Inloggen

Archief

Ondernemer moet elektronisch aangifte doen

De inspecteur heeft terecht een verzuimboete opgelegd aan een ondernemer die weigerde zijn aangifte IB langs elektronische weg in te dienen.
Een ondernemer wordt door de Belastingdienst eind februari 2013 resp. 2014 uitgenodigd om aangifte IB te doen over de jaren 2012 en 2013. Voor het jaar 2012 geeft de ondernemer per brief in maart 2013 de in zijn ogen benodigde gegevens voor de aangifte door aan de inspecteur door. Eind mei 2013 verzoekt de inspecteur de ondernemer om aangifte te doen en volgt een aanmaning. Voor de aangifte IB 2013 volgt een vergelijkbaar traject. Voor Hof Amsterdam is het uiteindelijk de vraag of de verzuimboeten vanwege het niet doen van aangifte (langs elektronische weg) in stand moeten blijven. Net als de rechtbank is het hof van mening dat de verzuimboeten terecht zijn opgelegd. De ondernemer is op grond van art. 52 lid 2 aanhef en onderdeel b AWR verplicht een administratie bij te houden. Daardoor is hij op basis van art. 20 lid 2 aanhef en onderdeel a Uitvoeringsregeling AWR ook verplicht langs elektronisch weg aangifte te doen. Dat de ondernemer in de jaren ervoor altijd schriftelijk aangifte heeft gedaan kan er niet toe leiden dat de door de wetgever opgelegde verplichting niet hoeft te worden nagekomen. Omdat niet aan de verplichting is voldaan heeft de inspecteur terecht een verzuimboete opgelegd. Van het door de ondernemer gestelde misbruik van bevoegdheid is geen sprake. Bron: Hof Amsterdam 30-11-2017

Cao-lonen in 2017 minder gestegen dan in 2016

De cao-lonen vorig jaar minder gestegen dan in 2016. Vorig jaar bedroeg de stijging 1,5% tegen 1,8 in 2016. Alleen in het vierde kwartaal van 2017 is de stijging van de cao-lonen iets boven de 1,5% uitgekomen. De contractuele loonkosten (cao-lonen + werkgeverspremies) stegen vorig jaar net als in 2016 meer dan de cao-lonen.
De grootste cao-loonstijging deed zich voor in de landbouw (2,3%). Dit komt vooral door loonsverhogingen voor 2017 in de cao’s Glastuinbouw en Dierhouderij. In de bedrijfstak overige dienstverlening (onder meer de cao’s Textielverzorging, Kappersbedrijf en Uitvaartbranche) was de loonstijging met 1,0% het laagst. In de overige dienstverlening kwam – gemeten naar de loonsom - voor 42% van de cao's geen nieuw akkoord tot stand in 2017. Van de bedrijfstakken Verhuur en handel van onroerend goed en Onderwijs zijn geen uitkomsten bekend. Voor de meeste cao’s in deze bedrijfstakken zijn nog geen nieuwe akkoorden afgesloten over 2017. De lonen bij de overheid zijn met 0,7% toegenomen. Dat is aanzienlijk minder dan bij de particuliere sector (1,7%) en de gesubsidieerde sector (1,5%). Dit komt voornamelijk doordat bij de lopende overheid-cao’s (tot en met oktober ook bij de cao’s in het onderwijs) in 2017 een lagere loonsverhoging is afgesproken dan in dezelfde periode van vorig jaar. In 2016 deed zich in de cao-sector overheid nog de grootste loonstijging voor (3,4%). Het voorlopige cijfer over 2017 is gebaseerd op 92% van de cao’s waaruit de statistiek is opgebouwd. De contractuele loonkosten (cao-lonen en werkgeverspremies) stegen met 1,8% in 2017. Sinds begin 2016 stijgen de contractuele loonkosten weer harder dan de cao-lonen. In 2017 was dit toe te schrijven aan hogere werkgeversbijdragen aan WAO- en WW-premies. Bij de overheid zorgde de werkgeversbijdrage aan de pensioenpremies bij het ABP voor een stijging van de contractuele loonkosten. Bron: CBS 4-01-2018

Pensioenfondsen staan er beter voor

De gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is over heel 2017 gestegen van 102% naar 108%. In de laatste maand daalde de dekkingsgraad een procentpunt. De beleidsdekkingsgraad, die leidend is voor kortingen en indexatie, bleef in december gelijk op 106%.
De beleidsdekkingsgraad, gebaseerd op de gemiddelde dekkingsgraad van de afgelopen twaalf maanden, steeg in 2017 van 98% naar 106%. Deze eindstand voor 2017 is hoger dan het wettelijke vereiste minimum van 104,3%. De verwachting is dat slechts enkele fondsen het jaar afsluiten met een dekkingstekort. Er zijn zelfs fondsen waar indexatie weer in zicht komt. Door verdere consolidatie van het aantal pensioenfondsen in 2017 daalde het aantal fondsen. Inmiddels zijn er nog maar zo’n 200 over. Tegelijkertijd kwamen er juist algemene pensioenfondsen (APF-en) bij. Veel pensioenfondsen werden bij een APF of bedrijfstakpensioenfonds (BPF) ondergebracht, daar waar dat bij APF-en meestal in eigen kringen gebeurt. De overblijvers zijn de grotere fondsen. De verwachting is dat op termijn ongeveer 100 pensioenfondsen overblijven. Ook bij de andere uitvoerders, zoals verzekeraars, gaat de consolidatieslag door. Bron: Aon 2-01-2018

Geen geruisloze terugkeer met terugwerkende kracht

Om gebruik te kunnen maken van de mogelijkheid om geruisloos terug te kunnen keren uit de bv, moeten de aandeelhouders natuurlijke personen zijn. Dit geldt ook als met een beroep op een besluit om terugwerkende kracht wordt verzocht. De wettelijke eis dat de aandeelhouders op het overgangstijdstip natuurlijke personen moeten zijn, blijft overeind.
De aandelen van een bv die fiscaal-juridische diensten verleend, zijn tot 3 november 2016 in handen van een houdstermaatschappij. De aandelen in de houdstermaatschappij zijn in handen van een stichting administratiekantoor (STAK). De certificaten van aandelen in de STAK worden gehouden door drie persoonlijke holdings. De aandeelhouders van die persoonlijke holdings besluiten in 2016 hun samenwerking per 1 januari 2016 te beëindigen. De vertrekkende aandeelhouder verkoopt de certificaten van aandelen aan de STAK waarna de aandelen worden ingekocht door de houdstermaatschappij. De twee overgebleven aandeelhouders nemen het aandeel in de werkmaatschappij van de vertrekkende aandeelhouder over. De overgebleven aandeelhouders verzoeken de inspecteur om met terugwerkende kracht tot 1 januari 2016 geruisloos terug te keren uit de bv. De inspecteur wijst dit verzoek af omdat de bv op 1 januari 2016 niet voldoet aan de wettelijke voorwaarde van art. 14c Wet Vpb 1969 dat de aandelen in de ontbindende vennootschap uitsluitend worden gehouden door natuurlijke personen. Volgens Rechtbank Gelderland biedt de tekst van de wet geen aanknopingspunt voor de stelling van de aandeelhouders dat economische eigendom van de aandelen voldoende is voor de faciliteit van geruisloze terugkeer. De wettekst geeft uitdrukkelijk aan dat een bv voor geruisloze terugkeer uitsluitend natuurlijke personen als aandeelhouder heeft. Er wordt dus niet voldaan aan de wettelijke voorwaarden. Geruisloze terugkeer per 1 januari 2016 is niet mogelijk. In de besluiten waar de aandeelhouders naar verwijzen wordt uitdrukkelijk aangegeven dat terugwerkende kracht alleen mogelijk is als op het overgangstijdstip aan de wettelijke vereisten wordt voldaan. Het verzoek van de aandeelhouders om over het standpunt van de rechtbank prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen wordt afgewezen aangezien de wettekst voor zich spreekt. Bron: Rb. Gelderland 14-12-2017

‘Echte’ zzp’ers vooral in de bouw

Het merendeel van de zzp’ers heeft naast een zzp-inkomen ook een andere bron van inkomsten, zoals loon, pensioen of een uitkering. Wel geldt voor ruim zes op de tien zzp’ers dat het inkomen uit ondernemerschap hun hoofdinkomen is. Voor de overige zzp’ers zorgt het zzp-schap voor een bijverdienste. 'Echte' zzp'ers zijn er vooral in de bouw.
Ruim 650.000 zzp’ers hebben alleen een zzp-inkomen. Het gemiddelde inkomen dat ze daarmee verdienen bedraagt € 28.000 per jaar. Voor zo’n 256.000 zzp’ers is het inkomen uit ondernemerschap de voornaamste, maar niet de enige inkomensbron. Zij hebben ook nog inkomsten uit loon, pensioen of een uitkering. Het doorsnee zzp-inkomen van deze zelfstandigen bedroeg bijna € 20.000, met daarnaast circa € 6.700 aan andere inkomsten. Binnen die groep doen de zzp’ers met een pensioeninkomen het beste: niet allen hebben zij het hoogste zzp-inkomen (€ 23.000), maar ook de hoogste neveninkomsten (gemiddeld € 10.000). Zzp’ers met bijverdiensten uit loon verdienden € 6.000 naast een zzp-inkomen van gemiddeld € 16.700. Zzp’ers voor wie het zzp-inkomen slechts een bijverdienste is (548.000 personen) werken meestal in loondienst. Van de ruim 6,2 miljoen werknemers in 2016 klusten er bijna 330.000 als zzp’er bij. Hiermee verdienden zij gemiddeld € 1.900 per jaar. Ook 138.000 gepensioneerden vulden hun pensioen aan met gemiddeld € 2.800. Daarnaast waren er 46.000 uitkeringsontvangers die voor € 1.400 per jaar bijverdienden als zzp‘er. Dit zzp-inkomen werd verrekend met de ontvangen uitkering. Vooral in de bouw komt men zzp’ers tegen voor wie het zzp-inkomen het belangrijkste inkomen is (9 op de 10); bij zeven op de tien is het zelfs het enige inkomen. Bij zzp’ers die werkzaam zijn binnen de overheid, in het onderwijs en in de zorg is het zzp-inkomen in de helft van de gevallen een bijverdienste. Bron: CBS 29-12-2017

© lArcade 2024