Inloggen

Archief

Omzet en werkgelegenheid in de bouw nemen toe

Het CBS is positief over de ontwikkelingen in de bouwsector. De bouwers zijn optimistisch, de omzetten en werkgelegenheid groeien en het aantal bedrijven in de sector neemt toe.
De bouwomzet groeide in het tweede kwartaal van dit jaar voor de elfde keer op rij. Net als in de afgelopen drie kwartalen waren het de kleine bouwbedrijven (tot 10 werkzame personen) waar de omzet het hardst steeg. Hun omzet steeg met 9,3% vergeleken met een jaar eerder. Vooral kleine bouwers in de burgerlijke en utiliteitsbouw, waaronder de (ver)bouw van woningen en andere gebouwen valt, deden het met een stijging van 13,7% goed. Middelgrote bouwbedrijven (10 tot 100 werkzame personen) deden het met een omzetstijging van 8,7%% bijna net zo goed. De omzet van grote bedrijven (meer dan 100 werkzame personen) groeide met 2,2% minder sterk. Volgens Bouwend Nederland ervaart de sector ook belemmeringen, zoals tekort aan bouwgrond en verminderde capaciteit bij toeleveranciers. De omzetcijfers vertalen zich ook nog niet één op één in gezonde bedrijfscijfers. Veel bedrijven zijn nog bezig de crisisjaren te compenseren. Het aantal banen in de bouw kwam in het tweede kwartaal (seizoengecorrigeerd) uit op 527.000. Dit zijn er 8.000 meer dan een kwartaal eerder en is de grootste stijging in jaren. Vooral het aantal zelfstandigen nam toe (met 5.000). In tien jaar tijd is het aandeel zelfstandigen in de bouw gegroeid van 34% naar 42%. Bron: CBS 24-08-2017; Bouwend Nederland 24-08-2017

BOF van toepassing op aan kind geschonken aandelen

Hof Arnhem-Leeuwarden beslist dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit van toepassing is op geschonken aandelen die als fictief onroerende zaak kunnen worden aangemerkt. De geschonken aandelen worden gehouden in een bv die een materiële onderneming drijft en de volledige zeggenschap in die onderneming is van de ouder op het kind overgegaan.
In deze zaak was in geschil de vraag of de vrijstelling van overdrachtsbelasting van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit op de verkrijging door een kind van toepassing is. Een moeder schonk haar kind alle aandelen in een bv die onroerende zaken bezat en die op haar beurt alle aandelen hield in een andere bv. De schenking omvatte ruim 40 panden en drie garageboxen. De aandelen die werden geschonken vormden een fictieve onroerende zaak. De inspecteur was van mening dat het kind geen beroep op de bedrijfsopvolgingsfaciliteit toe kwam. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde echter anders. Voor de beoordeling van het geschil gaat het hof er allereerst van uit dat beide bv’s ten tijde van de verkrijging een materiële onderneming dreven. Vervolgens overweegt het hof dat de verkrijging van aandelen in onroerendezaaklichamen wordt belast als werden de betrokken onroerende zaken zelf verkregen. Deze wetsfictie is volgens het hof bedoeld om te voorkomen dat door middel van het tussen schuiven van rechtspersonen de heffing van overdrachtsbelasting wordt ontgaan. Volgens het hof is met deze wetsfictie niet beoogd een belastingplicht in het leven te roepen omdat de verkrijging niet de onroerende zaak zelf betreft maar de aandelen die de onroerende zaak vertegenwoordigen. In het licht daarvan moet volgens het hof de verkrijging van de aandelen die als gevolg van de hiervoor bedoelde wetsfictie als onroerende zaak worden aangemerkt mede worden verstaan, maar uitsluitend indien de aandelen worden gehouden in een vennootschap die een materiële onderneming drijft en voorts, doordat alle aandelen worden verkregen, de volledige zeggenschap in die onderneming van de ouder op het kind overgaat. Het hof oordeelt dat in het onderhavige geval aan deze beide voorwaarden is voldaan. Anders dan de inspecteur vindt het hof de toekenning van de vrijstelling onder deze omstandigheden niet in strijd met de bedoeling van de wetgever. Het hof oordeelt dan ook dat het hoger beroep van de inspecteur ongegrond is. Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 15-08-2017

Alleen bij een jaar werken geldt de lage sectorpremie

De lage sectorpremie is alleen van toepassing bij arbeidsovereenkomsten van ten minste een jaar. Nu uit de feitelijke omstandigheden blijkt dat de uitzendkrachten geen jaar hebben gewerkt, is de hoge sectorpremie van toepassing.
Een bv exploiteert een aspergeproductiebedrijf. In februari 2014 wordt een uitzendbedrijf opgericht dat is gelieerd aan de bv. In 2014 werft het uitzendbedrijf 214 uitzendkrachten, die zij inzet bij de bv. In de arbeidsovereenkomst met de uitzendkrachten staat dat de werknemers een overeenkomst fase A zonder uitzendbeding en met uitsluiting loondoorbetalingsverplichting sluiten. De arbeidstijd bedraagt minimaal 300 uur per jaar. De werknemer treedt in dienst voor bepaalde tijd voor de duur van 1 jaar. De overeenkomst vangt pas aan bij daadwerkelijke aanvang van de werkzaamheden. Het uitzendbedrijf zoekt in 2014 gedurende drie weken naar andere opdrachtgevers en vindt er slechts enkele. Geen van de uitzendkrachten is een volledig jaar in dienst van het uitzendbureau. Het uitzendbureau draagt premies af op basis van de lage sectorpremie onder sector 1. Agrarisch bedrijf. De Belastingdienst is van mening dat de hoge sectorpremie van toepassing is en legt een naheffingsaanslag op. Het uitzendbedrijf vindt dat de lage sectorpremie van toepassing is, omdat zij conform het Besluit Wfsv jaarcontracten met de uitzendkrachten overeenkomt. Volgens de rechtbank heeft de een-jaarstermijn in de overeenkomst geen wezenlijke materiële betekenis, omdat: De arbeidsovereenkomst pas aanvangt wanneer de feitelijke werkzaamheden beginnen. De overeenkomst eindigt daardoor niet later; De arbeidsovereenkomst eindigt op het moment dat de uitzendkracht na het seizoen terugkeert naar het woonland en niet terugkomt naar Nederland. Dit betekent dat uitzendkrachten voor een kortere tijd dan één jaar in dienst bij het uitzendbedrijf kunnen zijn; Er geldt geen loondoorbetalingsverplichting en de overeenkomst is gesteld op minimaal 300 uur. Ook uit de feiten blijkt dat de een-jaarstermijn geen wezenlijke materiële betekenis heeft; geen van de 214 uitzendkrachten heeft een heel jaar voor het uitzendbedrijf gewerkt. Het uitzendbedrijf is bovendien pas begonnen met zoeken naar andere opdrachtgevers toen de een-jaarstermijn al met de uitzendkrachten was overeengekomen. Die acquisitie heeft slechts drie weken geduurd. Uit deze feiten en omstandigheden volgt dat het uitzendbedrijf niet aan het bepaalde in het Besluit Wfsv voldoet. De lage sectorpremie is alleen van toepassing bij arbeidsovereenkomsten van ten minste een jaar. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Bron: Rb.Zeeland-West-Brabant, 27-07-2017

Verlaging belasting met € 1, vergoeding 2 x € 990

Een automobilist die bezwaar maakte tegen de opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting, werd in het gelijk gesteld omdat alleen belasting kan worden nageheven die te weinig is betaald. De man had al eerder een parkeerkaartje gekocht. Naast een belastingverlaging van € 1, kreeg hij twee keer een proceskostenvergoeding.
Een automobilist parkeert zijn auto in de gemeente Zoetermeer en koopt een parkeerkaartje voor een € 1. Voor dat bedrag mag hij van 10.42 uur tot 11.24 uur parkeren. Om 11. 36 uur constateren parkeercontroleurs dat er geen geldig parkeerkaartje in de auto ligt. Een minuut later komt de automobilist bij zijn auto terug met een nieuw parkeerkaartje waarmee hij van 11.37 uur tot 11.57 uur mag parkeren. De automobilist ontvangt een naheffingsaanslag parkeerbelasting voor een bedrag van € 61,45; € 1,45 parkeerbelasting en € 60 boete. Volgens het hof is alleen van belang of de verschuldigde belasting is betaald en niet of op de voorgeschreven wijze aangifte is gedaan. Er kan daarom alleen belasting worden nageheven die te weinig is betaald. Nu de automobilist de over het uur vóór de constatering verschuldigde parkeerbelasting wel gedeeltelijk heeft betaald, kan slechts € 0,45 (de belasting over het gedeelte van het voorliggende uur dat door de automobilist niet is betaald) worden nageheven. De aanslag moet worden verminderd met het door de automobilist al betaalde bedrag van € 1. De automobilist heeft terecht beroep aangetekend. De gemeente wordt door de rechtbank veroordeeld in de proceskosten van de automobilist. De kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand worden vastgesteld op € 992 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496 en een wegingsfactor 1). Het argument van de heffingsambtenaar dat geen sprake is van een aan hem te wijten onrechtmatigheid, overtuigt het hof niet. Omdat vaststaat dat het parkeerkaartje, dat als parkeerduur 10.42 uur tot 11.24 vermeldt, tijdens het opleggen van de naheffingsaanslag achter de voorruit van de auto lag, moet het de parkeercontroleurs duidelijk zijn geweest dat voor een deel van de parkeerduur waarvoor zij een naheffingsaanslag oplegden, al parkeerbelasting was voldaan. Ook de heffingsambtenaar had dit uit de stukken kunnen opmaken. Door de naheffingsaanslag op te leggen voor het uur, voorafgaande aan de constatering van het parkeren door de parkeercontroleurs op 11.36 uur en deze te handhaven heeft de heffingsambtenaar onrechtmatig gehandeld. De toegekende proceskostenvergoeding is terecht. Ook het verzoek om proceskosten voor het hof wordt gehonoreerd: € 990 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor het hof. Hof Den Haag, 01-08-2017

Personeelstekort dreigt voor Nederlands bedrijfsleven

Eén op de zes ondernemers meldt personeelstekort als een belemmering voor het uitoefenen van de bedrijfsactiviteiten. Zo blijkt aan het begin van het derde kwartaal. De toenemende vraag naar geschikt personeel valt samen met de gestaag aantrekkende economie. Dit blijkt ook uit het ondernemersvertrouwen, dat op het hoogste niveau staat sinds eind 2008. Dat melden het CBS, de Kamer van Koophandel, EIB, MKB-Nederland en VNO-NCW op basis van nieuwe cijfers van de Conjunctuurenquête Nederland (COEN).
Sinds begin 2016 loopt het aantal bedrijven met een personeelstekort op. Aan het begin van het derde kwartaal gaf 16% van de ondernemers aan een tekort aan arbeidskrachten te ervaren, een jaar eerder was dat 7%. De onvoldoende vraag naar goederen en diensten is in de afgelopen jaren gestaag afgenomen. De zakelijke dienstverlening heeft het meeste last van een tekort aan arbeidskrachten. In deze sector ervaart één op de vier ondernemers dit als een belemmering. Ook in de sector informatie en communicatie (met name de IT-bedrijven) en de bouwsector speelt het probleem van een personeelstekort. In de detailhandel en de delfstoffenwinning speelt dit minder heeft slechts 5% van de ondernemers last van een tekort aan arbeidskrachten. Het CBS meldde eerder al dat in het tweede kwartaal het aantal openstaande vacatures in nagenoeg alle bedrijfstakken verder is toegenomen. Van de ondernemers verwacht 22% personeel aan te trekken in het derde kwartaal en voorziet 7% een krimp van het personeelsbestand. Ondernemers in de bouwnijverheid zijn het meest positief over de werkgelegenheid. Per saldo verwacht 32 % van hen een toename van de werkgelegenheid in het derde kwartaal. In bijna alle sectoren is de verwachting met betrekking tot de personeelssterkte fors verbeterd. Onder andere door de aanhoudende groei in bedrijvigheid van het bedrijfsleven wordt vraag naar personeel groter. Het ondernemersvertrouwen, de sentimentsindicator voor ondernemend Nederland, is met 15,9 het hoogst sinds het begin van de meting eind 2008. In de bouwnijverheid en groothandel is het vertrouwen onder de ondernemers het grootst. Met name in de detailhandel is het ondernemersvertrouwen ten opzichte van een kwartaal eerder sterk verbeterd; bedrijven in de delfstoffenwinning waren juist negatiever. Ook de verwachtingen voor de omzet en de investeringen zijn positief. Voor het derde kwartaal verwacht 12,4% van de ondernemers een toename van de omzet. Met een saldo van 11,3 zijn de investeringsverwachtingen ook positief. Bron: cbs.nl, 17-08-2017

© lArcade 2024