Inloggen

Archief

Overeenstemming over aanpassing Detacheringsrichtlijn

De Europese ministers van Sociale Zaken hebben overeenstemming bereikt over aanpassing van de Detacheringsrichtlijn. Kern van de aanpassing is dat een werknemer uit een andere EU-lidstaat beloond moet worden volgens de geldende regels van het werkland.
De afspraken moeten leiden tot een nieuwe Europese Detacheringsrichtlijn, die de vorige uit 1996 gaat vervangen. Volgens de voorstellen die de Europese Commissie maart vorig jaar heeft gelanceerd moet een gedetacheerde werknemer beloond worden volgens de in het werkland geldende cao. De Europese ministers zijn nu overeengekomen dat de maximumduur van detachering wordt beperkt tot 12 maanden. In het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie was een beperking tot twee jaar opgenomen, waarna de gedetacheerde werknemer onder de verplichte beschermende regels van het arbeidsrecht van het werkland vallen. In de Europese minsterraad konden alleen de ministers van Polen, Hongarije, Litouwen en Letland zich niet vinden in de aanpassing van de Detacheringsrichtlijn. De bedoeling is dat de aanpassingen na een overgangstermijn van vier jaar in werking treden. De transportsector blijft voorlopig uitgezonderd. Voor die sector wordt er gewerkt aan speciale regels. Bron: div.media 24-10-2017

In buitenland aangeschafte BMW na thuisrit niet meer nieuw

Een auto die in het buitenland nieuw wordt aangeschaft en vervolgens – over een afstand van ruim 1.000 km –naar Nederland wordt gereden, kan volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant voor de BPM niet meer als ‘nieuw’ worden aangemerkt.
Een man heeft op 5 december 2013 in Hongarije een nieuwe BMW gekocht. Vanaf 29 november 2013 heeft deze auto een Hongaars kenteken. De man rijdt vervolgens deze auto zelf naar Nederland. Bij registratie in Nederland op 29 januari 2014 bedraagt de kilometerstand van de auto 1.566. De man stelt zich in de BPM-aangifte op het standpunt dat de auto gebruikt is. De inspecteur gaat hier echter niet in mee. Volgens hem is sprake van een nieuwe auto en hij legt een BPM-naheffingsaanslag van € 3.673 op. Rechtbank Zeeland-West-Brabant overweegt ten aanzien van de vraag of de auto niet of nauwelijks in gebruik is geweest dat de auto door de rit van Hongarije naar Nederland méér dan ´niet of nauwelijks in gebruik´ is geweest. Verder overweegt de rechtbank dat door het verstrijken van het kalenderjaar de auto op het moment van registratie door de handel als een auto van één jaar oud wordt aangemerkt. Dat de man de auto nieuw heeft gekocht in Hongarije en de auto zelf naar Nederland heeft gereden en vanaf de eerste registratie feitelijk de beschikkingsmacht over de auto had, doet volgens de rechtbank niet ter zake. Gekeken dient te worden naar het belastbaar feit. Dat is de registratie in Nederland. De rechtbank verklaart dan ook het beroep van de man gegrond. Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 7-09-2017

Gemiddelde WW-premie daalt verder

Het UWV meldt dat volgend jaar werkgevers gemiddeld een lagere WW-premie zullen betalen. Door de gunstige economische vooruitzichten dalen de sectorpremies naar gemiddeld 1,28%. Het is voor het vierde opeenvolgende jaar dat de premie naar beneden wordt bijgesteld.
De gemiddelde sectorpremie voor de Werkloosheidswet daalt voor 2018 van 1,36% naar 1,28%. 45 sectoren hebben te maken met een premiedaling, voor 14 sectoren stijgt de premie. De grootste premiedaling doet zich voor bij de sector Schildersbedrijf, de sterkste toename kent de bankensector. Die laatste sector heeft te maken met stijgende WW-lasten doordat de werkgelegenheid terugloopt als gevolg van voortgaande automatisering. Het aantal WW-uitkeringen is in 2017 fors gedaald, maar dit vertaalt zich maar gedeeltelijk terug bij de vaststelling van de sectorpremies. Volgens het UWV zijn hiervoor vier redenen. Ten eerste neemt de uitkeringslast dit jaar minder af door een gemiddeld hogere uitkering als gevolg van de aanpassing van het Dagloonbesluit waarmee nadelige gevolgen voor onder andere flexwerkers in de WW ongedaan zijn gemaakt. Ook weegt mee dat naar verwachting van het CPB de daling van de werkloosheid volgend jaar afneemt. Een derde reden is volgens UWV de indeling van uitzendorganisaties in een andere sector dan Uitzendbedrijven. Hierdoor hebben deze sectoren te maken met relatief hogere WW-lasten. Daarnaast is bij een aantal sectoren gekozen voor het verhogen van de WW-reserves om daarmee grote premiestijgingen bij toekomstige tegenvallers te voorkomen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de sector Bouwbedrijf. Bron: UWV 23-10-2017

Curator mocht niet eenzijdig inkomensverdeling wijzigen

Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden kon de curator niet eenzijdig een tussen echtgenoten gemaakte inkomensverdeling wijzigen. De inspecteur moest dus bij de heffing uitgaan van de door de beide (ex-)echtelieden gemaakte verdeling.
Een vrouw bezat alle aandelen in een bv. Die bv kocht voor € 547.000 in 2010 een boot die op naam van de echtgenoot van de vrouw werd gezet, met wie de vrouw op huwelijkse voorwaarden was getrouwd. Volgens de inspecteur was de aanschaf van de boot aan te merken als een uitdeling. Hij was van mening dat deze voor de helft ( € 237.700) bij de vrouw en voor de andere helft bij de echtgenoot van de vrouw in aanmerking genomen moest worden. De vrouw was het hier niet mee eens en ging in beroep. Ondertussen scheidden de echtelieden in 2014 en werd de echtgenoot van de vrouw in september 2015 failliet verklaard. Tijdens de beroepsprocedure deden de ex-echtelieden op grond van art. 2.17 Wet IB 2001 op 4 december 2015 een gezamenlijk verzoek om alsnog de volledige uitdeling toe te rekenen aan de ex-echtgenoot van de vrouw. Bij e-mail van 9 december 2015 tekende de curator in het faillissement van de echtgenoot van de vrouw hiertegen echter protest aan; hij deelde de inspecteur mee dat hij niet akkoord gaat met het toerekenen van de gehele correctie aan de (failliete) echtgenoot van de vrouw. In geschil is of de inspecteur bij de vrouw terecht een bedrag van € 273.700 als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking heeft genomen. De vrouw stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een winstuitdeling van € 273.700 en dat het bedrag dat wel als winstuitdeling kan worden aangemerkt gelet op de door haar en haar ex-echtgenoot gemaakte gezamenlijke keuze geheel bij de ex-echtgenoot in aanmerking genomen dient te worden. Volgens de inspecteur is bij de vrouw terecht een winstuitdeling van € 273.700 in aanmerking genomen. Hij voert daarbij onder meer aan dat de gezamenlijke keuze van de vrouw en de ex-echtgenoot om de gehele winstuitdeling toe te rekenen aan de ex-echtgenoot is herzien door de mededeling van de curator dat hij niet akkoord gaat met het toerekenen van de gehele correctie aan de ex-echtgenoot. Hof Arnhem-Leeuwarden overweegt dienaangaande dat uit art. 2.17 lid 4 Wet IB 2001 volgt dat voor de wijziging van een tot stand gekomen onderlinge verhouding van een gemeenschappelijk inkomensbestanddeel vereist is dat een dergelijk verzoek ook gezamenlijk wordt gedaan. Omdat in het onderhavige geval vaststaat dat de vrouw niet heeft ingestemd met een wijziging van de gemaakte keuze, kan volgens het hof een eenzijdig verzoek van de curator niet leiden tot een wijziging van de eerder gemaakte inkomensverdeling. Het hof verklaart het hoger beroep van de vrouw dan ook gegrond. Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 4-10-2017

Maximum transitievergoeding per 1 januari 2018

Met ingang van 1 januari 2018 bedraagt de maximum transitievergoeding € 79.000.
De hoogte van de maximum transitievergoeding wordt jaarlijks aangepast aan de hand van de geraamde ontwikkeling van de contractlonen volgens de Macro-Economische Verkenningen, waarbij de verhoging wordt afgerond op het naaste veelvoud van € 1.000. Voor volgend jaar is de ontwikkeling van de contractlonen door het CPB geraamd op 2,2%. Verhoging van het huidige maximum van € 78.000 met 2,2% zou dan resulteren in een bedrag van € 78.694. Afgerond op het naaste veelvoud van duizend levert dat een bedrag op van € 79.000. Bij de inwerkingtreding van de WWZ per 1 juli 2015 bedroeg de maximum transitievergoeding € 75.000. Sindsdien is dit bedrag jaarlijks met € 1.000 verhoogd. Bron: Stcrt 2017, 56938

© lArcade 2024