Inloggen

Archief

Plaatsmakersregeling geen VUT

Advocaat-generaal (A-G) Niessen adviseert de Hoge Raad om een vrijwilligers- en plaatsmakersregeling in een Sociaal Plan niet zonder meer te bestempelen als een VUT-regeling.
Als een werkgever een uitkering doet als gevolg van een regeling voor vervroegde uittreding (VUT), valt deze uitkering in principe onder een eindheffing van 52%. De fiscus meende dat een vrijwilligers- en plaatsmakersregeling in een Sociaal Plan van een werkgever een VUT-regeling omvatte. De vrijwilligers- en plaatsmakersregeling hield in dat een werknemer van wie de arbeidsplaats ging vervallen, was uit te wisselen tegen een werknemer die onder toekenning van de beëindigingsvergoeding uit het Sociaal Plan plaats wilde maken. De beëindigingsvergoeding was gebaseerd op de zogeheten kantonrechtersformule. De A-G constateert dat de uitkeringen op grond van deze vrijwilligers- en plaatsmakersregeling niet voor minstens 90% dienden ter overbrugging of als aanvulling op het inkomen van de werknemer tot de pensioendatum. De andere uitkeringen uit het Sociaal Plan hadden dit evenmin als doel. De A-G concludeert daarom dat hier geen sprake is van een VUT-regeling. Bron: Conclusie AG 14-12-2017 (publ. 12-01-2018)

Crisisheffing ook over doorbetaald loon

Rechtbank Noord-Holland is van oordeel dat de crisisheffing ook van toepassing was op het fictief loon dat een dga op grond van de doorbetaaldloonregeling kreeg uitbetaald.
Een financiële holding ging in bezwaar tegen de crisisheffing die aan haar was opgelegd over het loon dat aan de dga in 2013 was betaald. In dat jaar had zij een bedrag van € 283.632 aan de dga betaald. Hierin was inbegrepen de doorbetaling van een vergoeding van € 96.424 voor de werkzaamheden die de dga had verricht voor een vennootschap waarin de holding een belang had van 17%. De holding betwistte onder meer dat de crisisheffing kan worden toegepast over loon dat op grond van de doorbetaaldloonregeling aan de dga was betaald. Maar de rechtbank oordeelde dat het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking mede het fictief loon omvat evenals het loon dat op grond van de doorbetaaldloonregeling aan de dga wordt uitbetaald. Nu de crisisheffing werd geheven over het totaal in 2013 door de hoofdwerkgever uitbetaalde loon, diende ook het doorbetaalde loon in de grondslag te worden opgenomen. Bron: Rb. Noord-Holland 3-11-2017 (publ.8-01-2018)

Cao-resultaat openbaar vervoer: plaspauze in de cao

De partijen bij de cao Openbaar vervoer zijn er afgelopen maandag in geslaagd een principeakkoord voor de nieuwe cao overeen te komen. Aan het akkoord gingen meerdere onderhandelingsrondes en een staking op 4 januari vooraf.
De partijen zijn een cao overeengekomen met een looptijd tot eind 2020. Gedurende die looptijd krijgen de werknemers in vijf stappen een loonsverhoging van in totaal 8 procent (2 procent in januari dit jaar en vervolgens in 2019 en 2020 telkens in januari en oktober een loonsverhoging van 1,5 procent). Daarnaast wordt in december 2020 de eindejaarsuitkering met € 100 verhoogd, zodat werknemers er uiteindelijk ca. 8,3 procent op vooruit gaan. Een belangrijk punt bij de onderhandelingen was de werkdruk. Afspraken zijn gemaakt om deze aan te pakken. Zo is vastgelegd dat het rijdend personeel altijd uiterlijk na 2,5 uur arbeidstijd een reële mogelijkheid krijgt voor een sanitaire stop. Ook krijgt de medezeggenschap meer handvatten om afspraken te maken over sociale roosters. Verder is afgesproken dat er voor het direct uitvoerend personeel een werkgelegenheidsgarantie van toepassing is gedurende de looptijd van de cao. Ook zullen gedurende de looptijd minimaal duizend uitzendkrachten/BBL-ers worden aangenomen. Bron: CNV Vakmensen, 15-01-2017

Vorig jaar laagste aantal faillissementen sinds 2000

Het aantal faillissementen in 2017 was het laagste aantal van deze eeuw. 3 290 bedrijven en instellingen (exclusief eenmanszaken) zijn vorig jaar failliet verklaard. Dat is het laagste aantal na 2000.
In mei 2013 piekte het aantal uitgesproken faillissementen (voor zittingsdagen gecorrigeerd). Daarna is er sprake van een dalende trend en bereikte het aantal faillissementen in augustus 2017 het laagste niveau sinds 2001. Vervolgens wisselden stijgingen en dalingen elkaar af. In december nam het aantal faillissementen iets toe. In bijna alle bedrijfstakken is het aantal faillissementen gedaald. Absoluut gezien was de daling in de financiële dienstverlening het sterkst. Het aantal uitgesproken faillissementen nam af van 758 in 2016 naar 487 in 2017. Net als in voorgaande jaren zijn de meeste faillissementen van bedrijven en instellingen uitgesproken in de handel, namelijk 693. In de groothandel waren er 345 faillissementen, in de detailhandel 270 en in de autohandel 78. Ook in de handel daalde het aantal faillissementen aanzienlijk. Verder is het aantal faillissementen in de industrie sterk afgenomen van 334 naar 245. Bron: CBS 11-01-2018

Terugbetaling voorfinanciering geen vergoeding

Het om niet in beheer en gebruik geven van een onroerende zaak is geen economische activiteit. Aftrek van voorbelasting is dan ook niet mogelijk. Dit is ook niet op te lossen door een vergoeding te bedingen die feitelijk alleen bestaat uit het terugbetalen van de voorfinanciering.
Een bv had in 2007 een perceel gekocht met daarop onder andere een woning en een landbouwschuur. De levering van deze onroerende zaak was vrijgesteld van btw. In de jaren 2007 tot en met 2011 liet de bv de woning verbouwen. De btw over de verbouwingskosten werd afgetrokken. De Belastingdienst was het hier niet mee eens omdat de bv de onroerende zaak niet zou gebruiken voor btw-belaste doeleinden. Een naheffingsaanslag werd opgelegd. Volgens de rechtbank was de naheffing terecht. Het bleek namelijk dat de bv het perceel primair had gekocht om de aankoop te financieren ten behoeve van een vereniging. Daartoe had de bv de onroerende zaak in licentie overgedragen en verkocht aan de vereniging. De vereniging was de bv alleen een vergoeding verschuldigd die feitelijk neerkwam op de terugbetaling van de voorfinanciering. De rechtbank oordeelde dat de bv de onroerende zaak niet had gebruikt voor economische prestaties en geen recht had op vooraftrek. Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 20-09-2017 (publ. 9-01-2018)

© lArcade 2024