert het hof dat hier sprake was van gewone btw-vrijgestelde verhuur. De Belastingdienst heeft daarom terecht herzienings-btw nageheven. Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 22-02-2022 (gepubl. 04-03-2022)

Onjuiste naam zaait twijfel over zakelijkheid lening

Vanwege het gebrek aan leningsvoorwaarden loopt een dga die via zijn rekening-courant geld leent aan zijn bv het risico dat de fiscus de lening onzakelijk vindt. Nu kan de dga het rekening-courantkrediet omzetten in een lening. Maar dat is niet overtuigend als de naam van de bv in de leningsovereenkomst onjuist is vermeld.
Een zaak voor Hof Arnhem-Leeuwarden betreft een man die als enig bestuurder van een stichting over het vermogen van deze stichting kan beschikken alsof het zijn eigen vermogen is. Deze stichting houdt eerst 70% en later 90% van de aandelen in een bv. De partner van de man verwerft naderhand de overige 10% van de aandelen. Tegen die tijd ontvangt de man certificaten in de bv. Eind 2011 heeft de bv een schuld in rekening-courant (r-c) aan de bestuurder van meer dan € 75.000. De man beweert dat hij toen een schriftelijke leningsovereenkomst heeft opgesteld om de r-c-schuld in een lening om te zetten. Daarbij is een verplichting tot aflossing en zekerheidstelling opgenomen. Wanneer de bv verliezen blijft lijden en haar schuld toeneemt, geeft de man in zijn aangifte IB/PVV over 2013 een afwaarderingsverlies van zijn vordering op van € 55.000. Maar de fiscus denkt dat de man een onzakelijke lening aan de bv heeft verstrekt. Daarom weigert de inspecteur de aftrek van het afwaarderingsverlies. Ook corrigeert hij de terbeschikkingstellingsvrijstelling. De man start daarop een beroepsprocedure. Net zoals de fiscus hecht het hof weinig waarde aan de inhoud van de leningsovereenkomst. Deze overeenkomst gebruikt namelijk een naam van de bv die zij pas enkele jaren later is gaan gebruiken. Verder rekenen verschillende (concept-)jaarrekeningen de schuld van de bv tot de kortlopende schulden. Zelfs na het oplopen van de schuld maken deze stukken geen vermelding van een (gedeeltelijke) omzetting van de r-c in een lening. Daarom hanteert het hof als uitgangspunt dat de man geld aan zijn bv heeft geleend als r-c-krediet. In dat geval is geen sprake van aflossingsvoorwaarden of zekerheidstelling. Daarnaast stelt het hof vast de man niet heeft gehandeld als een onafhankelijke derde, maar vanuit aandeelhoudersmotieven. Als bestuurder van de stichting heeft hij namelijk indirect zeggenschap in de bv. Bovendien houdt hij certificaten in de bv. Al met al heeft de man een debiteurenrisico gelopen dat niet valt te compenseren met een winstonafhankelijke rente. De lening is dus onzakelijk, zodat afwaardering niet is toegestaan. Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 22-02-2022 (gepubl. 04-03-2022)

Betaald ouderschapsverlof omhoog naar 70%

Uit een brief van minister Van Gennip aan de Eerste en Tweede Kamer blijkt dat het kabinet de uitkering voor het betaald ouderschapverlof verhoogt naar 70% van het dagloon. In het oorspronkelijke wetsvoorstel, dat ingaat vanaf 2 augustus 2022, bedroeg de uitkering 50% van het dagloon.
Het kabinet wil dat mensen meer echte keuzes krijgen in de combinatie van zorg en werk. Daarom wil het kabinet de uitkering voor betaald ouderschapsverlof verhogen naar 70%. De Eerste Kamer had bij het oorspronkelijke wetsvoorstel een motie aangenomen om de uitkering te verhogen naar 70%. Ouders hebben vanaf 2 augustus dit jaar recht op negen weken betaald ouderschapsverlof. Door de uitkering te verhogen, maakt het kabinet het makkelijker het ouderschapsverlof op te nemen. De uitkering van het betaald ouderschapsverlof gaat per dag 70% bedragen van het dagloon van de werknemer, doch ten hoogste 70% van het maximum dagloon per dag. Ouders kunnen het betaald ouderschapsverlof aanvragen als de negen weken worden opgenomen in het eerste levensjaar van het kind. In totaal hebben ouders recht op 26 weken ouderschapsverlof in de eerste zeven jaar van een kind. Als niet alle negen weken betaald verlof worden opgenomen in het eerste jaar kunnen deze worden toegevoegd aan de resterende 17 weken ouderschapsverlof. Deze weken zijn onbetaald. Het blijft net als in de huidige situatie voor werkgevers en werknemers wel mogelijk om daar aanvullende afspraken over te maken, bijvoorbeeld in de cao. Bron: Min. SZW 08-03-2022

Jubelton wordt per 1 januari 2023 verlaagd

Het kabinet heeft besloten de schenkingsvrijstelling eigen woning (jubelton) met ingang van 1 januari 2023 te verlagen naar € 27.231. Dit heeft staatsecretaris Van Rij laten weten aan de Tweede Kamer.
Dit jaar kunnen mensen tussen de 18 en 40 jaar nog een belastingvrije schenking voor de eigen woning krijgen van € 106.671. Met ingang van 1 januari 2023 wordt het bedrag van de schenking verlaagd tot € 27.231, het bedrag van de eenmalige verhoogde vrijstelling tussen ouders en kinderen. Het is niet mogelijk om in 2023 twee maal een bedrag van € 27.231 te schenken, een maal voor de eigen woning en een maal ter vrije besteding. Per 1 januari 2024 wordt de schenkingsvrijstelling eigen woning in zijn geheel afgeschaft. Het verlagen van de schenkingsvrijstelling eigen woning wordt opgenomen in het wetsvoorstel Belastingplan 2023 en levert € 7 miljoen per jaar op. Bron: MvF 08-03-2022

Verblijfskosten eigen rijders: bedrag 2022 bekend

Eigen rijders, die meerdaagse of op meer dagen internationale ritten maken, mogen als verblijfskosten een vast bedrag per gereden dag ten laste van hun winst brengen. Voor 2022 is dit bedrag vastgesteld op € 41,50. Zelfstandige transportondernemers die internationale ritten maken mogen onder voorwaarden een vast bedrag per gereden dag ten laste van de winst brengen. Dit bedrag (in 2022: € 41,50) wordt jaarlijks aangepast en gepubliceerd op belastingdienst.nl, bij Verblijfskosten eigen rijders. De voorwaarden zijn: De rit moet langer duren dan 24 uur.
De verste bestemming mag niet in Nederland liggen. Er is geen maximum afstand. De regeling geldt voor alle meerdaagse ritten in dat jaar. De ondernemer moet het aantal gereden dagen kunnen aantonen met bijvoorbeeld tachograafschijven, facturen en rittenstaten. De vertrek- en terugkomdag tellen elk mee voor een halve dag. De ondernemer geeft de winst aan in de aangifte inkomstenbelasting. Deze regeling geldt niet voor transportondernemers die onder de vennootschapsbelasting vallen. De transportondernemer moet ieder jaar opnieuw bekijken of hij gebruik wil maken van deze regeling. Als van de regeling gebruik wordt gemaakt, hoeven geen bewijsstukken van de verblijfskosten te worden bewaard. De regeling geldt ook voor internationale ritten die starten op meer dan 50 kilometer van het woonadres van de transportondernemer, ook als deze korter duren dan 24 uur. Hierbij gelden de volgende 2 voorwaarden: Deze ritten vinden plaats op aaneengesloten dagen (eventueel met ritten waarbij men meer dagen aaneengesloten in het buitenland verblijft). Het traject van elke rit bevindt zich geheel buiten een afstand van 50 km van het woonadres van de transportondernemer. De bedragen van de laatste vijf jaar zijn op de internetsite van de Belastingdienst te vinden. Bron: Belastingdienst, 04-03-2022

© lArcade 2024