Inloggen

Archief

Koolmees geeft toelichting op Tozo-regeling

Een persoon die met zijn onderneming niet uiterlijk met ingang van 17 maart 2020 stond ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel is naar de definitie van de Tozo geen zelfstandige. Dit blijkt uit de beantwoording van vragen over de Tozo-regeling door minister Koolmees.
Ondernemers die niet aan de voorwaarden voor ondersteuning op basis van de Tozo voldoen, kunnen bij een inkomen onder de bijstandsnorm eventueel een beroep doen op bijstand op grond van de Participatiewet. Als sprake is van ‘zeer dringende redenen’ kan iemand die in principe niet in aanmerking komt voor Tozo/bijstand toch bijstand toegekend krijgen. Het College van burgemeester en wethouders moet dit beoordelen. De kring van rechthebbenden die recht hebben op de Tozo is beperkt tot zelfstandigen die op 17 maart 2020 stonden ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Constateert de Belastingdienst dat een ondernemer nog niet is ingeschreven in het Handelsregister, dan wordt deze ondernemer door de Belastingdienst daarop geattendeerd. De ondernemer wordt daarmee in de gelegenheid gesteld om alsnog aan de inschrijvingsverplichting te voldoen. Het is niet zo dat de Belastingdienst de ondernemer in de gelegenheid stelt om met terugwerkende kracht aan deze inschrijvingsverplichting te voldoen. De wijze van inschrijving in het Handelsregister is de verantwoordelijkheid van de Kamer van Koophandel. Inschrijvingen kunnen met terugwerkende kracht kunnen worden doorgegeven, dat wil zeggen met een ingangsdatum in het verleden. Volgens de Handelsregisterwet moet een ondernemer de eerste inschrijving van een onderneming doen binnen een periode van twee weken, die begint een week vóór en eindigt een week ná de aanvang van de bedrijfsuitoefening. De datum registratie wijkt dan af van de ingangsdatum van de aanvang van de bedrijfsuitoefening. De inschrijvingsdatum is een hard criterium voor toekenning van de Tozo wat in overeenstemming is met de bedoelde toepassing van de regeling. Om eenvoudige verificatie mogelijk te maken is dit criterium geformaliseerd in de eis dat de zelfstandige op 17 maart 2020 ingeschreven moet staan. Een zelfstandige die met zijn onderneming niet uiterlijk met ingang van 17 maart stond ingeschreven is naar de definitie van de Tozo geen zelfstandige, omdat deze persoon niet heeft voldaan aan alle wettelijke vereisten voor de uitoefening van een eigen bedrijf of zelfstandig beroep. Een aanpassing van de datum met als doel inschrijvingen met terugwerkende kracht toe te staan, leidt tot uitvoeringsproblemen en verhoogt het risico op misbruik van de Tozo uitkering. Bron: Ministerie SZW 25-02-2021

Winst uit onderneming voor participatie in filmfonds

Een voordeel kan alleen dan in de heffing van inkomstenbelasting worden betrokken als er een specifieke bron aan ten grondslag ligt. Hiervoor gelden drie voorwaarden, waaronder de vraag of bij een deelname een objectieve verwachting bestaat dat de investeerder een voordeel redelijkerwijze kan verwachten.
Een man neemt in 2014 deel in een filmfonds. Dit fonds is een maatschap. Deze maatschap heeft als doelstelling productie van een bepaalde film. Het fonds heeft 171 participanten. Een van de participanten is een bv. Deze bv is belast met het beheer en het bestuur van de maatschap. De andere 170 participanten kunnen met participaties van € 10.000 deelnemen in het fonds, met een maximum van 5 participaties. In 2014 brengt man € 20.000 ten laste van zijn ondernemingswinst. In de daaropvolgende jaren geeft de man telkens een bedrag van € 4.000 als belaste winst aan. De inspecteur is het niet eens met de aftrek van € 20.000. In hoger beroep bij Hof Arnhem-Leeuwarden is in geschil of de participatie in het filmfonds een bron van inkomen vormt. Met name is de vraag of een objectieve voordeelsverwachting bestond toen de man in het fonds investeerde. In het prospectus van het fonds is een overzicht opgenomen van de te verwachten rendementen bij bepaalde omzetten van de uitgebrachte film. Het hof neemt dit overzicht als uitgangspunt. Het hof is van oordeel dat een objectieve voordeelsverwachting heeft bestaan toen de man in het fonds investeerde. Het gaat om een spektakelfilm gericht op een heel groot en breed publiek. Voor de film is speciaal een internationaal zeer ervaren regisseur aangetrokken. Een bekende buitenlandse distribiteur heeft zich aan de film gecommitteerd en er is box-office omzet gerealiseerd van € 6 miljoen. Voor het sterk achterblijven van verdere inkomsten bij eerdere prognoses, zoals verkoop van dvd’s en omzet in het buitenland, is volgens het hof een goede verklaring te geven. De investering in het fonds vormt voor de investeerder een bron van inkomen. Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 09-02-2021

Derde NL leert door-regeling

Het ministerie van Sociale Zaken heeft een derde regeling in het kader van NL leert door gepubliceerd: NL leert door met inzet van sectoraal maatwerk. In 2020 zijn de regelingen NL leert door met inzet van ontwikkeladvies en NL leert door met inzet van scholing in werking getreden.
Met NL leert door met inzet van sectoraal maatwerk kunnen sectorale samenwerkingsverbanden van werkgevers-, werknemersorganisaties en andere betrokken partijen door middel van een subsidieverzoek binnen de desbetreffende sector(en) ondersteuning bieden voor het behouden van werk en het vinden van ander werk. Daarbij kan het gaan om het aanbieden van een viertal activiteiten, namelijk ontwikkeladvies, scholing, EVC of begeleiding naar ander werk. De activiteiten kunnen zowel worden uitgevoerd door partijen binnen het samenwerkingsverband als door externe aanbieders. Voor de regeling is een bedrag van € 71, 5 miljoen beschikbaar. In de regeling worden vier subsidiabele activiteiten genoemd waarmee maatwerktrajecten kunnen worden vormgegeven: ontwikkeladvies, begeleiding naar beroepen en sectoren waar kansen liggen, scholing en EVC. Om in te spelen op de verschillende ondersteuningsbehoeften van een persoon kunnen deze activiteiten in verschillende combinaties binnen één traject worden ingezet. Waar de één voldoende is geholpen met alleen een ontwikkeladvies, heeft de ander bijvoorbeeld scholing en meer begeleiding nodig om door te stromen naar ander werk. In deze behoefte aan maatwerk wordt daarom voorzien. Per deelnemer kan één traject worden aangeboden en dat traject kan zoals beschreven bestaan uit één of meerdere activiteiten waarbij alle combinaties van de vier activiteiten denkbaar zijn. Een subsidieaanvraag kan worden ingediend door een samenwerkingsverband van sectoren, werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties, brancheorganisaties, O&O fondsen en andere betrokkenen. De hoofdregel is dat zowel een werkgevers- als een werknemersorganisatie onderdeel moet uitmaken van het samenwerkingsverband, ter bevestiging dat de aanvraag breed gedragen is binnen de desbetreffende sector. Wanneer een gezamenlijk ondertekende aanvraag niet mogelijk is of anderszins ontbreekt, moet de aanvraag voor een advies worden voorgelegd aan de Stichting van de Arbeid. Subsidieaanvragers kunnen vanaf 15 maart 2021, 9.00 uur tot en met 26 april 2021, 17.00 uur, Nederlandse tijd een subsidieaanvraag indienen. Uitvoering van Beleid (UVB), onderdeel van het ministerie van SZW, is belast met de uitvoering van deze regeling en zal de subsidieaanvragen beoordelen. De beslissing over een subsidieaanvraag wordt zo snel mogelijk genomen, maar uiterlijk binnen 13 weken. Wordt de subsidie verleend dan ontvangt de subsidieontvanger bij de verleningsbeschikking een voorschot ter hoogte van 60% van het toegekende subsidiebedrag. De regeling is op 2 maart 2021 gepubliceerd in de Staatscourant. Bron: Min. SZW 02-03-2021

Aankoop paard blijkt gouden zet

De verkoopopbrengst van een rijpaard van € 1,3 miljoen blijft onbelast. Volgens Rechtbank Noord-Nederland heeft de verkoper van het paard bij de aankoop in 2007 niet beoogd het paard met veel winst te verkopen.
De man en zijn echtgenote zijn echte paardenliefhebbers. In het verleden heeft de man ook meegedaan aan wedstrijden. De liefde voor paarden hebben zij doorgegeven aan hun dochter. Die begon met pony’s mee te doen aan wedstrijden, maar in 2007 koopt hij voor de dochter een rijpaard voor € 12.500. Het is de bedoeling dat de dochter met het paard mee gaat doen aan springwedstrijden. De man is ondernemer, maar bij de aankoop van het rijpaard handelde de man niet zelf actief in paarden. De dochter heeft met wedstrijden belangrijke prijzen gewonnen. De vader heeft voor zijn paard diverse biedingen gekregen. Na een blessure van het paard heeft de dochter er bij de vader op aangedrongen het paard te verkopen. Een bieder is bereid € 1,3 miljoen voor het paard te betalen. De inspecteur heeft de verkoopopbrengst als resultaat uit overige werkzaamheden (ROW) belast. De man is tevergeefs in bezwaar gegaan. In beroep bij de rechtbank is in geschil of sprake is van een belaste verkoopopbrengst van het paard. Rechtbank Noord-Nederland bepaalt eerst of sprake is van een bron van inkomen. Van belang is of de man bij de aankoop van het paard voordeel heeft beoogd, of hij dit heeft kunnen verwachten en of hij heeft deelgenomen aan het economische verkeer. De rechtbank is van oordeel dat de man met de aankoop van het paard geen voordeel heeft beoogd. Van belang daarvoor is dat de vader het paard voor de hobby van zijn dochter heeft gekocht. Bij aankoop van het paard heeft de man niet de bedoeling gehad snel winst te behalen. Toen de man het paard heeft aangekocht had de man slechts twee pony’s en handelde hij niet in paarden. Door een blessure van het paard en het hoge bod drong de dochter bij haar vader erop aan om het paard te verkopen voor € 1,3 miljoen. Verder oordeelt de rechtbank dat als de man al ooit heeft beoogd voordeel te behalen, dit niet eerder is geweest dan oktober 2014. Toen zijn de vader en zijn dochter serieus gaan nadenken om het paard te verkopen. De inspecteur heeft echter niet kunnen aantonen dat de waardestijging van het rijpaard in een week tijd belast kan worden als ROW. De verkoopopbrengst is daarom onbelast. Bron: Rb. Noord-Nederland 05-02-2021

© lArcade 2024