Inloggen

Archief

Geliquideerde bv kan niet herleven als inhoudingsplichtige

Als een rechtspersoon niet meer bestaat en geen werknemers meer in dienst heeft, is er geen wettelijke basis om deze rechtspersoon te doen herleven als inhoudingsplichtige voor de loonheffing, zo heeft de Hoge Raad geoordeeld.
In deze zaak dreef een tandarts zijn tandartsenpraktijk via een bv. De man genoot in 2013 € 279.740 aan loon. De bv werd in hetzelfde jaar ontbonden, waarna de holding-bv van de tandarts optrad als vereffenaar en geen van de schuldeisers binnen de wettelijke termijn verzocht om heropening van de vereffening. Nadat de bv was ontbonden, wilde de inspecteur over het tijdvak maart 2014 crisisheffing naheffen bij de bv. De bv stelde echter dat de inspecteur van haar geen loonheffing meer kon heffen, omdat zij op het heffingsmoment d.d. 31 maart 2014 geen inhoudingsplichtige meer was. De Hoge Raad was het met de ontbonden bv eens dat er op het inhoudingstijdstip sprake was van een niet bestaande rechtspersoon tot wie geen personen in dienstbetrekking stonden. Daarom ontbrak volgens de Hoge Raad een wettelijke basis om de bv te doen herleven als inhoudingsplichtige voor de crisisheffing voor het jaar 2014. Bron: Hoge Raad, 14-12-2018

Werknemers laten kansen liggen rond eigen ontwikkeling

Eén derde van de Nederlandse werknemers heeft de beschikking over een eigen keuzebudget. Volgens werkgeversvereniging AWVN wordt dit budget nog te weinig ingezet voor duurzame inzetbaarheid (DI).
Duurzame inzetbaarheid is de parapluterm om beleid te omschrijven dat gericht is op het versterken van de positie van werknemers op de veranderende arbeidsmarkt en om hen langer, tot op hoger leeftijd, inzetbaar te houden. Duurzame inzetbaarheid wordt zowel door overheid, vakbonden als werkgevers gezien als een antwoord op de uitdagingen waarvoor de samenleving wordt gesteld door de grote veranderingen in het werk en door de vergrijzing. Uit onderzoek van het AWVN blijkt dat een derde van de werkgevers een zogenoemd DI-budget aan zijn medewerkers beschikbaar stelt. Nog eens 15% van de respondenten is op dit ogenblik bezig met de mogelijke invoering van een regeling. Bij de bedrijven die al een DI-regeling hebben, krijgen de werknemers gemiddeld € 1.200 per jaar (in geld én tijd) om in hun eigen duurzame inzetbaarheid te investeren. Zij mogen het budget met grote keuzevrijheid besteden. Belangrijkste bestedingsdoelen (vaak in combinatie) zijn opleidingen al dan niet aansluitend bij de huidige functie (39%), training (28%), maatregelen die de persoonlijke werk-privébalans verbeteren (24%) en loopbaanadvies (18%). 73% van de werkgevers geeft ‘het bieden van eigen regie rond loopbaan en persoonlijke ontwikkeling’ op als belangrijkste reden om een DI-regeling in te voeren. Keuzevrijheid van de werknemer rond bijvoorbeeld opleidingen zijn daar een uitvloeisel van. Volgens ruim de helft van de respondenten zijn werknemers echter nog te weinig met het thema bezig. Ook is het lijnmanagement vaak onvoldoende betrokken bij het thema om een stimulerende rol te kunnen spelen. Verder zijn de regelingen als zodanig voor veel respondenten te ‘vrijblijvend’. Aan het AWVN-ledenonderzoek Budgetten voor duurzame inzetbaarheid namen ruim 300 werkgevers deel. Zij vormen qua activiteiten en qua omvang een afspiegeling van het Nederlandse bedrijfsleven met een lichte oververtegenwoordiging van grote werkgevers. Bron: AWVN 11-12-2018

Gebruik afroommodule leidde tot fikse naheffingen btw

Als de Belastingdienst – in samenwerking met de FIOD – aannemelijk maakt dat een restaurant gebruikmaakt van een afroommodule, kan dit leiden tot fikse naheffingsaanslagen voor de btw, zo blijkt uit een uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland.
In het kader van het ‘Landelijk interventieproject wokrestaurants’ voerden medewerkers van de Belastingdienst diverse waarnemingen, waar onder een aantal onaangekondigde, ter plaatse uit bij twee wokrestaurants die tot dezelfde fiscale eenheid btw behoorden. Op basis van deze waarnemingen stelde de inspecteur vast dat de werkelijk verantwoorde opbrengsten niet aansloten op de bevindingen tijdens de uitgevoerde waarnemingen. Vervolgens bleek uit onderzoek van de FIOD dat op de computers van de restaurants twee programma’s stonden waarin een afroommodule was verstopt. Met deze modules werd de contante omzet verwijderd uit de financiële administratie, waardoor de opbrengsten te laag werden verantwoord. Op basis van al deze bevindingen legde de inspecteur forse naheffingsaanslagen omzetbelasting en vergrijpboetes over een aantal jaren op. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur aannemelijk had gemaakt dat de wokrestaurants beschikten over een in twee computerprogramma’s verstopte afroommodule en dat de inspecteur de naheffingsaanslagen terecht had opgelegd. Omdat er sprake was van opzet en listigheid waren ook de vergrijpboetes terecht opgelegd. Bron: Rb. Noord-Nederland, 10-12-2018

Franchisewet in consultatie

De Wet franchise, met daarin regels voor de samenwerking tussen franchisegevers en -nemers, is in consultatie gegaan. Met het voorstel wil het kabinet franchisenemers beter beschermen.
De voorgestelde wettelijke regeling richt zich op franchisegevers en franchisenemers, voorafgaand aan en tijdens hun samenwerking. Het doel is om, overeenkomstig het voornemen in het Regeerakkoord, de positie van franchisenemers in de pre-competitieve fase te versterken. Franchisenemers krijgen naar verwachting meer effectieve bescherming tegen onredelijke situaties als gevolg van het overwicht van de franchisegever. Tevens geeft de regeling ruimte aan evenwichtige samenwerking tussen alle betrokkenen die ten goede komt aan franchise als bedrijfsmodel. In Nederland zijn circa 800 franchiseformules actief, met ruim 30.000 franchisevestigingen. De jaarlijkse omzet ligt ruim boven €30 miljard. Franchise komt in veel branches voor, met zwaartepunten in de detailhandel, dienstverlening en zorg, en kent veel verschijningsvormen. Deze variëren van ‘soft franchise’, waarbij de franchisenemer binnen de franchiseformule veel vrijheid heeft om zijn activiteiten zelf in te vullen, tot ‘hard franchise’ waarbij de bedrijfsvoering tot in het kleinste detail wordt voorgeschreven door de franchisegever. De voorgestelde regeling ziet op alle soorten franchise, ongeacht de typering die partijen zelf aan hun samenwerking geven. Met de voorgestelde regeling wordt een nieuwe titel gevoegd in Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. De nieuwe Titel 16 heeft betrekking op de franchiseovereenkomst en bestrijkt onderwerpen als de informatieverstrekking, vooral door de franchisegever aan de franchisenemer, zowel voorafgaand aan als na de sluiting van de franchiseovereenkomst, tussentijdse wijzigingen en beëindiging van de overeenkomst en het overleg tussen partijen. In het voorontwerp staat centraal dat partijen zich gedragen als ‘goed franchisegever’ en ‘goed franchisenemer’. Tot 31 januari 2019 is het mogelijk te reageren op het voorontwerp. Bron: Internetconsultatie.nl 12-12-2019

Verkoper deelneming mag kwijtscheldingsverlies niet aftrekken

Als een holding-bv een deelneming verkoopt en de koper van deze deelneming verstrekt een lening die verband houdt met de verkoop, mag de holding een verlies uit een eventuele latere kwijtschelding niet aftrekken. Zo’n kwijtscheldingsverlies valt namelijk onder de deelnemingsvrijstelling.
Het ging in deze zaak om een holding die haar 100%-belang in een tussenholding had verkocht aan een andere bv, waarbij de holding zelf 10% van de aandelen in die bv kocht. De verkoopprijs van de aandelen in de tussenholding werd verrekend met de koopprijs van de aandelen in de bv. Voor het resterende deel van de verkoopprijs verstrekte de verkopende holding een achtergestelde lening aan de kopende bv. Toen later een geschil ontstond tussen de holding en de bv over garanties die de holding niet zou zijn nagekomen, kwamen beide partijen uiteindelijk tot een schikking. Hierbij schold de holding (de verkoper) de schuld van de bv (de koper) kwijt, waarna de holding dit kwijtscheldingsverlies wilde aftrekken omdat zij als een zakelijke crediteur zou hebben gehandeld. Rechtbank Noord-Holland bepaalde echter dat het verlies niet aftrekbaar was. Want omdat de lening was verstrekt in samenhang met de verkoop van de deelneming, vormde de kwijtschelding een aanpassing van de verkoopprijs van de deelneming. Hierop was de deelnemingsvrijstelling van toepassing, zodat het afwaarderingsverlies niet aftrekbaar was. Bron: Rb. Noord-Holland, 26-11-2018

© lArcade 2024