Inloggen

Archief

Werkloosheid zakt onder half miljoen

Voor het eerst sinds begin 2012 is de werkloosheid weer onder de half miljoen uitgekomen. Het aantal werklozen bedroeg in november 499.000. Daarmee was 5,6% van de beroepsbevolking werkloos.
In november was 5,6% van de beroepsbevolking werkloos. Dat is hetzelfde percentage als in oktober. Daarvoor daalde het werkloosheidspercentage zes maanden achter elkaar. Vooral onder ouderen was de daling toen sterk. De afgelopen twee maanden bleef bij de 45-plussers het werkloosheidspercentage steken op 5,1%. Bij de 25- tot 45-jarigen bleef het percentage gelijk op 4,3%. Onder jongeren daalde het werkloosheidspercentage wel, van 10,5% in oktober naar 10,3% in november. In Nederland wonen 12,8 miljoen mensen van 15 tot 75 jaar. In november had 66,1% van hen betaald werk (bijna 8,5 miljoen mensen). In de afgelopen drie maanden is het aantal mensen met betaald werk met gemiddeld 11.000 per maand gegroeid. Van de mensen van 15 tot 75 jaar hebben er ruim 4,3 miljoen geen betaald werk. Van hen zijn er 499.000 werkloos en ruim 3,8 miljoen mensen zijn niet op zoek of niet direct beschikbaar voor werk. Het aantal werklozen is de afgelopen drie maanden minder hard gedaald. Dat komt doordat er vergeleken met de voorafgaande maanden meer mensen toetreden tot de arbeidsmarkt dan dat er de arbeidsmarkt verlaten. Daarbij komen ze ook wat minder snel aan het werk dan de voorafgaande maanden. Het totale aanbod op de arbeidsmarkt (werkenden plus werklozen) nam over de afgelopen drie maanden licht toe. Bron: CBS 15-12-2016

Vrijwillige vertrekregeling was geen RVU

Rechtbank Noord-Holland oordeelt over een vrijwillig vertrekregeling dat deze niet is aan te merken als een regeling voor vervroegde uittreding (RVU).
Een luchtvaartmaatschappij heeft per april 2014 265 piloten in dienst. Als gevolg van inkrimping van activiteiten en economische omstandigheden zijn de piloten per april 2014 voor 26,6 fte boventallig. Om de overtolligheid af te bouwen heeft de maatschappij onder meer een vrijwillige vertrekregeling (VVR) in het leven geroepen, die bij vrijwillig ontslag recht geeft op een ontslagvergoeding op basis van de kantonrechtersformule. De ontslagvergoeding is gemaximeerd op het salaris dat de piloot nog zou ontvangen als hij tot aan de pensioendatum in dienst zou blijven. Na overleg met de inspecteur besluit de maatschappij vier verzoeken in te dienen waarin de inspecteur wordt gevraagd om bij beschikking aan te geven dat de ontslagvergoedingen geen RVU zijn. Drie verzoeken hebben betrekking op met werknemers te sluiten overeenkomsten, het vierde verzoek ziet op de VVR zelf. De inspecteur heeft bij afzonderlijke beschikkingen de verzoeken met betrekking tot de drie werknemers afgewezen en het vierde verzoek niet in behandeling genomen. De maatschappij heeft vervolgens tegen alle beschikkingen bezwaar gemaakt en, nadat de bezwaren ongegrond zijn verklaard, beroep ingesteld. In geschil is of de inspecteur het vierde verzoek buiten behandeling mocht laten en of de VVR aangemerkt moet worden als een RVU. Volgens de rechtbank moet beoordeeld worden of de regeling als een RVU dient te worden aangemerkt. De inspecteur mocht het verzoek niet buiten behandeling laten. Dat had hij wel moeten doen met de drie individuele verzoeken. Verder komt de rechtbank tot de conclusie dat de VVR geen RVU is. Daarbij neemt de rechtbank onder meer in aanmerking dat de VVR deel uitmaakt van een samenhangend pakket aan maatregelen om de boventalligheid af te bouwen, dat de piloten op vrijwillige basis van de regeling gebruik konden maken en dat de regeling openstond voor alle piloten. Voorts is in de regeling vastgelegd dat verzoeken om gebruik te mogen maken van de regeling zouden worden toegewezen op basis van senioriteit (aan de hand van een senioriteitslijst), hetgeen geenszins op één lijn kan worden gesteld met de leeftijd. De rechtbank merkt in dit verband overigens nog op dat de maatschappij alle verzoeken heeft gehonoreerd en dat de verzoeken betrekking hadden op piloten uit alle leeftijdscategorieën. De wijze van berekening van de financiële vergoeding, waarbij de vergoeding gunstiger is naarmate er meer dienstjaren zijn, brengt op zichzelf niet met zich dat de regeling is bedoeld om te dienen ter overbrugging of aanvulling van het inkomen van de werknemer tot de pensioendatum. Bron: Rb. Noord-Holland 18-11-2016

Grootste pensioenfondsen hoeven waarschijnlijk niet te korten

Twee grote pensioenfondsen, PFZW (Pensioenfonds Zorg en Welzijn) en PMT (Pensioenfonds Metaal en Techniek), verwachten in 2017 de pensioenen niet te hoeven korten. Door rentestijgingen staan de fondsen er inmiddels iets beter voor. Dat zeggen de bestuurders van deze twee fondsen in een donderdag gepubliceerd interview met De Telegraaf. PFZW en PMT verzorgen de pensioenen van bijna vier miljoen deelnemers.
Volgens Peter Borgdorff van PFZW zit het pensioenfonds voor een groot deel van de werknemers in de zorgsector 5 procentpunt boven de kortingsgrens van 87%. Hij acht de kans dat hij slecht nieuws moet brengen stukken kleiner geworden. Overigens zou een korting volgens hem geen reden voor onrust zijn: ‘het zou hooguit een korting van dubbeltjes worden en pas over acht maanden worden uitgevoerd.’ Ook PMT zit zo’n 4 à 5 procentpunt boven de kritieke dekkingsgraad. De kritieke dekkingsgraad voor dit fonds ligt op 91%. Toch houdt bestuurder Jan Berghuis van PMT een slag om de arm: ‘Het kan nog altijd dat we moeten korten. Ik heb wel eens grotere schokken gezien binnen een week, dan die nodig zijn voor een korting.’ Volgens De Telegraaf gaan de vijf grootste fondsen volgend jaar naar verwachting niet korten. Zo zou ook PME de dans te ontspringen en staat bpf Bouw er goed voor. ABP heeft eerder laten weten de premies te verhogen. Bron: Telegraaf 8-12-2016

Geen gezagsverhouding, dus geen dienstbetrekking

Volgens de rechtbank heeft de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat er sprake was van een gezagsverhouding en daarmee een privaatrechtelijke dienstbetrekking.
De Belastingdienst ontvangt signalen dat een man in de jaren 2010 tot en met 2012 een onderneming dreef zonder dat aangifte werd gedaan voor de winst, omzetbelastingen en loonheffingen. Naar aanleiding van deze signalen stelt de Belastingdienst in de eerste helft van 2013 een boekenonderzoek bij hem in. Uit het onderzoek blijkt dat de man in de periode 26 januari 2010 tot en met 25 mei 2010 in totaal € 2.500 aan een derde heeft overgemaakt. In de periode 30 juni 2010 tot en met 5 november 2012 maakt de man in totaal € 13.000 over aan deze persoon. Volgens de omschrijvingen hebben de betalingen betrekking op freelance werkzaamheden ten behoeve van de Limited van de ex-echtgenote van de man. De activiteiten van de Limited zouden echter in februari 2010 zijn gestaakt. Daarnaast heeft de man in de periode 23 maart 2011 tot en met 7 december 2012 per bank in totaal € 27.856 overgemaakt aan een andere derde. In de omschrijving bij de betalingen wordt het woord ‘Loon’ gebruikt. Naar aanleiding van deze resultaten neemt de inspecteur het standpunt in dat de man een eenmanszaak drijft en dat de betalingen loon zijn. Hij heft met toepassing van het anoniementarief € 74.209 na bij de eenmanszaak. De rechtbank stelt voorop dat, alvorens aan de orde kan komen of de man al dan niet de vereiste aangifte loonheffingen heeft gedaan op de inspecteur de bewijslast rust aannemelijk te maken dat sprake is van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Tussen partijen is niet in geschil dat voor het bedrag van € 15.500 werkzaamheden zijn verricht. De inspecteur heeft echter geen feiten gesteld waaruit volgt dat sprake is van een gezagsverhouding tussen de man en de derden. Ook is niet komen vast te staan welke werkzaamheden de derden hebben verricht. Wel heeft de inspecteur ten aanzien van de persoon die zijn werkzaamheden in januari 2010 begon naar voren gebracht dat het bestaan van een VAR-winst uit onderneming of VAR-resultaat uit overige werkzaamheden niet is gesteld of gebleken en dat voor de werkzaamheden geen facturen zijn uitgeschreven. Daarmee heeft de inspecteur echter niet aannemelijk gemaakt dat ook sprake is van een gezagsverhouding en daarmee een dienstbetrekking. Ten aanzien van de persoon die in juni 2010 met zijn werkzaamheden is begonnen, heeft de inspecteur met alleen het woord ‘Loon’ op de overschrijvingsbewijzen ook niet aannemelijk gemaakt dat naast de betalingen tevens sprake is van een verplichting persoonlijk arbeid te verrichten en een gezagsverhouding. Bron: Rb. Gelderland 6-12-2016

Second opinion, wat is uw mening?

Op internetconsultatie.nl is het ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met een second opinion en klachtenprocedure bij de bedrijfsarts gepubliceerd. Het ontwerpbesluit wijzigt het Arbeidsomstandighedenbesluit. Het is een uitwerking van het wetsvoorstel tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet. Er zijn bepalingen opgenomen over de second opinion bij een andere bedrijfsarts en de klachtenprocedure van een bedrijfsarts. Het doel van het ontwerpbesluit is om deze bepalingen met het oog op een goede en efficiënte toepassing nader uit te werken.
Ten aanzien het recht op een second opinion is in het ontwerpbesluit onder meer omschreven dat de bedrijfsarts die hiervoor wordt ingeschakeld niet werkzaam is binnen de arbodienst of het bedrijf of de inrichting waarin de bedrijfsarts, die het eerste advies aan de werknemer heeft gegeven, werkzaam is. De eerste bedrijfsarts moet aan de second opinion meewerken door aan de tweede bedrijfsarts alle relevante beschikbare informatie te verstrekken. De second opinion arts bespreekt zijn bevindingen met de werknemer, waarna deze laatste bepaalt of dit advies aan de eerste bedrijfsarts ter beschikking wordt gesteld. Indien de eerste arts van dit advies afwijkt, moet hij dit gemotiveerd aan de werknemer melden. Verder regelt het ontwerpbesluit de inrichting van een klachtenprocedure. Werkgevers en andere belanghebbenden kunnen via www.internetconsultatie.nl tot 9 januari 2017 reageren op het voorgelegde ontwerpbesluit. Bron: Internetconsultatie.nl 5-12-2016

© lArcade 2024