Inloggen

Archief

Voor ex-partner betaalde hypotheekrente niet aftrekbaar

De overeenkomst tussen een man en zijn ex-partner, waarbij hij alle hypotheekrente op zich neemt en in zijn IB-aangifte in aftrek brengt, bindt de beide ex-partners onderling, maar werkt niet ten opzichte van de inspecteur. Aangezien de vrouw economisch eigenaar is van de helft van de woning is zij gerechtigd tot aftrek van de helft van de hypotheekrente.
De relatie tussen een man en vrouw eindigt april 2011. De man blijft tot eind van dat jaar in de woning wonen, waarna deze wordt verkocht. De hypotheek stond voor 50% zowel op naam van de man als op naam van de vrouw. Alle kosten, lasten en voordelen en de verkoopwinst van de woning werden gezamenlijk gedeeld. De man stelt dat hij een overeenkomst met zijn ex-partner had gesloten waarbij hij voor de rest van 2011 de hypotheekrente zou betalen en in aftrek brengen. Hij nam daarom 100% van de hypotheekrente van de eigenwoning en het gehele eigenwoningforfait van de woning in zijn aangifte IB/PV 2011 in aanmerking. In de aangifte wordt niet gekozen voor fiscaal partnerschap. De inspecteur wijkt echter af van de aangifte en corrigeert de helft van de in aanmerking genomen hypotheekrente alsook de helft van het aangegeven eigenwoningforfait. De zaak wordt voorgelegd aan de rechtbank, die oordeelt dat de vrouw heel 2011 economisch gerechtigd was tot de woning. Volgens de rechtbank heeft de man daarom alléén recht op aftrek van zijn deel (de helft) van de hypotheekrente. Aangezien de ex-partner economisch eigenaar was van de helft van de woning, bleef (haar aandeel in) de eigen woning na haar vertrek nog aangemerkt als eigen woning zodat haar aandeel in de hypotheekrente voor haar aftrekbaar bleef. Nu de ex-partners in de aangifte IB 2011 niet kozen voor fiscaal partnerschap, konden zij de aftrek niet aan een van beiden toedelen. De overeenkomst tussen hen beid ten aanzien van de hypotheekrente bindt alleen partijen maar werkt niet ten opzichte van de inspecteur. Het gegeven dat de hypotheekrente vanaf 1 april 2011 geheel door de man is betaald, maakt niet dat dat hele bedrag dan ook bij hem aftrekbaar is. Bron: Rb Zeeland – West-Brabant 13-04-2016 (publ. 12-01-2017)

Versterking positie kartelbenadeelden

De Eerste Kamer is dinsdag akkoord gegaan met de Implementatiewet privaatrechtelijke handhaving mededingingsrecht. Een belangrijk onderdeel van deze wet is dat benadeelden toegang krijgen tot bewijsmateriaal van de toezichthouder. Daarmee in de hand kunnen ze een civiele procedure opstarten om schadevergoeding te eisen van bedrijven die zich schuldig hebben gemaakt aan verboden afspraken.
Dit wetsvoorstel implementeert de EU-richtlijn 2014/104/EU. De richtlijn bevat regels over schadevergoedingsvorderingen wegens inbreuken op het mededingingsrecht van de Europese Unie. Met de richtlijn wordt gegarandeerd dat benadeelden van mededingingsinbreuken daadwerkelijk een schadevergoeding kunnen vorderen. De richtlijn voorkomt ook dat de privaatrechtelijke handhaving van het mededingingsrecht de publiekrechtelijke handhaving door de Europese Commissie en nationale mededingingsautoriteiten doorkruist. De toegang voor benadeelden tot het bewijsmateriaal van de toezichthouder is niet onbeperkt. Zo kunnen clementieverklaringen van kartelverklikkers en verklaringen met het oog op een schikking nooit worden gebruikt in een civielrechtelijke procedure. De mededingingsautoriteiten hoeven tot deze documenten geen toegang te verlenen. De nieuwe regels moeten kartels minder interessant maken. De redenatie is dat wanneer inbreukplegers aangesproken worden tot vergoeding van door een kartel veroorzaakte schade, een kartel minder snel tot economisch voordeel zal leiden. Bron: SConline 25-01-2017; EK 24-01-2017

Novelle PEB: tegemoetkoming voor indexatie

Op 23 januari is bij de Tweede Kamer de novelle bij het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen ingediend. In de novelle is een voorstel opgenomen om de kosten en lasten voor toekomstige loon- en prijsontwikkelingen (indexatie) onder voorwaarden aftrekbaar te maken.
Eind vorig jaar werd de stemming over het wetsvoorstel uitgesteld en kondigde de staatssecretaris nader onderzoek en een novelle (een wijziging op een aangenomen wetsvoorstel) aan. Aanleiding: signalen dat de aftrek van de lasten van de toekomstige indexatie van de opgebouwde pensioenaanspraken op het moment van afkoop of omzetting in een oudedagsverplichting, tot een budgettaire tegenvaller zou kunnen leiden. Nader onderzoek wijst uit dat hier geen sprake van zal zijn. In het wetsvoorstel is namelijk opgenomen dat de aftrek van de lasten van toekomstige indexatie op het moment van afkoop of omzetting is uitgesloten. Dit is volgens de staatssecretaris echter weer te stringent. Volledig uitsluiten van de aftrek is ongewenst omdat een kleine groep dga’s (circa 6%) hierdoor ten onrechte benadeeld zou worden. In het wetsvoorstel komt nu een versoepeling voor dga’s die voor Prinsjesdag 2016 in de aangifte bv een actiefpost hadden opgenomen voor toekomstige indexatie. Ingeval het pensioen in eigen beheer fiscaal gefaciliteerd wordt afgekocht, mag het (negatieve) voordeel dat voortvloeit uit de vrijval van de eerder op de fiscale balans geactiveerde kosten en lasten voor de toekomstige indexatie op het moment van afkoop in één keer ten laste van de winst worden gebracht. Ingeval het pensioen in eigen beheer wordt omgezet in een oudedagsverplichting mag het (negatieve) voordeel dat voortvloeit uit de vrijval van de eerder op de fiscale balans geactiveerde kosten en lasten voor de toekomstige indexatie in gelijke jaarlijkse delen (het aantal gehele jaren tot de 87-jarige leeftijd) ten laste van de winst worden gebracht. Bron: MvF 23-01-2017

Angst om baanverlies bij digitale kennisachterstand

Bijna 70% van de Nederlanders in de leeftijd van 18 tot en met 55 jaar vinden het nodig om nieuwe digitale vaardigheden aan te leren. Een kwart echter heeft moeite om alle technologische ontwikkelingen bij te houden. Dat blijkt uit onderzoek van Microsoft. Door een mogelijke digitale kennisachterstand is ruim een kwart van de werkenden (27%) bang zijn baan te verliezen. De helft denkt dat zijn functie er vanwege technologische ontwikkelingen over tien jaar heel anders uitziet.
Het gros van de Nederlanders (85%) vindt technologie onmisbaar om te kunnen blijven meedoen in de maatschappij. Toch heeft bijna een kwart (23%) het gevoel niet over up-to-date kennis te beschikken als het gaat om technologie en technologische vaardigheden. Nederlanders voelen zich dan ook al vroeg ‘digitaal bejaard’: gemiddeld denken we dat we vanaf ons 54e de technologische ontwikkelingen niet meer goed kunnen bijhouden. En hoe ouder we worden, hoe meer dit gevoel toeneemt: van de 46- tot 55-jarigen ervaart 36% dit, tegenover slechts 8% van de millennials. Hoewel vrouwen het moeilijker vinden om technologische ontwikkelingen bij te houden dan mannen (32% tegenover 16%), heerst de angst voor baanverlies juist meer onder werkende mannen (33%) dan onder werkende vrouwen (19%). Ook opvallend is dat 46- tot 55-jarigen hier minder wakker over liggen dan millennials (18- tot 25-jarigen), respectievelijk 18% tegenover 40%. Meer dan een op de tien werkenden (13%) is bang dat zijn baan in de toekomst geautomatiseerd of door robots overgenomen wordt. Mannen zijn hiervoor meer bang dan vrouwen (16% versus 8%). Meer dan een tiende van de Nederlanders (12%) weet niet precies waar hij met computerproblemen terechtkan. Zes op de tien Nederlanders denken dat ze meer zouden kunnen halen uit hun computer of laptop, maar dit draagt niet direct bij aan het oplossen van problemen. Sterker nog: bijna een op de vijf (18%) raakt juist meer de weg kwijt door alle verschillende oplossingen voor computerproblemen. Uiteindelijk zijn mannen (68%) vaak degenen die computerproblemen thuis oplossen. Ook collega’s worden vaak aan de mouw getrokken – al voelt 14% zich hier bezwaard over. Bron: Managersonline 20-01-2017

Vermogensrendementsheffing niet in strijd met eigendomsrecht

Rechtbank Noord-Nederland heeft zich op 19 januari 2017 aangesloten bij de uitspraak van de Bredase rechtbank van 11 januari 2011 over fictief rendement. De uitspraak houdt in dat de vermogensrendementsheffing die de fiscus oplegt, niet in strijd is met Europese verdragen.
In een proefprocedure over het belastingjaar 2014 over de houdbaarheid van de box-3 heffing, past de rechtbank Noord-Nederland het arrest toe van de Hoge Raad van 10 juni 2016. In dat arrest ging het om de vraag of het destijds door de wetgever veronderstelde rendement van 4% voor een lange reeks van jaren voor particulieren inmiddels 'niet meer haalbaar is'. De rechtbank beslist dat die vraag pas kan worden beantwoord nadat een periode van ten minste tien aaneengesloten jaren is verstreken waarin het rendement op risico-arme beleggingen (zoals staatsobligaties van landen met een hoge kredietwaardigheid) telkens lager is geweest dan 4%. De rechtbank komt vervolgens tot de conclusie dat de belastingplichtige niet heeft bewezen dat eind 2013 ten minste tien aaneengesloten jaren met een dergelijk onderrendement waren verstreken en verklaart daarom het beroep ongegrond. De vermogensrendementsheffing gaat uit van een fictief rendement van 4% op vermogens, waarover vervolgens 30% belasting moet worden betaald. Dat rendement van 4% werd de afgelopen jaren echter vaak niet gehaald vanwege de lage rente. De heffing is daarom volgens de Bond voor Belastingbetalers in strijd met het eigendomsrecht, zoals dat is vastgelegd in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (art. 1 Eerste Protocol EVRM). Voor de Bond voor Belastingbetalers komt de uitspraak niet geheel onverwacht, aldus voorzitter Jurgen de Vries. De Vries zegt dat de bond op basis van alle uitspraken gaat bekijken welke juridische vervolgstappen zij nog gaan zetten. Bron: Rb. Noord-Nederland 19-01-2017

© lArcade 2024