Inloggen

Archief

Bij aansprakelijkstelling bezwaar mogelijk tegen hoogte aanslag

Volgens de Invorderingswet kan een bezwaar tegen een aansprakelijkstelling niet betrekking hebben op feiten en omstandigheden die van belang geweest bij de vaststelling van de belastingaanslag en waarover de rechter onherroepelijk uitspraak heeft gedaan. Volgens de Hoge Raad belet dit niet dat een aansprakelijk gestelde bestuurder andere feiten en omstandigheden aanvoert die nog niet eerder aan de belastingrechter zijn voorgelegd en waarover nog geen onherroepelijke uitspraak is gedaan.
De bestuurder en enig aandeelhouder van een bv met een uitzendbureau als dochtervennootschap is aansprakelijk gesteld voor de loonbelastingschulden. Naar aanleiding van een boekenonderzoek had de inspecteur over de periode 1 januari 2004 tot en met 31 december 2005 een naheffingsaanslag opgelegd van € 156.742. Hiertegen heeft de bv beroep aangetekend, dat de rechtbank te Breda op 6 april 2011 ongegrond heeft verklaard. De uitspraak staat onherroepelijk vast. De bv heeft de naheffingsaanslag niet betaald, waarop de ontvanger de bestuurder aansprakelijk heeft gesteld. De bestuurder heeft voor Hof Den Bosch gesteld dat de naheffingsaanslag te hoog is. Volgens het hof faalt deze stelling op grond van art. 49 lid 7 Invorderingswet 1990 omdat de rechtbank al onherroepelijk had geoordeeld over de naheffingsaanslag. Tegen die uitspraak gaat de bestuurder in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat uit de toelichting op art. 49 lid 7 Invorderingswet 1990 volgt dat dit artikel er niet aan in de weg staat dat de aansprakelijk gestelde bestuurder in een procedure betreffende een beschikking tot aansprakelijkstelling voor een belastingaanslag feiten en omstandigheden betreffende die aanslag aanvoert die niet eerder aan de belastingrechter zijn voorgelegd of waarover die rechter geen onherroepelijke uitspraak heeft gedaan. Het hof heeft dit niet onderkend. Het middel slaagt. Verwijzing moet volgen. Bron: HR 2-12-2016

Moeilijke tijden voor speelgoedwinkels

Te midden van de sinterklaasdrukte kwam het CBS met het bericht dat het moeilijke tijden zijn voor speelgoedwinkels. Sinds het crisisjaar 2009 hebben ze te maken met een teruglopende omzet. Het aantal fysieke winkels loopt ook terug.
De totale omzet van fysieke speelgoedwinkels lag in 2015 bijna 35% onder het niveau van het topjaar 2008. Ook dit jaar is er sprake van minder omzet: in de eerste negen maanden van 2016 nam de omzet met bijna 2% af ten opzichte van een jaar eerder. Het aantal fysieke speelgoedwinkels loopt ook terug. Begin 2008 telde Nederland 965 speelgoedbedrijven, die in totaal 1375 fysieke winkels hadden. Begin 2016 waren er nog 660 bedrijven over met in totaal 1100 winkels. Dat is een vermindering van het aantal fysieke winkel met 20% in vergelijking met 2008. Vooral in de provincie Utrecht is het aantal speelgoedwinkels afgenomen: het aantal vestigingen daalde met een derde tot zeventig winkels. Alleen in Overijssel is er nog sprake van een toename van het aantal speelgoedwinkels: tussen 2008 en dit jaar steeg dat aantal van 85 in 2008 tot 90 nu. Bron: CBS 3-12-2016

NBBU: flexschil bevordert kwaliteit, innovatie en baanbehoud

Volgens brancheorganisatie NBBU draagt flexibele arbeid positief bij aan ondernemingen en werkenden. Tegenover de kritische geluiden vanuit vakbonden en politiek plaatst NBBU de resultaten uit eigen onderzoek. Daaruit blijkt flexibele arbeid bedrijven flexibel, innovatief en krachtig houdt en werknemers de kans biedt om in te stromen en ervaring op te doen.
Voor het onderzoek is september dit jaar een enquête uitgezet onder 3500 leden van werkgeversvereniging AWVN. De respondenten zijn vooral verantwoordelijken voor HR, HR-adviseurs en een aantal algemeen directeuren. De respons bedroeg 7% (241 leden) en kwam uit de volgende hoofdsectoren: industrie (50%), dienstverlening (30%), transport en logistiek (9%), publieke sector (9%) en zorg (2%). Veruit de meeste ondernemingen (85%) maken gebruik van intermediairs als uitzendbureaus en detacheerders of besteden werk volledig uit. Bijna de helft (43%) schakelt bovendien regelmatig tot vaak een zzp’er in. Zij zijn overwegend het meest tevreden over payrollbedrijven en contractors en uitzendbureaus. Uitzendkrachten lossen vooral fluctuaties en onzekerheid over toekomstige arbeidsvolumes op, met name in productie-, logistiek- en administratief werk. Zzp’ers en gedetacheerden dragen benodigde specialistische kennis aan of verrichten ondersteunende taken in ICT, HR, management en marketing. Ruim driekwart (76%) van de voor dit onderzoek geïnterviewde bedrijven vreest voor een stijging van de werkdruk als inzet van externe flexibele arbeid onmogelijk zou zijn. Een derde is bang voor meer ziekteverzuim, 43% ziet zijn kosten toenemen. Bijna een kwart (24%) vreest in te boeten aan kwaliteit, bijna een vijfde (19%) ziet dat ook met zijn innovatieve kracht gebeuren. Tot slot overweegt 18% in deze situatie zijn bedrijfsactiviteiten naar het buitenland te verplaatsen. De respondenten geven aan dat als flexibele inzet onmogelijk zou worden, dat ondernemingen dan vaker met bepaalde tijdcontracten zullen werken of een eigen flexpool opzetten of personeel uitwisselen met andere organisaties. Volgens de respondenten vormt de huidige wet- en regelgeving de grootste belemmering om flexibele arbeid in te zetten. Aanpassing daarvan – onder andere vervanging van de Wet DBA wordt genoemd – is volgens hen een randvoorwaarde voor een positieve bijdrage van flexibele arbeid. Bron: NBBU 1-12-2016

ANBI of niet?

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de Scientology Kerk niet als ANBI kan worden aangemerkt. De tariefstelling voor de trainingen waren dusdanig commercieel van aard, dat gesteld kon worden dat gestreefd werd naar het behalen van exploitatieoverschotten. In een andere zaak, inzake het Katholiek Nieuwsblad en haar steunstichting, oordeelde de Hoge Raad dat er wel sprake kan zijn van een ANBI. De abonnementsprijzen waren weliswaar commercieel, maar dekten de exploitatie niet.
Volgens de Hoge Raad is beslissend voor de beantwoording van de vraag of activiteiten worden verricht tegen tarieven die commercieel van aard zijn, of met de tariefstelling wordt gestreefd naar het behalen van exploitatieoverschotten. Inzake de Scientology Kerk oordeelde Hof Den Haag (verwijzingshof) dat de tariefstelling voor auditing en trainingen zodanig commercieel is dat wordt gestreefd naar exploitatieoverschotten en dat deze ook daadwerkelijk werden behaald. Nu die exploitatieoverschotten worden gehaald, wordt met die activiteiten het algemeen belang niet minstens in gelijke mate gediend als het particuliere belang. De vergoedingen voor auditing en trainingen kunnen niet als aftrekbare gift worden aangemerkt omdat de Kerk geen ANBI-instelling is. In de zaak van het Katholiek Nieuwsblad was er volgens de Hoge Raad mogelijk wel sprake van een ANBI. Voor dat weekblad kunnen abonnementen worden afgesloten. De opbrengst van de abonnementen is echter niet kostendekkend. De tekorten worden opgevangen door een steunstichting, die de middelen verkrijgt uit fondsen, subsidies, schenkingen, erfstellingen en andere verkrijgingen. In tegenstelling tot het hof is de Hoge Raad van mening dat de tariefstelling van de abonnementen niet gericht is op het behalen van exploitatieoverschotten. Het oordeel van het hof dat de prijs voor het weekblad door de abonnees als een in het economische verkeer normale, gebruikelijke prijs wordt ervaren, staat er niet aan in de weg dat het uitgeven van het weekblad is aan te merken als een werkzaamheid die rechtstreeks gericht is op het dienen van het algemeen belang. Nu de stichting de activiteiten heeft voortgezet terwijl de abonnementsprijs niet kostendekkend is, laat dit geen andere conclusie toe dan dat de stichting met deze activiteiten geen winstoogmerk heeft. De zaak wordt verwezen, waarbij het verwijzingshof ook moet onderzoeken of de feitelijke werkzaamheden rechtstreeks en primair een algemeen nut beogen. Bron: HR 25-11-2016

Omzet zakelijke dienstverlening in de lift

In het derde kwartaal van 2016 behaalde de zakelijke dienstverlening 5 procent meer omzet dan in dezelfde periode een jaar eerder. Al drie jaar zit de zakelijke dienstverlening in de lift, al is de groei in de laatste vier kwartalen wel afgenomen. Desondanks zien veel ondernemers in de zakelijke dienstverlening 2017 met vertrouwen tegemoet.
Binnen de zakelijke dienstverlening heeft alleen de beveiligingsbranche te maken met een omzetdaling (voor het tweede kwartaal op rij), maar andere dienstverleners, architecten en hoveniers, deden met een omzettoename van ruim 10% juist goede zaken. De uitzendbranche realiseerde een omzetstijging van ruim 6%. Ook het vertrouwen van de ondernemers in de zakelijke dienstverlening is al ruim drie jaar positief. Al is daarin, net als met de omzettoename, het vertrouwen de afgelopen drie kwartalen iets teruggelopen, maar nog altijd met 8,3 aanzienlijk groter dan gemiddeld in de afgelopen vijf jaar (2,8). Ruim 30% van de zakelijke dienstverleners verwacht volgend jaar meer omzet dan in 2016. Slechts 9% is minder positief gestemd en houdt rekening met een omzetdaling. Onder de exporterende ondernemers verwacht een meerderheid meer buitenlandse omzet te realiseren. Wel is dat aantal kleiner dan vorig jaar. Over de werkgelegenheid zijn de ondernemers even positief gestemd als een jaar eerder. Ruim 67% verwacht volgend jaar geen verandering in het personeelsbestand ten opzichte van 2016. Ruim 22% verwacht meer personeel aan te kunnen nemen tegen 10% die verwacht minder mensen in dienst te kunnen houden. De investeringsverwachtingen zijn iets positiever dan die voor 2015 en 2016. Net als vorig jaar verwacht het merendeel (77,5%) in 2017 evenveel te kunnen investeren als in het afgelopen jaar. Wanneer de positieve en negatieve investeringsverwachtingen tegen elkaar worden weggestreept blijft er voor 2017 een positief saldo van 2,4 % over. Bron: CBS 1-12-2016

© lArcade 2024