Inloggen

Archief

Voorkom intrekken betalingsregeling bijzonder uitstel!

De Belastingdienst maakt ondernemers er op attent dat de betalingsregeling voor de
belastingschuld door het bijzonder uitstel vanwege de coronacrisis (betalingsregeling
bijzonder uitstel) half juni wordt ingetrokken als ondernemers niet voldoen aan de
voorwaarden.

Door nu actie te ondernemen kan intrekken worden voorkomen. De Belastingdienst wijst
er op dat hoe groter de betalingsachterstand, hoe moeilijker het wordt om financiële
problemen op te lossen. Bij ondernemers die begin juni nog steeds een betalingsachterstand
hebben, wordt de betalingsregeling bijzonder uitstel ingetrokken. Men moet dan het
hele bedrag van de belastingschuld die onder het bijzonder uitstel valt, inclusief
de invorderingsrente en eventuele kosten, in een keer betalen.

Ondernemers kunnen achterlopen met het betalen van de termijnbedragen van de betalingsregeling
bijzonder uitstel, of met het voldoen aan de aangifte- en betalingsverplichtingen
vanaf 1 oktober 2023, of met allebei. De Belastingdienst heeft hierover eerder al
verschillende brieven gestuurd om daarop te wijzen.

Is de brief zoek waarin de Belastingdienst de ondernemer heeft geïnformeerd over de
betalingsregeling bijzonder uitstel? Dan kan men de BelastingTelefoon bellen voor
een kopie.

Op de pagina https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/nl/coronavirus/content/wat-is-uw-achterstand-voor-de-betalingsregeling-bijzonder-uitstel wordt uitgelegd hoe een ondernemer er achter kan komen hoe groot de betalingsachterstand
is.

Kan men tijdelijk de termijnen van de betalingsregeling bijzonder uitstel niet betalen?
Dan kan men via https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/nl/coronavirus/content/aanpassing-betalingsregeling-belastingschuld-door-bijzonder-uitstel een of meer aanpassingen van de betalingsregeling aanvragen.

Kan men nu niet op tijd voldoen aan de nieuwe betalingsverplichtingen? Dan kan men
mogelijk uitstel van betaling krijgen voor belastingschulden die men vóór 1 oktober
2022 moest betalen. Lees meer op https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/nl/coronavirus/content/bijzonder-uitstel-van-betaling-overzicht#problemen-nieuwe-betalingsverplichtingen.

Op https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/nl/coronavirus/content/bijzonder-uitstel-van-betaling-overzicht#op-lange-termijn-betalingsproblemen leest men waar men advies en hulp kan krijgen als de betalingsverplichtingen niet
tijdelijk zijn.

Uit een brief van staatssecretaris Van Rij blijkt dat 96.000 ondernemers een betalingsachterstand
van een of meer termijnen hebben en dat 60.000 ondernemers nog geen enkele termijn
hebben betaald. Vanaf 13 juni 2023 gaat de Belastingdienst starten met het daadwerkelijk
intrekken van coronabetalingsregelingen. Zo nodig zal dwanginvordering worden opgestart.
Het generiek kwijtschelden is niet aan de orde.
Als sprake is van een levensvatbare onderneming, kan de ondernemer in aanmerking komen
voor een sanering van zijn schulden. Hiervoor moet wel aan een aantal voorwaarden
worden voldaan.

Bron: Belastingdienst 22-05-2023, MvF 17-05-2023

Verwijderbare zonnepanelen zijn onderdeel van het gebouw

Alle aspecten van de installatie zijn van belang voor de vraag of op zonnepanelen
afzonderlijk kan worden afgeschreven. De zonnepanelen maken de panden beter geschikt
voor bewoning en zijn dus ook geen ‘werktuig’.

Een woningcorporatie laat in 2016 voor € 1.019.566,50 zonnepanelen plaatsen op haar
woningen en appartementsgebouwen. Het gaat om niet-geïntegreerde zonnepanelen die
binnen een paar uur op de bestaande dakbedekking worden geplaatst. De omvormers zijn
in de woningen geplaatst en verbonden met de stroomvoorziening. Er wordt geen extra
bedrag aan huur en/of servicekosten gerekend voor de plaatsing van de zonnepanelen.
De corporatie merkt de zonnepanelen in bezwaar als zelfstandige bedrijfsmiddelen aan
en wil hierop afschrijven. Volgens de inspecteur zijn de zonnepanelen na plaatsing
een onderdeel van het gebouw, zodat een afzonderlijke afschrijving niet mogelijk is.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant volgt de inspecteur. Uit een arrest van de Hoge Raad
volgt dat alle aspecten van de installatie van de zonnepanelen van belang zijn. De
zonnepanelen kunnen weliswaar zonder schade worden verwijderd en verplaatst, maar
zijn wel gekoppeld aan de stroomvoorziening. Ook is de elektrotechnische installatie
van de panden aangepast en profiteren de huurders van de opgewekte stroom. De woningcorporatie
kan voor de zonnepanelen een extra bedrag rekenen aan de huurders, het maakt niet
uit dat zij hiervan uit praktische overwegingen afziet. Uit de wetsgeschiedenis blijkt
dat de zonnepanelen niet onder de zogenoemde werktuigenvrijstelling vallen omdat zij
de panden beter geschikt maken voor bewoning. Er is alleen sprake van een ‘werktuig’
als iets in hoofdzaak dienstbaar is aan het (productie)proces dat in het gebouw plaatsvindt.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 24-04-2023 (gepubl. 17-05-2023)

Voortzetter van VOF mag onderneming geruisloos in bv brengen

Zet na het overlijden van een ondernemer zijn erfgenaam het bedrijf voort zonder dat
de activiteiten wezenlijk veranderen? Dan bestaat in beginsel recht op doorschuiving
en eventueel geruisloze inbreng in een bv.

Vanaf 1965 exploiteert een vrouw samen met haar drie broers een agrarisch bedrijf.
De activiteiten van het bedrijf bestaan eerst uit het houden van rundvee, het houden
van varkens en akkerbouw. In 1971 treden twee broers uit de maatschap, hun andere
broer en hun zus zetten het bedrijf voort. Deze broer en zus gaan daartoe in november
2009 een VOF aan. Vanaf 2013 bestaan de activiteiten alleen uit het telen van akkerbouwgewassen.
In totaal is circa 25 hectare grond beschikbaar. Daarvan gebruikt het bedrijf jaarlijks
ongeveer 23 hectare voor de teelt. De broer verricht samen met loonwerkers werkzaamheden
op het land. De vrouw houdt zich in het bedrijf bezig met onder andere overleg, planning,
berekenen van prijzen en het voeren van de administratie. Ook neemt zij verschillende
ondernemersbeslissingen. In de jaren 2013 tot en met 2016 heeft het bedrijf de volgende
resultaten gerealiseerd:

€ 8.623 in 2013;

€ 16.552 in 2014;

€ 19.960 in 2015; en

€ 10.735 in 2016.

Vererving, doorschuiving en inbreng in bv De broer overlijdt op 26 februari 2016, zijn zus is de enig erfgename. Daardoor erft
zij het aandeel van haar broer in het bedrijf. In beginsel behaalt de broer stakingswinst
door zijn overlijden, maar de vrouw doet een beroep op de doorschuifregeling. Zij
zet de onderneming voort als eenmanszaak, om deze later in 2016 in te brengen in een
bv. De vrouw wil deze inbreng geruisloos laten plaatsvinden. De inspecteur meent echter
dat na het overlijden van de broer geen sprake meer is van een onderneming. Volgens
de fiscus doet de vrouw aan normaal vermogensbeheer. De Belastingdienst weigert daarom
de toepassing van de geruisloze doorschuiving en de geruisloze inbreng. De vrouw gaat
in beroep tegen deze weigering.

Zowel vóór als na overlijden is er een onderneming Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt voorop dat voor het bestaan van een onderneming
niet relevant is wie exact welke werkzaamheden binnen het bedrijf hebben verricht.
Van belang is of in het geheel bezien arbeid van voldoende omvang is verricht. Dat
tot het overlijden van de broer sprake was van een onderneming, is niet in geschil.
Volgens de rechtbank zijn de bedrijfsactiviteiten na het overlijden niet wezenlijk
veranderd. De vrouw is nog steeds ondernemersrisico blijven lopen. Ook heeft zij de
onderneming voortgezet voor haar risico en rekening. Daarom is zij onderneemster.
Aan de vraag of de activiteiten toch zijn te vergelijken met normaal vermogensbeheer,
komt men dan niet meer toe. De inspecteur heeft daarom de toepassing van de faciliteiten
ten onrechte geweigerd.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 28-04-2023 (gepubl. 15-05-2023)

Alleen toepassing verleggingsregeling als afnemer bekend is

De verleggingsregeling is bedoeld om btw-fraude en misbruik in bepaalde sectoren te
voorkomen. Hiervoor is het nodig dat de identiteit van de afnemer kan worden vastgesteld.

Een bv levert non-ferrometalen aan een Duitse afnemer. Deze afnemer haalt het metaal
altijd zelf af en betaalt hiervoor contant. Hij verstrekt, ondanks verzoeken van de
bv, geen geldig btw-identificatienummer. De bv voldoet over de leveringen geen btw,
maar past de verleggingsregeling toe. De facturen zijn gericht aan iemand met een
adres in Duitsland. De inspecteur heft btw na van de bv omdat de afnemer volgens hem
een stroman is, en de werkelijke afnemer niet te achterhalen is.
Anders dan de rechtbank, heeft Hof Den Bosch de inspecteur in het ongelijk gesteld.
Volgens het hof kon de verleggingsregeling ook worden toegepast als de identiteit
van de afnemer niet bekend was.

Identiteit van de afnemer nodig voor controle De Hoge Raad ziet dit anders omdat de verleggingsregeling met name is bedoeld om te
voorkomen dat er in bepaalde sectoren fraude, misbruik of oneigenlijk gebruik plaatsvindt.
Hiervoor is het nodig dat de Belastingdienst kan vaststellen wie de afnemer is waarnaar
de btw-heffing wordt verlegd. De identiteit van de afnemer is noodzakelijk voor controle
op de heffing en inning van btw bij de afnemer, en bij mogelijke doorlevering van
de goederen. Het vereiste dat de Belastingdienst de identiteit van de afnemer kan
vaststellen, volgt dus direct uit het doel van de verleggingsregeling. Dit vereiste
blijkt ook uit het wetsartikel waarin de regeling is opgenomen. Het is niet in strijd
met EU-recht dat de verleggingsregeling buiten toepassing blijft als de afnemer onbekend
is.

Bron: Hoge Raad 12-05-2023

Grensarbeider kan toch hypotheekrenteaftrek claimen

Om te bepalen of bijna het hele inkomen in Nederland wordt belast, moet worden gekeken
naar de heffing in het woonland volgens de belastingregels van dat land.

Een man werkt in Nederland, maar woont met zijn echtgenote in België. Zij samen eigenaar
van de woning, en betalen in 2015 in totaal € 8.790 aan hypotheekrente. Hij ontvangt
in 2015 een loon van € 120.000, waarop in Nederland loonheffingen en Zvw-bijdrage
is ingehouden. Zijn echtgenote heeft in dat jaar geen looninkomsten. Het echtpaar
heeft samen een vermogen van € 938.655, waarover alleen België kan heffen. Uit inkomensverklaringen
blijkt dat zij naar Nederlandse maatstaven een box 3-inkomen van elk € 18.773 zouden
hebben. De man wil een deel van de betaalde hypotheekrente (€ 5.000) aftrekken van
zijn Nederlandse inkomen. Volgens de inspecteur is de aftrek niet mogelijk omdat het
box 3-inkomen naar Nederlandse maatstaven te hoog is.

Recht op toepassing eigenwoningregeling Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de man recht heeft op toepassing van de
Nederlandse eigenwoningregeling. Een buitenlands belastingplichtige met een niet in
Nederland gelegen woning kan de hypotheekrente aftrekken als minimaal 90% van het
inkomen naar Nederlandse maatstaven hier belastbaar zou zijn. De man voldoet niet
aan deze 90%-eis en is dus geen ‘kwalificerende buitenlands belastingplichtige’. Volgens
de rechtbank is deze wettelijke regeling echter onverbindend wegens strijdigheid met
EU-jurisprudentie. Voor de 90%-eis moet in dit geval rekening worden gehouden met
het in België belaste inkomen naar Belgische maatstaven. Hierbij moet het inkomen
uit vermogen worden meegenomen. Volgens de Belgische belastingregels heeft het echtpaar
in België slechts een belastbaar inkomen (uit het vermogen) van € 1.300 gezamenlijk.
Dit inkomen moet worden vergeleken met het in Nederland belaste gezinsinkomen van
€ 103.245 om te bepalen of aan de 90%-eis wordt voldaan. Bijna het hele inkomen is
dus belast in Nederland en het echtpaar moet alsnog als kwalificerende buitenlands
belastingplichtigen worden aangemerkt. Door toepassing van de eigenwoningregeling
komt € 1.438 in aftrek op het in Nederland belaste gezinsinkomen.

Bron: Rb. Zeeland-Wet-Brabant 24-04-2023 (gepubl. 10-05-2023)

© lArcade 2024