Inloggen

Archief

Geen schenkbelasting bij aangaan huwelijk

Staatssecretaris Snel heeft zijn toezegging in de Eerste Kamer, dat in een aantal situaties geen schenkbelasting wordt geheven bij het aangaan van een huwelijk of huwelijkse voorwaarden of het wijzigen daarvan, opgenomen in een besluit.
Indien echtgenoten een huwelijk aangaan onder huwelijkse voorwaarden waarbij iedere gemeenschap is uitgesloten en waarbij zij een wederkerig verplicht finaal verrekenbeding overeenkomen waardoor zij verplicht zijn om bij echtscheiding en overlijden of alleen bij overlijden hun vermogens te verrekenen alsof zij op basis van een gelijke gerechtigdheid gehuwd zijn in wettelijke of algehele gemeenschap van goederen, dan zal dit voor de toepassing van de Successiewet niet leiden tot een schenking. Dit geldt ook als echtgenoten huwelijkse voorwaarden hebben opgesteld waarbij iedere gemeenschap is uitgesloten en zij tijdens het huwelijk alsnog een wederkerig verplicht finaal verrekenbeding opnemen. Ook is er een goedkeuring om de schuld, die de ene echtgenoot al voor het ontstaan van de wettelijke gemeenschap van goederen aan de andere echtgenoot had, buiten de wettelijke gemeenschap te houden. Het gaat om de schuld die is ontstaan bij aanschaf van de woning en die is overeengekomen omdat de ene echtgenoot meer eigen vermogen heeft ingelegd. Aan deze goedkeuring zijn wel voorwaarden verbonden. Een derde goedkeuring geldt als één van beide echtgenoten direct voorafgaand aan het aangaan van of wijzigen in een algehele gemeenschap van goederen meer vermogen bezat dan de andere echtgenoot. Een andere verdeelsleutel dan 50-50 leidt dan niet tot een schenking voor de toepassing van de Successiewet, als die echtgenoot gerechtigd blijft tot ten minste 50% van het tot de gemeenschap van goederen behorende vermogen en ten hoogste tot de gerechtigdheid die hij al had. Deze goedkeuring geldt ook als echtgenoten een huwelijk aangaan onder huwelijkse voorwaarden waarbij iedere gemeenschap is uitgesloten en waarbij zij op hetzelfde moment of tijdens het huwelijk alsnog een wederkerig verplicht finaal verrekenbeding overeenkomen dat hen ertoe verplicht om bij echtscheiding en overlijden of alleen bij overlijden hun vermogens te verrekenen alsof zij in algehele gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Bron: MvF 29-03-2018

Werkgever ging ten onrechte af op oordeel bedrijfsarts

Een werkgever keert zich tegen een aan hem opgelegde loonsanctie wegens het niet nakomen van zijn re-integratieverplichtingen. Hij beroept zich op het oordeel van zijn bedrijfsarts.
De betreffende werknemer was al sinds 1987 in dienst bij de werkgever. Begin 2012 valt de werknemer uit wegens rugklachten. Nadien heeft hij ook melding gemaakt van een nekhernia en van psychische klachten. De bedrijfsarts en een bedrijfskundige concluderen in 2012 dat van re-integratie bij eigen werkgever onzeker is. Een tweesporenbeleid wordt geadviseerd. Vanaf september 2012 wordt de werknemer in het tweede spoor ondersteund door een re-integratiebedrijf. Oktober 2013 vraagt de werknemer een WIA-uitkering aan. Het UWV legt vervolgens op basis van rapporten van de verzekeringsarts en een arbeidskundige van december 2013 aan de werkgever een loonsanctie op. Volgens het UWV is de werkgever te kort geschoten bij de re-integratie. De werkgever gaat in bezwaar en beroep tegen de uitspraak. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond: niet is gebleken dat de werknemer geen mogelijkheden meer had tot het verrichten van arbeid in het eigen bedrijf of bij een andere werkgever en dat het aannemelijk is dat de arbeidsmogelijkheden niet op een juiste wijze zijn vastgesteld waardoor re-integratiekansen zijn gemist. In hoger beroep blijft de werkgever van mening dat voldoende re-integratie-inspanningen zijn verricht. Benadrukt wordt dat haar geen verwijt treft omdat ze de opvatting van de bedrijfsarts e.a. heeft gevolgd. Ook is re-integratie in het tweede spoor gestart. Verder wijst de werkgever erop dat aan de werknemer vanaf januari 2014 een IVA-uitkering is toegekend. Het UWV stelt dat de activiteiten in het tweede spoor te beperkt zijn geweest, omdat de bedrijfsarts ten onrechte heeft gesteld dat er geen benutbare mogelijkheden waren. Zijn rapportage zou daar onvoldoende aanknopingspunten voor geven. Ook uit de medische informatie van de behandelend arts bleek niet dat er sprake was van zeer ernstige psychische klachten. En uit een rapportage van augustus 2013 van de bedrijfsarts blijkt dat er weliswaar sprake is van beperkingen, maar in de toekomst wel kan werken. Hieruit leidt de Centrale Raad van Beroep af dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor de stelling dat er geen sprake was van benutbare mogelijkheden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat de werkgever ten onrecht is afgegaan op de opvatting van haar bedrijfsarts. Volgens rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep mag het UWV er van uitgaan dat de verantwoordelijkheid voor de re-integratie bij de werkgever ligt. Ook waren de re-integratie-inspanningen in het tweede spoor onvoldoende. Uit het activiteitenoverzicht van het re-integratiebedrijf blijkt niet dat er voldoende concrete activiteiten in het tweede spoor zijn verricht. Ook het feit dat aan de werknemer een IVA-uitkering is toegekend, maakt nog niet dat ten onrechte een loonsanctie is opgelegd. Volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 20 maart 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ4864 en 10 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1940) kunnen uit de toekenning van een IVA-uitkering aan een werknemer geen conclusies worden getrokken over de vraag of de werkgever aan haar re-integratieverplichting heeft voldaan. Bron: CRvB 28-03-2018

Voor rijke is heffing van 183% niet buitensporig

Volgens Rechtbank Gelderland moet voor de vraag of de box 3-heffing een buitensporige last oplevert niet alleen gekeken worden naar de effectieve belastingdruk, maar ook naar de draagkracht van de belastingplichtige.
Een belastingplichtige gaat in bezwaar en beroep tegen de aanslag IB over het jaar 2015. De aanslag is berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 58.268 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 16.955. Volgens de man is de vermogensrendementsheffing (€ 5086) in strijd met het eigendomsrecht. Het effectieve rendement over zijn vermogen in dat jaar bedroeg € 5.453. De rechtbank haalt het arrest van de Hoge Raad aan van 10 juni 2016 waarin de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de vermogensrendementsheffing slechts dan in strijd komt met artikel 1 EP, indien komt vast te staan dat het destijds door de wetgever voor een lange reeks van jaren veronderstelde rendement van vier percent voor particuliere beleggers niet meer haalbaar is en belastingplichtigen, mede gelet op het toepasselijke tarief, zouden worden geconfronteerd met een buitensporig zware last. De rechtbank leidt hier uit af dat er sprake moet zijn van een dubbele toets: het veronderstelde rendement van 4% moet niet meer haalbaar zijn en de belastingplichtige moet, mede gelet op het toepasselijke tarief, worden geconfronteerd met een buitensporig zware last. In navolging van Hof Amsterdam oordeelt de rechtbank dat een rendement van 4% in 2015 niet meer haalbaar was. Het Amsterdamse hof had dit eerder voor de jaren 2013 en 2014 geoordeeld. Maar dan moet volgens de rechtbank nog bepaald worden dat er sprake is van een individuele excessieve last. Dat is volgens de rechtbank niet het geval. Weliswaar berekent de rechtbank dat de vermogensrendementsheffing in dit concrete geval uitkomt op een effectieve heffing van 183% (na vermindering van zijn effectieve rendement met een inflatiecorrectie van € 2.782). Maar omdat de man beschikte over een goed inkomen, een hypotheekvrije woning en een aanzienlijk vermogen (ongeveer € 445.000) was die last niet buitensporig. Er was voldoende vet om op in te teren. Bron: Rb. Gelderland 27-03-2018

Nationale voorbeeldenbank inclusief werkgeven

Werkgeversvereniging AWVN heeft op 29 maart de Nationale voorbeeldenbank inclusief werkgeven gepresenteerd. Deze voorbeeldenbank is bedoeld voor werkgevers die werkzoekenden met een afstand tot de arbeidsmarkt een kans willen bieden en inspiratie zoeken van collega-werkgevers in hun regio of sector.
AWVN houdt al langere tijd bij, welke organisaties ruimte maken voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De voorbeeldenbank, een online, gemakkelijk doorzoekbare database, bevat nu al 200 inclusieve werkgevers en daar komen er vóór de zomer nog eens ruim 200 bij. Daarna laat AWVN de voorbeeldenbank verder groeien. Deze voorbeeldenbank (https://awvninclusief.nl/nl/voorbeelden) is de eerste database die alle inclusieve organisaties in Nederland samenbrengt, zodat werkgevers die ook ruimte willen maken voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt op één plek kunnen zoeken naar voor hen relevante voorbeeldbedrijven. De presentatie van de Nationale voorbeeldenbank vond plaats op de Dag van de Duizend Voorbeelden. Deze dag werd georganiseerd door Op naar de 100.000 banen, het banenproject van VNO-NCW/MKB-Nederland en LTO Nederland. Bron: AWVN 29-03-2018

© lArcade 2024