Inloggen

Archief

Lucratief belang nog lucratiever in het buitenland?

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inkomsten, die een inwoner van Duitsland
krijgt door een lucratief belang, niet in Nederland kunnen worden belast als resultaat
uit overige werkzaamheden.

Een inwoner van Duitsland heeft een dienstbetrekking bij een Nederlandse werkgever.
Hij heeft een certificaat van aandelen in de Nederlandse vennootschap waar hij werkt.
Het certificaat vertegenwoordigde een belang van 0,5% van het kapitaal van zijn werkgever.
In 2018 ontvangt de Duitse inwoner een dividend van € 1,9 miljoen waarop 15% dividendbelasting
wordt ingehouden. In 2018 vervreemdt hij het certificaat en ontvangt daarvoor € 5,2
miljoen. De inspecteur wenst de inkomsten van ruim € 7 miljoen als loon uit dienstbetrekking
te belasten.

Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het de vraag of Nederland het inkomen als inkomsten
uit dienstbetrekking kan belasten volgens art. 14 lid 1 van het belastingverdrag Nederland-Duitsland.
Volgens de Duitse inwoner staat het belastingverdrag in de weg aan het belasten van
de inkomsten als inkomen uit dienstbetrekking.

Verdragskwalificatie dividend en vermogenswinst Anders dan de inspecteur is de rechtbank van mening dat het genoten dividend onder
art. 10 van het belastingverdrag met Duitsland (hierna: het belastingverdrag) valt.
Het dividend voldoet namelijk aan de definitie van art. 10 lid 3 van het belastingverdrag,
aangezien sprake is van inkomsten uit aandelen die aanspraak geven op een aandeel
in de winst. In het verdrag of in de toelichting op het verdrag staat nergens dat
er voor dividend uit aandelen die tot een lucratief belang behoren een uitzondering
gemaakt moet worden. Het bij de vervreemding van het certificaat behaalde voordeel
valt onder art. 13 lid 5 van het belastingverdrag. Belastingheffing over het vervreemdingsresultaat
van het certificaat komt toe aan Duitsland.

Arbeidsartikel niet van toepassing Alleen salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen vallen onder het arbeidsartikel
(art. 14 lid 1 van het verdrag). In het verdrag en toelichting hierop is dit begrip
niet nader ingevuld. Ook in het OESO-commentaar is geen toelichting gegeven op het
begrip salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen. Het inkomen uit lucratief
belang wordt belast als resultaat uit overige werkzaamheden. Het regime van inkomen
uit dienstbetrekking is niet van toepassing. Het is een bewuste keuze geweest van
de Nederlandse wetgever om het lucratief belang niet in de Wet LB 1964 op te nemen.
Omdat het volgens de Nederlandse wetgeving geen loon is, kan het ook in verdragsrechtelijke
zin geen inkomen uit dienstbetrekking zijn. Het gelijk is aan de Duitse inwoner.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 07-03-2024 (gepubl. 15-03-2024).

Vergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen werkgever belast

Een ontslagvergoeding is onbelast als de ontslagvergoeding onvoldoende verband houdt
met de dienstbetrekking.

Een aan de TU Delft afgestudeerde ingenieur is in 1991 als statutair bestuurder benoemd
bij een bedrijf. Deze bestuurder meldt zich in 2017 ziek vanwege een psychiatrische
aandoening. Op 26 november 2018 heeft de aandeelhouder van de onderneming besloten
tot benoeming van een andere bestuurder en de ingenieur eervol ontslag als bestuurder
verleend. De ingenieur vecht het ontslagbesluit succesvol aan bij de kantonrechter.
De kantonrechter heeft een billijke vergoeding van € 400.000 aan de ingenieur toegekend.
De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat het bedrijf als werkgever ernstig verwijtbaar
heeft gehandeld. Het bedrijf heeft bij de uitbetaling van de billijke vergoeding loonheffingen
ingehouden. De bestuurder is het hier niet mee eens en gaat in beroep bij Rechtbank
Gelderland

Oordeel De gedragingen die hebben geleid tot het oordeel van de kantonrechter dat sprake is
van ernstig verwijtbaar handelen, betreffen gedragingen die het bedrijf heeft verricht
in de hoedanigheid van werkgever en in de verhouding tussen werkgever en werknemer.
Dit geldt ook voor de handelingen van het bedrijf voor het ontslagbesluit als bestuurder,
hoewel deze handelingen als werkgever laakbaar zijn. Daarom kan niet worden geoordeeld
dat de aan de bestuurder toegekende billijke vergoeding onvoldoende verband houdt
met de dienstbetrekking. Het bedrijf heeft terecht loonheffingen ingehouden op de
uitgekeerde ontslagvergoeding.

Bron: Rb. Gelderland 02-06-2021 (gepubl. 12-03-2024).

Wijziging Subsidieregeling praktijkleren in de derde leerweg ter consultatie

Het ministerie van SZW is een internetconsultatie gestart over een wijziging van de
Subsidieregeling praktijkleren in de derde leerweg.

Het gaat om de volgende wijzigingen:

  • De doelgroep wordt verbreed. Gezien de oorsprong van de regeling is de doelgroep beperkt
    tot mensen die hun werk dreigen te verliezen en werkzoekenden. Dit belemmert, zeker
    nu er sprake is van een zeer krappe arbeidsmarkt, de bijdrage die scholing via praktijkleren
    in het mbo in de derde leerweg kan bieden aan het verbeteren van de arbeidsmarktpositie
    van (kwetsbare) werkenden en daarmee de aanpak van tekorten in (maatschappelijke)
    tekortsectoren en een leven lang ontwikkelen. Daarom wordt met deze wijziging van
    de regeling de doelgroep verbreed naar personen die betaald werk verrichten en werkzoekenden.

  • Er wordt voor 2024 overgegaan tot een aanvraagtijdvak in november in plaats van een
    aanvraagtijdvak in juni en een aanvraagtijdvak in december. Dit wordt primair ingegeven
    door de voorgenomen Subsidieregeling groepshulpen kinderopvang.

  • Het subsidieplafond voor 2024 wordt vastgesteld. Met deze wijziging van de regeling
    wordt tevens het subsidieplafond voor het aanvraagtijdvak in november 2024 vastgesteld
    op € 4 miljoen. Eventuele verdere verlenging van de regeling, met tijdvakken in november
    2025 en mogelijk latere jaren, is nog afhankelijk van financiële besluitvorming en
    van het oordeel van de Tweede Kamer.

De internetconsultatie staat open tot en met 8 april 2024.

Bron: Min. SZW 12-03-2024.

Geen startersvrijstelling voor gekochte woning van € 395.000

Overdrachtsbelasting wordt geheven over de waarde van de onroerende zaak op het moment
van verkrijging. Die waarde is de waarde in het economische verkeer, maar ten minste
het bedrag van de tegenprestatie.

Een man en vrouw kopen op 18 mei 2022 gezamenlijk een woning voor € 395.000. De man
en vrouw zijn in 2022 jonger dan 35 jaar. Een taxateur heeft de woning op 11 mei 2022
getaxeerd op € 430.000. Op 1 augustus 2022 is de woning geleverd. De man en vrouw
hebben € 8.600 (2% over € 430.000) overdrachtsbelasting voldaan, maar hebben bezwaar
gemaakt tegen de voldoening van deze overdrachtsbelasting. Het bezwaar is afgewezen.
Bij Rechtbank Den Haag is in geschil wat de maatstaf van heffing is en of de startersvrijstelling
van toepassing is.

Taxatierapport betrouwbaar De inspecteur wijst allereerst naar het taxatierapport. Volgens de rechtbank biedt
het taxatierapport overtuigend steun voor het oordeel dat de waarde van de woning
in het economische verkeer hoger is dan de overeengekomen koopsom. De waarde is drie
maanden voor de datum waarop de woning is verkregen bepaald, in een stijgende woningmarkt.
De getaxeerde waarde is € 35.000 hoger dan de koopsom, dit is geen marginale afwijking.
Verder zijn er volgens de rechtbank geen aanwijzingen dat het taxatierapport onzorgvuldig
tot stand zou zijn gekomen.

Woning niet in het openbaar aangeboden Ook is de woning niet door tussenkomst van een aankoop- of verkoopmakelaar in het
openbaar aangeboden. De woning is dus niet op de meest geschikte wijze na de beste
voorbereiding verkocht aan de meestbiedende gegadigde. Het gelijk is aan de inspecteur.
De startersvrijstelling overdrachtsbelasting is niet van toepassing.

Bron: Rb. Den Haag 23-11-2023 (gepubl. 11-03-2024).

MKB-Nederland wil geen extra verhoging minimumloon per 1 juli 2024

Zet een streep door de voorgenomen extra verhoging van het wettelijk minimumloon per
1 juli aanstaande. Die oproep doen MKB-Nederland en VNO-NCW in een brief aan de Tweede
Kamer, die hier 14 maart over debatteert.

Volgens de ondernemersorganisaties is het minimumloon de afgelopen anderhalf jaar
al zo sterk gestegen – met percentages tot meer dan 30% – dat het voor veel, met name
kleinere bedrijven nu al bijna niet meer op te brengen is. Bovendien stijgen de werkgeverslasten
veel harder dan wat werknemers netto van die WML-verhogingen overhouden.

Onverantwoorde loonkostenstijgingen Volgens de ondernemersorganisaties leidt het steeds extra verhogen van het WML voor
veel ondernemers tot onverantwoorde loonkostenstijgingen en zeker in bepaalde arbeidsintensieve
sectoren waar de winstgevendheid al onder druk staat.

Werkgeverslasten veel harder gestegen dan netto loon MKB-Nederland en VNO-NCW concluderen dat de WML-verhogingen van de afgelopen tijd
voor ondernemers te snel en te hard zijn gegaan. Wat daarbij vooral ook steekt is
dat hun loonkosten daarmee veel harder omhoog zijn gegaan dan wat hun werknemers netto
in de portemonnee overhouden. De totale werkgeverslasten voor het minimumloon (inclusief
de voorgenomen extra verhoging met 1,2%) stijgen in ruim een jaar met € 6.132, waarvan
de werknemer slechts € 3.680 overhoudt.

Verlagen belasting- en premiedruk Volgens de ondernemersorganisaties is het verlagen van de belasting- en premiedruk
een veel effectiever en houdbaar instrument om de koopkracht van deze groep werknemers
te verbeteren. Dan houden ze netto meer over, hoeven de lasten voor ondernemers niet
nóg verder omhoog en wordt (meer) werken ook nog eens aantrekkelijker.

Bron: MKB-Nederland 11-03-2024.

© lArcade 2024