Inloggen

Archief

Mogelijkheid incasso vordering maakt lening onzakelijk

Als sprake is van een onzakelijke lening, kan de schuldeiser de lening niet ten laste
van de winst afwaarderen. Bij een bijzondere omstandigheid, is afwaardering van een
lening wel mogelijk.

Een bv (hierna: bv1) maakt onderdeel uit van een groep. De aandeelhouder van bv1 heeft
ook nog 50% van de aandelen in een andere bv (hierna: bv2). De groep houdt zich bezig
met de exploitatie van onroerende zaken. Per 1 oktober 2013 heeft de huisbankier een
verlengingsvoorstel voor de financiering van bv2 gedaan. Een voorwaarde voor de verlenging
is dat bv1 een deel van de uitstaande leningen van de huisbankier herfinanciert voor
€ 1,1 miljoen en bv2 hiermee de huisbankier deels aflost. Bv1 verstrekt in dat kader
aan bv2 een lening van € 1,1 miljoen. Bv2 is op 23 mei 2016 ontbonden. Bv1 waardeert
haar vordering op bv2 in 2014 en 2015 af met € 1,05 miljoen ten laste van de winst.
De inspecteur gaat hier niet mee akkoord.

Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is in geschil of de bv1 de vordering op bv2 ten
laste van de winst kan afwaarderen. Volgens de rechtbank heeft bv1 een onzakelijke
lening verstrekt aan bv2. Vaststaat dat de huisbankier van de groep niet bereid was
de lening van € 1,1 miljoen te continueren, ook niet tegen andere voorwaarden. Ook
een andere bank zal waarschijnlijk onder dezelfde omstandigheden een dergelijke financiering
niet willen verstrekken. Verder heeft bv1 geen zekerheden bedongen. Dat alles maakt
de lening onzakelijk.

Geen bijzondere omstandigheden die lening zakelijk maken Er is geen sprake van een onzakelijke lening als er een bijzondere omstandigheid
is als rechtvaardigingsgrond. Bv1 stelt dat zij de lening wel moest verstrekken aan
bv2, omdat anders de huisbankier ook bij bv1 de leningen had kunnen opeisen. De rechtbank
constateert echter dat bv1 een rekening-courantvordering op haar aandeelhouder had
en die aandeelhouder voldoende liquide middelen had om die rekening-courantvordering
daadwerkelijk af te lossen. Bv1 heeft daardoor een alternatieve financieringsmogelijkheid
en is niet geheel afhankelijk van de huisbankier. De rechtbank oordeelt daarom dat
de uitzondering niet van toepassing is. De lening van bv1 aan bv2 is onzakelijk. De
afwaardering kan niet ten laste van de winst worden gebracht.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 07-09-2023 (gepubl.13-10-2023).

Wijziging re-integratieverplichtingen 2e ziektejaar bij werknemers mkb ter consultatie

Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is een internetconsultatie gestart
over het wetsvoorstel tot wijziging van de re-integratieverplichtingen in het tweede
ziektejaar bij werknemers van kleine en middelgrote werkgevers.

Doel van het wetsvoorstel is kleine en middelgrote werkgevers meer wendbaar te maken
door eerder duidelijkheid te geven tot welk moment zij de eigen functie van de zieke
werknemer voor hem beschikbaar moeten houden. Met de maatregel krijgen werkgevers
en werknemers duidelijkheid over het te volgen spoor bij re-integratie en de mogelijkheid
tot vervanging van de werknemer in het tweede ziektejaar. Dit wetsvoorstel is onderdeel
van het in april gepresenteerde arbeidsmarktpakket met samenhangende maatregelen voor
meer zekerheid voor werkenden en meer wendbaarheid voor ondernemers. De internetconsultatie
staat open tot en met 24 november 2023.

Bron: Min. SZW 13-10-2023 – https://www.internetconsultatie.nl/wetsvoorstelwijzigingreintegratieverplichtingentweedeziektejaar/b1

Continue correcties doen afbreuk aan rittenregistratie

Als een ondernemer verklaart hoe hij bepaalde ritten in zijn achteraf opgestelde rittenregistratie
had moeten opnemen, heeft deze registratie weinig bewijskracht.

Een ondernemer met accountantskantoor heeft een auto van de zaak. Deze accountant
past geen bijtelling toe vanwege privégebruik van de auto van de zaak. Hij houdt wel
een rittenregistratie bij. De Belastingdienst kan deze rittenregistratie echter lastig
beoordelen. De ondernemer heeft namelijk de post-its weggegooid waar hij de kilometerstanden
eerst op heeft genoteerd. De planning van zijn afspraken is evenmin bewaard. Vervolgens
houdt de Belastingdienst een derdenonderzoek bij de dealer van de auto. Daarbij merkt
de inspecteur zo veel verschillen op, dat hij niet gelooft dat de ondernemer minder
dan 500 privékilometers heeft gereden. Daarom corrigeert hij de opgegeven winst met
een bijtelling. De accountant gaat daartegen in (hoger) beroep. In hoger beroep overlegt
hij een nieuwe rittenregistratie.

Dagelijks opgestelde administratie heeft meer bewijskracht Hof Den Bosch stelt voorop dat de ondernemer overtuigend moet aantonen minder dan
500 privékilometer te hebben gereden. Aan een administratie die achteraf is opgesteld,
komt minder bewijskracht toe dan aan een dagelijks bijgehouden kilometeradministratie.
In deze zaak betwist de inspecteur de tweede rittenregistratie op diverse onderdelen.
De accountant gaat in op de geconstateerde verschillen. Hij verklaart hoe hij de desbetreffende
ritten in de nieuwe (tweede) rittenadministratie had moeten opnemen. Maar dat doet
in de ogen van het hof afbreuk aan de door nieuwe (tweede) rittenadministratie en
de daaraan toe te kennen bewijskracht. De accountant kan niet aantonen minder dan
500 privékilometers te hebben gereden. Daarom oordeelt het hof dat de bijtelling terecht
is toegepast.

Bron: Hof Den Bosch 12-07-2023 (gepubl. 12-10-2023).

Datum van op de post doen blijkt uit poststempel

Het uitgangspunt is en blijft dat de poststempel weergeeft wat de datum is waarop
een beroepschrift op de post is gedaan.

Bij Rechtbank Limburg gaat een man in verzet tegen de niet-ontvankelijkheid van zijn
beroepschrift. Hij stelt dat hij zijn beroepschrift vóór het einde van de beroepstermijn
ter post heeft bezorgd. In de rechtspraak is het uitgangspunt dat de datum van de
poststempel op een ter post bezorgd poststuk de datum is waarop de terpostbezorging
heeft plaatsgevonden. Volgens de rechtbank betekent dit in deze zaak het volgende.
Is het beroepschrift op een bepaalde dag, voor de laatste lichting van die dag, in
de straatbrievenbus van PostNL gedeponeerd? Dan krijgt het de poststempel met de datum
van die dag. De rechtbank heeft aan de juridische afdeling van PostNL gevraagd om
te verifiëren of dit uitgangspunt nog steeds feitelijk juist is. Op basis van de reactie
van PostNL concludeert de rechtbank dat het gestelde uitgangspunt nog steeds is te
hanteren. Althans in ieder geval bij postbezorging door PostNL.

Automatische aanpassing na middernacht? Vervolgens constateert de rechtbank dat de uiterste datum waarop de man voor de laatste
lichting zijn beroepschrift in de brievenbus had moeten doen, 27 oktober 2022 was.
Op het poststuk staat de dagstempel van 28 oktober 2022. De man beweert vervolgens
dat PostNL hem heeft verteld dat na middernacht de datum automatisch aanpast wordt.
Daardoor kan post die op 27 oktober 2022 voor de laatste buslichting is gepost een
poststempel van 28 oktober 2022 krijgen. Maar dat is een ander antwoord dan de rechtbank
op dezelfde vraag heeft gekregen. De man overlegt geen bewijs waaruit blijkt dat hij
dit afwijkende antwoord heeft gekregen. Daarom vindt de rechtbank niet aannemelijk
dat de man toch zijn beroepschrift tijdig op de post heeft gedaan. Dat het beroepschrift
binnen een week na afloop van de beroepstermijn is ontvangen, doet niet af aan het
vereiste van tijdige indiening. Het verzet van de man is ongegrond.

Bron: Rb. Limburg 02-10-2023 (gepubl. 10-10-2023).

Lening zakelijk door indirect zekerheidsrecht

Stel een bv leent geld aan een gelieerd lichaam, dat dit bedrag vervolgens doorleent
aan een ander lichaam. Als de bv zekerheidsrechten verkrijgt op dat andere lichaam,
is de lening in beginsel zakelijk.

Voor Hof Arnhem-Leeuwarden is in geschil of een bv in totaal € 3.725.849 aan vorderingen
op een gelieerde vennootschap mag afwaarderen. Van dit bedrag is € 1.933.500 doorgeleend
aan een andere vennootschap. De zekerheidsrechten die een ander lichaam had op die
vennootschap, zijn overgegaan op de bv. Hoewel de bv geen directe vordering heeft
op die andere vennootschap, zorgt het zekerheidsrecht er wel voor dat de vordering
op de gelieerde vennootschap voor een groot deel is verzekerd. Daarom is de lening
op het moment van verstrekken niet onzakelijk. Het hof staat toe dat de bv € 1.267.500
op deze vordering afboekt. Twee andere vorderingen van € 300.000 respectievelijk € 100.000
hebben te maken met het genereren van meer werkkapitaal en het kunnen bedingen van
meer kortingen. De inspecteur maakt de onzakelijkheid van deze leningen niet aannemelijk.
Het hof staat een afschrijving toe van € 169.000 respectievelijk € 100.000.

Te vorderen rente over zakelijke leningen De laatste vordering is een rekening-courantvordering van € 1.392.349. Deze r-c-vordering
bestaat voor een groot deel uit de verschuldigde renten over de drie andere vorderingen.
Zoals gezegd zijn deze drie vorderingen zakelijk. De Belastingdienst maakt evenmin
aannemelijk dat het resterende deel van de r-c-vordering onzakelijk is. Daarom oordeelt
het hof dat de bv deze vordering volledig kan afwaarderen.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 26-09-2023 (gepubl. 06-10-2023).

© lArcade 2024