Inloggen

Archief

Mijn Digitale Zaak weer open

MKB’ers en eenmanszaken kunnen vanaf 17 mei (weer) ondersteuning krijgen van de Mijn
Digitale Zaak. Hiermee krijgen zij, naast subsidie, een persoonlijk advies op basis
van een quickscan, een stappenplan en een overzicht van mogelijke leveranciers.

Ten opzichte van de openstelling in 2022 is de eis dat een MKB’er minimaal twee fte
in dienst moesten hebben vervallen. Hierdoor komen ook eenmanszaken in aanmerking
voor ondersteuning. De ondernemer moet staan ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
Als aan de voorwaarden wordt voldaan bedraagt de subsidie 50% met een maximum van
€ 2.500, waarvan maximaal € 500 voor advies. De kosten moeten minimaal € 1.000 bedragen.
De subsidie kan tussen 17 mei 2023 9.00 uur en vrijdag 14 juli 2023 17.00 uur worden
aangevraagd. Het totale beschikbare budget is € 870.000. Ondernemers in het mkb met
maximaal 50 werknemers en een jaaromzet van maximaal € 10 miljoen kunnen gebruik maken
van de regeling.
Mijn Digitale Zaak bestaat uit drie stappen. In de eerste stap beantwoordt de ondernemer
vragen over het bedrijf. Dat levert meteen een persoonlijk digitaliseringsadvies op.
In de tweede stap ontvangen zij een lijst met leveranciers van digitaliseringsdiensten,
passend bij het advies. Ondernemers kunnen vervolgens een leverancier selecteren en
een offerte aanvragen. In de laatste stap kan de subsidie aangevraagd worden bij RVO.
De subsidie vergoedt 50% van de offerteprijs tot een maximum van € 2.500.
De volgende zaken komen niet in aanmerking voor subsidie:

  • Aankoopadvies door de leverancier van de technologie die u wilt aanschaffen of implementeren.

  • Diensten of producten die niet aansluiten bij wat de leverancier normaal gesproken
    levert.

  • Betaalde socialmedia-abonnementen en advertentiebudget.

Uit de resultaten uit 2022 blijkt dat Mijn Digitale Zaak digitalisering stimuleert
en het minder complex maakt. In 2022 voltooiden 3641 ondernemers de scan.
‘Mijn Digitale Zaak’ is een initiatief van branchevereniging INretail, KVK, MKB-Nederland
en RVO, dat in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat wordt
uitgevoerd. INretail heeft voor dit initiatief in kaart gebracht welke digitaliseringsoplossingen
het meest effect hebben op de productiviteit en toekomstbestendigheid van ondernemers
in de retail. KVK heeft de digitaliseringsscan ontwikkeld en MKB-Nederland biedt een
overzicht met mogelijke leveranciers. RVO geeft de subsidies uit.

Meer informatie: https://www.rvo.nl/subsidies-financiering/mijn-digitale-zaak

Bron: RVO 11-05-2023

Gezonde lunches voor werknemers toch vrijgesteld onder WKR

Een werkgever moet volgens de Arbowet een beleid hebben om ziekteverzuim te voorkomen.
Volgens Advocaat-Generaal Pauwels kan de verstrekking van gezonde lunchmaaltijden
hier een onderdeel van zijn.

Een bv is gespecialiseerd in de ontwikkeling en verkoop van kiemgroenten. Zij verstrekt
kosteloos gezonde lunchmaaltijden aan haar werknemers. De bv brengt de verstrekking
onder de zogenoemde gerichte vrijstelling voor Arbovoorzieningen binnen de werkkostenregeling
(WKR). Zij stelt dat hiermee wordt voldaan aan de Arboverplichting om gezondheidsrisico’s
te beperken.

Vrijstelling niet van toepassing Hof Den Haag oordeelde dat de gerichte vrijstelling voor Arbovoorzieningen niet kon
worden toegepast. Deze vrijstelling was niet bedoeld voor verstrekkingen die in meer
algemene zin het welzijn en de gezondheid van werknemers bevorderen. Het hof verwees
hierbij naar een toelichting van de staatssecretaris en de wetsgeschiedenis.

Gezonde lunches passen binnen verplicht Arbobeleid A-G Pauwels concludeert nu dat de gezonde lunches wel degelijk onder de vrijstelling
vallen. Een werkgever moet volgens de Arbowet een beleid hebben om ziekteverzuim te
voorkomen. De verstrekking van gezonde lunchmaaltijden kan hier een onderdeel van
zijn. Het is niet meer nodig dat de voorzieningen direct samenhangen met verplichtingen
van de werkgever op grond van de Arbowet, zoals de staatssecretaris stelt. Er hoeft
ook geen direct verband te zijn met de verrichte arbeid. Het hof heeft dit afgeleid
uit een voorbeeld van de verstrekking van een fiets, maar dat voorbeeld is onvoldoende
om het als algemeen criterium te aanvaarden. Onder de nieuwe regels is het ook niet
meer van belang dat de lunches een besparing in privé opleveren voor de werknemers.
Verder maakt het niet uit dat de werkgever in feite zelf kan bepalen hoe ruim de gerichte
vrijstelling is. Die ruimte is een gevolg van het aansluiten bij de Arbowet, en er
is geen correctiemogelijkheid meer opgenomen.

Bron: A-G Pauwels 21-04-2023 (gepubl. 12-05-2023)

Stakingswinstlijfrente niet aftrekbaar van bijdrage-inkomen Zvw

Voor een aftrek op het bijdrage-inkomen moet de lijfrente zijn bedongen in verband
met een FOR-vrijval. Een stakingswinstlijfrente hoeft niet hetzelfde te worden behandeld.

De exploitant van een tennisschool staakt zijn onderneming op 30 september 2018. Hij
bedingt voor de stakingswinst van € 128.785 een lijfrente. De inspecteur berekent
het bijdrage-inkomen voor de inkomensafhankelijke Zvw-bijdrage op € 147.194, en legt
een Zvw-aanslag op naar het maximum bijdrage-inkomen van € 54.614. Volgens de ex-ondernemer
moet de koopsom voor de stakingswinstlijfrente worden afgetrokken van het bijdrage-inkomen,
zodat het bijdrage-inkomen uitkomt op € 18.409.
Hof Arnhem-Leeuwarden bevestigt de uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland (niet gepubliceerd)
en oordeelt dat het bijdrage-inkomen juist is vastgesteld. De ex-ondernemer legt het
arrest van de Hoge Raad van 23 november 2018 verkeerd uit. In dit arrest wordt geen
onderscheid gemaakt tussen de vrijval van een fiscale oudedagsreserve (FOR) bij staking,
en een FOR-vrijval zonder staking. Voor een aftrek op het bijdrage-inkomen is alleen
van belang of de lijfrente is bedongen in verband met de vrijval van de FOR. Er is
in dit geval geen sprake van een dergelijke lijfrente. Uit het arrest van de Hoge
Raad van 4 februari 2022 volgt dat de wetgever gevallen waarin een (stakingswinst)lijfrente
is bedongen anders kan behandelen. Het niet aftrekken van de koopsom van het bijdrage-inkomen
is daarom niet strijdig met EU-recht.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 2-5-2023 (gepubl. 12-5-2023), Hoge Raad 23-11-2023, Hoge
Raad 04-02-2022

Premies en hogere schalen voor werving en behoud personeel

De arbeidsmarkt is krap. Werkgevers zetten vooral financiële middelen in om nieuw
personeel aan te trekken. Dat blijkt uit een onderzoek van AWVN. De aanbrengpremie
is het meest gebruikte middel om nieuwe mensen te werven.

Negen van de tien werkgevers heeft last van een personeelstekort. Daarbij rapporteren
zij een gemiddeld personeelsverloop over 2022 van 12%. Wel zijn de verschillen tussen
werkgevers groot. Er zijn werkgevers die nauwelijks verloop rapporteren, terwijl andere
werkgevers afgelopen jaar wel 50% van hun personeel zagen vertrekken.
De aanbrengpremie is het meest gebruikte middel om nieuw personeel te werven. 6 op
de 10 werkgevers geeft aan deze maatregel in te zetten. Om personeel binnen te halen,
zijn werkgevers bereid om nieuw personeel hoger in een schaal te plaatsen (45%), een
arbeidsmarkttoeslag te geven (21%) of in een hogere schaal te plaatsen (20%).
Maar financiële maatregelen alleen zijn niet voldoende, zeker omdat die niet leiden
tot meer mensen op de arbeidsmarkt. Andere, op de lange termijn gerichte krapteoplossingen
zijn nodig zoals arbeidsbesparende technologie, meer uren werken per persoon en inclusiever
werven. Aan het AWVN-onderzoek deden 415 werkgevers mee.

Bron: AWVN, 04-05-2023

Geen 30%-regeling voor student die in Nederland blijft wonen

Een werknemer die in Nederland woont, komt niet in aanmerking voor de 30%-regeling.
Dit geldt ook als hij tevens buiten Nederland een woonplaats heeft.

Een Indiase man woont en werkt in India. Hij is daar samen met zijn moeder eigenaar
van een woning. De voorzieningen staan op zijn naam. Hij heeft onder meer Indiase
verzekeringen en een Indiaas pensioen. Voor de jaren 2016/2017 en 2017/2018 deed hij
aangifte in India. Begin 2017 komt hij naar Nederland om een MBA-opleiding te volgen.
Hij krijgt een tijdelijke verblijfsvergunning en huurt hier een woning, waar hij vanaf
27 februari 2017 ingeschreven staat. Zijn Indiase echtgenote komt een maand later
ook naar Nederland en staat ingeschreven op hetzelfde adres. Hij doet voor 2017 en
2018 IB-aangifte als binnenlands belastingplichtige. Na zijn afstuderen treedt hij
in dienst bij een in Nederland gevestigde Ltd. Binnen een jaar stapt hij over naar
een ander bedrijf, dat verzoekt om toepassing van de 30%-regeling. De inspecteur weigert
de 30%-regeling omdat de man geen ‘ingekomen werknemer’ is.
Rechtbank Gelderland heeft de 30%-regeling toegekend. De man kon niet als een fiscaal
inwoner van Nederland worden aangemerkt omdat een duurzame band van persoonlijke aard
ontbrak. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de 30%-regeling terecht is geweigerd.
Een werknemer die in Nederland woont, komt niet in aanmerking voor de regeling. Dit
geldt ook als hij tevens buiten Nederland een woonplaats heeft. Het hof concludeert
dat de man in Nederland woonde bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst met de Ltd.
De man is na zijn afstuderen geen enkele keer naar India teruggekeerd en het is niet
aannemelijk dat hij dit op enig moment zou doen. Het hof hecht minder waarde aan de
woning in India, de Indiase verzekeringen en de andere zaken waardoor hij aan India
is gebonden.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 25-04-2023 (gepubl. 05-05-2023)

© lArcade 2024