Inloggen

Archief

Minimumloon minder hard omhoog, extra bankenbelasting teruggeschroefd

Het voorstel voor een extra verhoging van het minimumloon van 1,7% per 1 januari wordt
aangepast. Het gaat nu om 1,2% per 1 juli 2024. Ook gaat de bankenbelasting minder
hard omhoog en de belasting op inkoop van eigen aandelen gaat een jaar later in.

Dit bleek tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen. De Tweede Kamer wilde met
extra belastinginkomsten de verhoging van het minimumloon betalen. Oorspronkelijk
zou de bankenbelasting met € 350 miljoen stijgen. Het wordt nu € 150 miljoen met ingang
van 2025. De belasting op inkoop van eigen aandelen blijkt minder geld op te leveren.

Of de plannen ook doorgaan, moet nog blijken, omdat steun van de BBB, de grootste
partij in de Eerste Kamer nog niet zeker is. Volgens werkgeversorganisaties is het
verhogen van de bankenbelasting op termijn ook slecht voor de consument.

Bron: NOS en FD, 04-10-2023

Oekraïners mogen langer blijven werken

De Europese lidstaten hebben de Europese Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB) verlengd
tot en met 4 maart 2025. In de Richtlijn staan maatregelen die de lidstaten van de
Europese Unie (EU) moeten nemen om de vluchtelingen uit Oekraïne de bescherming en
mogelijkheden te bieden die zij nu nodig hebben.


In verband met de oorlogssituatie in de Oekraïne hebben de Europese Raad van Ministers
en de Europese Commissie besloten de Europese Richtlijn Tijdelijke Bescherming te
verlengen. Door de Richtlijn Tijdelijke Bescherming kunnen gevluchte Oekraïners in
de Europese Unie verblijven, zonder dat zij asiel hoeven aan te vragen.

Door de verlenging van de RTB kunnen vluchtelingen uit Oekraïne tot 4 maart 2025 in
Nederland verblijven. Het kabinet werkt momenteel strategische beleidskeuzes uit voor
het verblijf en terugkeer van vluchtelingen uit Oekraïne na 4 maart 2025. Nederland
zet in op een gecoördineerde Europese oplossing om grote verschillen in aanpak tussen
de EU-landen te voorkomen. Sinds de activering van de RTB is te zien dat een gecoördineerde
aanpak goed werkt.

De Richtlijn bepaalt onder meer dat personen die tijdelijke bescherming genieten in
staat moeten worden gesteld om:

  • in loondienst of als zelfstandige te werken;

  • toegang te krijgen tot volwassenenonderwijs, beroepsopleiding en werkervaring;

  • fatsoenlijk onderkomen te krijgen of middelen om huisvesting te vinden;

  • sociale bijstand, financiële ondersteuning en medische zorg te krijgen in geval van
    onvoldoende eigen middelen;

  • jongeren jonger dan 18 jaar moeten toegang krijgen tot tenminste openbaar onderwijs.

Deze groep vluchtelingen kan met een bewijs van verblijf aantonen dat zij mogen werken.
Zij hebben recht op dit bewijs van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), nadat
ze zich inschrijven bij de gemeente en voldoen aan de voorwaarden. Wel moet een werkgever
bij UWV melden dat hij een vluchteling uit Oekraïne in dienst neemt. Vluchtelingen
die onder de RTB vallen, mogen alleen werken als zelfstandige als:

  • zij een verblijfsvergunning als zelfstandige hebben, of:

  • de opdrachtgever een werkvergunning (officieel: tewerkstellingsvergunning) heeft.

Bron: Min. J&V, 28-09-2023.

Belastingdienst bereidt zich voor op arrest Hoge Raad over box 3

Staatssecretaris Van Rij informeert de Tweede Kamer over de voorbereidingen door de
Belastingdienst op een arrest van de Hoge Raad over box 3. Daarnaast geeft de brief
informatie over een onderzoek naar een meerjarige tegenbewijsregeling.

Er lopen momenteel meerdere cassatieprocedures bij de Hoge Raad waarin de vraag centraal
staat of de forfaitaire spaarvariant in de Wet rechtsherstel box 3 voldoende in lijn
is met het Kerstarrest. In twee van de cassatiezaken is door de Advocaat-Generaal
Wattel een conclusie genomen die recentelijk gepubliceerd is.

In een aantal procedures is het gerechtshof afgeweken van de Wet rechtsherstel box
3 en het in lijn daarmee berekende forfaitaire box 3-inkomen en heeft het gerechtshof
in plaats daarvan het box 3-inkomen vastgesteld op het werkelijk behaalde rendement.
Als de Hoge Raad deze uitspraken in stand laat, dan zal aan belastingplichtigen de
gelegenheid moeten worden geboden om het werkelijke rendement aan te tonen. Het betreft
in ieder geval alle aanslagen over 2021 en 2022 waarbij het opleggen van definitieve
aanslagen in afwachting van het arrest is aangehouden. Het arrest heeft daarnaast
gevolgen voor bezwaarschriften tegen aanslagen over eerdere jaren vanaf 2017, die
eveneens zijn aangehouden. Verder zal het arrest van de Hoge Raad mogelijk ook doorwerking
hebben naar de huidige bepalingen in box 3, zoals die door de Overbruggingswet box 3
in de Wet IB 2001 zijn aangepast. Om op ieder scenario voorbereid te zijn, heeft de
staatssecretaris de Belastingdienst opdracht gegeven om zich voor te bereiden op een
scenario waarbij hij in het ongelijk gesteld wordt.

Digitaal formulier ‘opgaaf werkelijk rendement’ Er worden voorbereidingen getroffen voor een (digitaal) formulier ‘opgaaf werkelijk
rendement’. Het formulier maakt het eenvoudiger voor belastingplichtigen om het werkelijke
rendement in het betreffende jaar op te geven. Het uitgangspunt hierbij is dat een
belastingplichtige in de opgaaf per vermogenscategorie zelf kan aangeven welk werkelijk
rendement is gerealiseerd.

Uitwerking begrip werkelijk rendement Een belangrijk aandachtspunt bij het formulier ‘opgaaf werkelijk rendement’ is dat
een duidelijke uitwerking van het begrip werkelijk rendement nodig is. In de lopende
cassatieprocedures hebben gerechtshoven daaraan een verschillende invulling gegeven.
Binnen het huidige box 3-stelsel is het uitgangspunt dat wordt uitgegaan van een breed
rendementsbegrip. Dit geldt zowel voor de periode van rechtsherstel als voor de overbruggingsperiode.
Het rendementsbegrip omvat zowel het directe rendement (zoals rente en dividend) als
gerealiseerde en niet-gerealiseerde waardeontwikkelingen. De invulling van het begrip
werkelijk rendement is complex.

Onderzoek verdere verfijning voor overbruggingsperiode: tegenbewijs over meerdere
jaren
In aanvulling op de kamerbrief over verfijningen voor de overbruggingsperiode (jaren
na 2023) is onderzocht of het mogelijk zou zijn om bij het tegenbewijs naar het rendement
over meerdere jaren te kijken. Twee mogelijke methodes hiervoor zijn met cijfervoorbeelden
opgenomen in de technische bijlage. Een benadering per belastingjaar heeft als nadeel
dat mensen die gemiddeld over meerdere jaren een beter rendement halen dan het forfaitair
berekende rendement, bij toepassing van de tegenbewijsregeling toch in aanmerking
kunnen komen voor een belastingteruggave. Bij een meerjarige tegenbewijsregeling wordt
alleen belasting teruggegeven aan belastingplichtigen die daadwerkelijk over een langere
periode een lager rendement behalen dan het forfait. Dit sluit beter aan bij het draagkrachtbeginsel.
Daarnaast geldt – net zoals voor een tegenbewijsregeling per jaar – dat het noodzakelijk
is dat het begrip werkelijk rendement in wetgeving uitgewerkt wordt. Dit is wetgeving
die niet op korte termijn ingevoerd kan worden. Beide onderzochte methodes zijn complexer
dan een benadering per belastingjaar omdat belastingheffing in de inkomstenbelasting
in beginsel per jaar plaatsvindt en alle systemen en regelgeving hierop zijn ingericht.
Het kabinet bereidt hierover nu geen verdere besluitvorming voor.

Bron: MvF 29-09-2023.

Ondernemersvertrouwen blijft laag

Uit de Conjunctuurenquête Nederland (COEN) blijkt dat het ondernemersvertrouwen aan
het begin van het derde kwartaal van 2023 negatief blijft. Dit komt uit op -8,3. Dit
is vergelijkbaar met het tweede kwartaal toen het op -8,1 uitkwam.

In de helft van de bedrijfstakken neemt het ondernemersvertrouwen toe, in de andere
helft neemt het af. Het ondernemersvertrouwen is het laagst in de branches Bouwnijverheid
(-24,5) daarna volgen Verhuur en handel van onroerend goed (-13,3) en Landbouw, bosbouw
en visserij (-13,1). Het hoogst is het ondernemersvertrouwen in de branches Informatie
en communicatie (2,0), Cultuur, sport en recreatie (0,5) en Vervoer en opslag (-2,1).

Ondernemers zijn per saldo negatief gestemd over het economisch klimaat (-8,2%), de
inkooporders (-1,9%) en de omzet (-1.0). Positieve verwachtingen zijn er voor verkoopprijzen
(10,3%), personeelssterkte (8,8%) en investeringen (0,9%).

Van de ondernemers ervaart 40,6% een tekort aan arbeidskrachten als voornaamste belemmering
in de bedrijfsvoering. Andere belemmeringen die ondernemers ondervinden zijn onvoldoende
vraag (16,4%), tekort aan productiemiddelen, materiaal en ruimte (11,7%), financiële
beperkingen (6,7%), weeromstandigheden (4,2%) en andere belemmeringen (9,8%). 33%
van de ondernemers ondervindt geen belemmeringen. De verschillende belemmeringen tellen
op tot meer dan 100%. Ondernemers kunnen maximaal twee antwoorden invullen voor de
belemmeringsvraag. Het percentage staat voor het aandeel ondernemers dat deze belemmering
heeft gekozen.

Elk kwartaal ondervraagt de Conjunctuurenquête Nederland (COEN) ondernemers over onderwerpen
die hen aangaan zoals omzetontwikkelingen, winstgevendheid, investeringen en personeelssterkte.
Hierbij wordt gevraagd naar ervaringen in het afgelopen kwartaal en verwachtingen
voor het lopende kwartaal. Het ondernemersvertrouwen voegt verschillende van deze
onderwerpen samen om tot een samenvattend sentiment te komen.

Conjunctuurenquête Nederland is een samenwerking van CBS, EIB, KVK, MKB Nederland
en VNO-NCW.

Bron: Ondernemersplein – COEN derde kwartaal 2023.

Geen transitievergoeding partner als arbeidsomvang vaag is

Als geen verband bestaat tussen betalingen aan de partner van een dga en de arbeidsomvang,
kan een schriftelijke arbeidsovereenkomst een fiscale constructie vormen. De partner
heeft bij ontslag dan geen recht op een transitievergoeding.

Een vrouw is op 1 januari 2017 op de loonlijst van een bv geplaatst. De statutair
bestuurder en enig aandeelhouder van die bv is een man met wie de vrouw een affectieve
relatie heeft. Op 2 juli 2019 ondertekenen de vrouw en de bv een schriftelijke overeenkomst.
Volgens de kop gaat het om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Hoewel de
vrouw de functie van administratief medewerkster vervult, kan de bv haar ook aanwijzen
om werkzaamheden buiten haar normale functie te verrichten als het belang van de onderneming
dit vereist. In dat geval moeten de werkzaamheden wel in redelijkheid zijn te verlangen
van de vrouw. In 2020 trouwt de vrouw met de bestuurder. Uit dit huwelijk komen drie
kinderen voort. Op 26 september 2022 start de echtscheidingsprocedure. Op 1 januari
2023 zegt de bv de arbeidsovereenkomst met de vrouw op. Zij vordert daarop van de
bv een transitievergoeding.

Voorwaarden arbeidsovereenkomst De bv weigert de vrouw een transitievergoeding toe te kennen omdat geen arbeidsovereenkomst
tot stand zou zijn genomen. De partijen brengen het geschil voor Rechtbank Den Haag.
De rechtbank redeneert als volgt. Wil sprake zijn van een arbeidsovereenkomst, dan
moet sprake zijn van:

  • de verplichting tot het verrichten van persoonlijke arbeid;

  • een loonbetalingsplicht;

  • een zekere tijd waarin de voorgaande verplichtingen gelden; en

  • een gezagsverhouding.

Betaling aan partner als fiscale constructie Wat betreft de arbeidsverplichting is de omvang van de verrichte arbeid niet vast
komen te staan. De rechtbank vindt evenmin duidelijk of de vrouw werkzaamheden voor
de bv heeft verricht omdat zij daartoe verplicht was of vanwege haar relatie met de
directeur. Bovendien weet de vrouw zelf ook niet hoeveel uren zij heeft gewerkt voor
de bv. De bv betwist verder dat de betalingen aan de vrouw loon vormen. De bv voert
aan dat het slechts een fiscaal en financieel aantrekkelijke constructie was om de
vrouw maandelijks een bedrag uit te keren. Dat het hier om een constructie ging, blijkt
uit het ontbreken van een verband tussen de betaling en verrichte werkzaamheden. Verder
heeft de vrouw haar werkzaamheden verricht vanuit een andere plaats dan waar de bv
was gevestigd. Zo kon zij voor de kinderen zorgen. Daarmee ontbreekt ook de gezagsverhouding.
De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw af.

Bron: Rb Den Haag 12-07-2023 (gepubl. 25-09-2023).

© lArcade 2024