Inloggen

Archief

Kaderovereenkomst telewerken per 1 juli 2023 in werking

Minister Van Gennip informeert de Tweede Kamer over de nieuwe ontwikkelingen voor
thuiswerkende grensarbeiders.

Structureel telewerk in andere EU-lidstaat: multilaterale kaderovereenkomst Werknemers kunnen op basis van de kaderovereenkomst tot 50% van de totale arbeidstijd
in de woonstaat telewerken, zonder dat dit leidt tot een wijziging van de toepasselijke
socialezekerheidswetgeving. Andersom moet er ten minste 50% van de totale arbeidstijd
fysiek gewerkt worden in de lidstaat waar de werkgever is gevestigd. Werknemers of
werkgevers die een beroep willen doen op deze Kaderovereenkomst kunnen een aanvraag
indienen bij de SVB voor het afsluiten van een zogenaamde art. 16-overeenkomst. Als
werknemer of werkgever geen aanvraag indienen, dan gelden bij telewerk de reguliere
aanwijsregels van Verordening 883/2004 (art. 13).
De kaderovereenkomst treedt op 1 juli 2023 in werking tussen de ondertekenende lidstaten.
Op het moment van schrijven van deze brief hebben (naast Nederland) Duitsland, Zwitserland,
Tsjechië en Liechtenstein de kaderovereenkomst ondertekend.

Tijdelijk telewerk in een andere EU-lidstaat: toepassen detacheringsbepaling Het eindrapport van de ad hoc groep telewerken van maart 2023 bevat de aanbeveling
om de aanwijsregel uit de Verordening voor detacheringen toe te passen op situaties
van tijdelijk grensoverschrijdend telewerken. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden
aan ‘workcations’, waarbij een werknemer die normaal in een lidstaat werkt, afreist
naar een andere lidstaat voor een (tijdelijke) combinatie van vakantie en telewerk.
Als aan de voorwaarden voor detachering wordt voldaan, blijft volgens het voorstel
de socialezekerheidswetgeving van de uitzendende lidstaat van toepassing. Dit voorstel
van de ad hoc groep zal naar verwachting worden aangenomen in een vergadering van
de Administratieve Commissie op 21 en 22 juni. Na aanname geldt dit als beleid van
de lidstaten.

Uitvoering kaderovereenkomst De verwachting is dat werknemers of hun werkgevers in de grensstreek in groten getale
een aanvraag zullen indienen bij de SVB. De uitvoering van de kaderovereenkomst stelt
de SVB voor een enorme opgave. Omdat er minder dan een jaar voorbereidingstijd is,
is de kaderovereenkomst volgens de SVB onuitvoerbaar. Het uitstellen van ondertekening
van de kaderovereenkomst is echter zeer onwenselijk. De minister heeft daarom aan
de SVB gevraagd om de kaderovereenkomst toch uit te voeren, maar dan in de vorm van
een noodscenario.

Noodscenario Het noodscenario houdt in dat werknemers/werkgevers vanaf 1 juli 2023 via een digitaal
portaal een aanvraagformulier kunnen downloaden. De SVB verwacht vanaf 1 januari 2024
een voorzichtig begin te kunnen maken met het beoordelen van aanvragen op een meer
reguliere wijze. De SVB streeft ernaar dat vanaf 1 juli 2024 de uitvoering volledig
zal zijn ingericht.

Fiscaliteit Het kabinet richt zich op een tweetal fiscale maatregelen om thuiswerken door grenswerkers
te faciliteren:

  1. Nederland zou graag een thuiswerkmaatregel gericht op grenswerkers opnemen in de bilaterale
    belastingverdragen.

  2. Het ontstaan van een zogenoemde vaste inrichting kan voor de werkgever leiden tot
    (administratieve) verplichtingen voor de loonbelasting en vennootschapsbelasting in
    het woonland van de werknemer. De onzekerheid hierover lijkt voor werkgevers een belemmering
    te kunnen zijn om thuiswerken toe te staan of om grensarbeiders in dienst te nemen.
    Nederland zou werkgevers door middel van een bilaterale overeenkomst tussen bevoegde
    autoriteiten graag meer zekerheid bieden over het niet-bestaan van een vaste inrichting
    van de werkgever in het woonland van de werknemer als gevolg van thuiswerken over
    de grens.

Aanpak Nederland wil in de eerste plaats met de directe buurlanden de hiervoor omschreven
maatregelen bespreken. Daarnaast zet het kabinet actief in op het aanzwengelen van
de discussie in breder internationaal verband op OESO- en EU-niveau en binnen de Benelux.
Met Duitsland en België zijn dit jaar al meerdere malen overleggen geweest over de
bilaterale belastingverdragen. Tot nu toe is daarbij geen overeenstemming bereikt
over een aanpassing van de belastingverdragen.
Nederland en België werken ook aan een verduidelijkende overeenkomst (geen verdragsaanpassing)
over het ontstaan van een vaste inrichting als er wordt thuisgewerkt. Naar verwachting
kan de drempel die werkgevers nu ervaren om hun medewerkers thuis te laten werken
hiermee in veel gevallen worden weggenomen. Nederland zet er daarom op in om deze
overeenkomst zo spoedig mogelijk af te ronden.

Bron: Ministerie SZW 06-06-2023

Geen eigenwoningvrijstelling door al gebruikte vrijstelling

Als de eenmalig verhoogde schenkvrijstelling al is gebruikt, kan de eigenwoningvrijstelling
alleen worden gebruikt als een inhaalschenking mogelijk is. Die is voor 2018 niet
mogelijk.

Een vrouw doet in 2010 een beroep op de eenmalig verhoogde schenkvrijstelling in verband
met een schenking van haar ouders van € 24.000. In 2018 ontvangt zij schenkingen van
haar ouders van € 5.353 en € 48.600, in totaal € 53.953. Zij doet een beroep op de
eenmalig verhoogde vrijstelling ten behoeve van de eigen woning, die op dat moment
€ 100.800 bedraagt. De inspecteur weigert toepassing van de eigenwoningvrijstelling,
maar kent uiteindelijk wel de schenkvrijstelling toe voor de € 5.353 (de maximale
‘normale’ verhoogde vrijstelling).

Eigenwoningvrijstelling niet van toepassing Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de schenkvrijstelling voor de eigen woning
terecht is geweigerd. Het staat vast dat de vrouw volgens de wettekst geen recht heeft
op de vrijstelling omdat zij de verhoogde vrijstelling al eerder heeft genoten. De
inspecteur heeft gewoon de wet toegepast, dus er is geen sprake van een schending
van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Er kan geen vertrouwen worden ontleend
aan het feit dat de broer van de vrouw wél de eigenwoningvrijstelling kon toepassen.
Het ging daar om een schenking in 2014, waarvoor een zogenoemde inhaalschenking mogelijk
was. In 2018 bestond die mogelijkheid niet (meer), en de wetgever kon er voor kiezen
om geen inhaalschenking toe te staan in het geval van de vrouw. De rechtbank kan de
vrijstelling ook niet toekennen op grond van de redelijkheid en billijkheid.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 16-05-2023 (gepubl. 02-06-2023)

Loondoorbetaling werkende 65-plussers naar zes weken

Vanaf 1 juli 2023 gaat de termijn voor loondoorbetaling bij ziekte voor werknemers
die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt van 13 naar zes weken.

Op 1 januari 2016 is de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd in werking getreden.
De wet regelt een lichter arbeidsrechtelijk regime voor werknemers die de AOW-gerechtigde
leeftijd hebben bereikt. In deze wet is een evaluatiebepaling opgenomen waarin na
twee jaar onderzocht moest worden in hoeverre de beperking van de loondoorbetalingsplicht
bij ziekte voor AOW-gerechtigden leidt tot verdringing van de beroepsbevolking door
AOW-gerechtigden. Met een overgangsregeling is in de wet geregeld dat de periode van
loondoorbetaling bij ziekte voor AOW-gerechtigden tot een bij koninklijk besluit te
bepalen tijdstip 13 weken bedraagt in plaats van de voorgestelde zes weken.
Uit het evaluatieonderzoek is niet gebleken dat het verlichte arbeidsrechtelijke regime
voor AOW-gerechtigde werknemers leidt tot verdringing van werknemers die de AOW-gerechtigde
leeftijd nog niet hebben bereikt.
In een onlangs gepubliceerde besluit is vastgelegd dat vanaf 1 juli 2023 een termijn
van zes weken geldt voor de loondoorbetaling bij ziekte voor AOW-gerechtigde werknemers.
Voor de groep werknemers die op het vast te stellen tijdstip al ziek waren blijft
de termijn van 13 weken gelden. Voor ziektegevallen die op of na 1 juli 2023 datum
ontstaan gaat de termijn van zes weken gelden.

Bron: Min. SZW 12-05-2023

Boete voor btw-ondernemer die doet alsof er een cv is

Als alleen een natuurlijk persoon ondernemingsactiviteiten verricht maar in zijn aangifte
omzetbelasting stelt dat een cv btw-ondernemer is, kan de fiscus btw naheffen en een
boete opleggen.

Bij de controle van de btw-aangifte onder de naam van een bedrijf en een cv stelt
de controlerend ambtenaar vast dat alleen sprake is van een beherend vennoot. De ambtenaar
verzoekt deze beherend vennoot diverse malen tevergeefs om een vennootschapscontract
te overleggen. Evenmin is sprake van een administratie waarin het kapitaal van de
commanditaire vennoot staat vermeld. Verder zijn de resultaten van het bedrijf nergens
verantwoord voor een winstbelasting. Bovendien is de bankrekening van de cv gebruikt
voor uitgaven met een privékarakter. Alleen de beherend vennoot heeft de beschikkingsmacht
over deze bankrekening. De Belastingdienst stelt daarom dat de vennoot een onjuiste
aangifte omzetbelasting heeft ingediend. De vennoot krijgt naheffingsaanslagen omzetbelasting
en een vergrijpboete van € 10.698 opgelegd. Hof Amsterdam vindt de naheffing terecht.
Maar het hof verlaagt de boete naar € 8.550 omdat niet steeds sprake was van opzet
en omdat de redelijke termijn is overschreden.

Bron: Hof Amsterdam 17-01-2023 (gepubl. 31-05-2023)

Hervorming concurrentiebeding toegelicht

Minister Van Gennip (SZW) wil het concurrentiebeding hervormen. De hervorming moet
nodeloos gebruik van het concurrentiebeding voorkomen, zodat de arbeidsmobiliteit
niet onnodig wordt geremd.

In 2021 is onderzoek gedaan naar de werking van het concurrentiebeding in de praktijk.
Het onderzoek laat zien dat het gebruik van het concurrentiebeding zodanig breed is
dat het tot een ongerechtvaardigde beperking van werknemers kan leiden. In een brief
van 25 februari 2022 heeft de minister het voornemen tot hervorming van het beding
uitgesproken. In deze brief volgt een nadere toelichting.

Zonder noodzaak geen beding De minister wil voorkomen dat een concurrentiebeding standaard (zonder noodzaak) in
een arbeidsovereenkomst wordt opgenomen. Bij de hervorming is van belang dat het voor
werkgevers wel mogelijk blijft via een concurrentiebeding hun bedrijfsdebiet, zoals
afzetmogelijkheden van een bedrijf op grond van goodwill, bijzondere kennis en inzichten
(knowhow) en de zakelijke relaties, te beschermen. Tot slot is het van belang dat
op voorhand helderder en duidelijker voor partijen is wanneer een concurrentiebeding
kan worden opgenomen, en wanneer het kan worden ingeroepen door een werkgever. Dit
vergroot de rechtszekerheid. De gang naar de rechter zal dan niet nodig zijn, omdat
partijen weten waar ze aan toe zijn.

Wetsvoorstel in voorbereiding De minister bereidt een wetsvoorstel voor om het concurrentiebeding te moderniseren:

  • het concurrentiebeding wettelijk begrenzen in duur;

  • bij het opnemen van het concurrentiebeding moet het geografisch bereik worden opgenomen,
    gespecificeerd en gemotiveerd;

  • bij het opnemen van het concurrentiebeding zullen werkgevers ook bij arbeidsovereenkomsten
    van onbepaalde tijd ‘het zwaarwichtig bedrijfsbelang’ van het opnemen van een concurrentiebeding
    moeten motiveren. Dit is thans al het geval voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde
    tijd;

  • bij het inroepen van het beding zal een werkgever in beginsel een vergoeding moeten
    betalen, vastgesteld op een bij wettelijk voorschrift bepaald percentage van het laatste
    verdiende salaris van de werknemer.

Eerder noemde de minister de mogelijkheid dat op het moment dat de werkgever failliet
zou gaan het concurrentiebeding zou komen te vervallen. Echter, daarbij is er onvoldoende
rekening mee gehouden dat ook in faillissement sprake kan zijn van een zwaarwegend
belang om een werknemer aan het beding te houden. Dit doet zich vooral voor in situaties
waarin sprake is van een mogelijkheid om de onderneming van de gefailleerde werkgever
going concern te verkopen, waarna de koper deze voortzet. In dergelijke gevallen zal
het inroepen van een concurrentiebeding mogelijk moeten blijven. Bij het ministerie
van Justitie en Veiligheid loopt een traject waarbij wordt bezien hoe de positie van
werknemers bij een dergelijke bedrijfsvoortzetting van een onderneming kan worden
verduidelijkt. In dat kader zal dan ook nader worden stilgestaan bij de toepassing
van een concurrentiebeding in een faillissementssituatie. De verwachting is het wetsvoorstel
eind 2023 aan te bieden voor internetconsulatie.

Bron: Ministerie SZW 02-06-2023

© lArcade 2024