Inloggen

Archief

Dividendbelasting blijft, kabinet besteedt opbrengst aan bedrijfsleven

Het kabinet heeft definitief besloten om de dividendbelasting niet af te schaffen. Dit besluit levert vanaf 2020 jaarlijks € 1,9 miljard op. Het kabinet wil dit geld besteden aan het Nederlandse bedrijfsleven, onder meer door de vennootschapsbelastingtarieven verder te verlagen.
Het vennootschapsbelastingtarief voor winsten vanaf € 200.000 wordt in de aangepaste kabinetsplannen verlaagd van 22,25% naar 20,5% per 2021. Het tarief in 2019 blijft 25%, pas vanaf 2020 gaat het hoge Vpb-tarief omlaag. Het vennootschapsbelastingtarief voor winsten tot € 200.000 wordt ook verder verlaagd, van 16% naar 15% in 2021. Momenteel bedraagt dit tarief 20%. Een andere wijziging in de vennootschapsbelasting is dat er overgangsrecht komt voor de beperking van de afschrijving op gebouwen in eigen gebruik. Als een gebouw vóór 1 januari 2019 in gebruik is genomen en er op dit gebouw nog geen drie jaar is afgeschreven, mag alsnog gedurende deze drie jaar volgens het oude regime worden afgeschreven, ook als de boekwaarde hierdoor onder 100% van de WOZ-waarde komt. Verder heeft het kabinet de terugwerkende kracht voor de spoedoperatiemaatregelen fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting beperkt tot en met 1 januari 2018, in plaats van tot en met 25 oktober 2017, 11.00 uur. Met deze aanpassing wordt voor veel belastingplichtigen voorkomen dat zij een aangifte vennootschapsbelasting 2017 moeten indienen met inachtneming van de spoedreparatiemaatregelen, die momenteel nog geen wet zijn. Andere nieuwe c.q. aangepaste maatregelen zijn de introductie van overgangsrecht voor de verkorting van de maximale looptijd van de 30%-regeling en de verhoging van de tweede schijf van de afdrachtvermindering voor speur- en ontwikkelingswerk. Ook is de veelbesproken rekening-courantmaatregel voor dga’s aangepast. Het plan dat schulden van de dga aan zijn bv boven € 500.000 worden belast, blijft weliswaar overeind, maar wel worden alle eigenwoningschulden van de dga uitgezonderd. Daarbovenop komt nog een aanvullende drempel van € 500.000 voor de dga en zijn partner gezamenlijk. Bron: MvF, 15-10-2018

Lagere vergrijpboete vanwege belastingschuld

Als een belastingplichtige een slechte financiële positie heeft, kan dit een reden zijn om een verzuim- of vergrijpboete te matigen. Hierbij moet de inspecteur ook rekening houden met de belastingschulden van de belastingplichtige, zo blijkt uit een uitspraak van de Hoge Raad.
In deze zaak had een bv vanwege liquiditeitsproblemen haar facturen bewust later geboekt, dit om de btw later te kunnen betalen. De inspecteur legde vergrijpboetes op vanwege het opzettelijk niet tijdig betalen van de verschuldigde omzetbelasting. Normaliter bedraagt de vergrijpboete in zo’n geval 50% van de te laat betaalde belasting. De inspecteur matigde de boete tot 30%, omdat de bv op jaarbasis wel de juiste bedragen had afgedragen, wat een strafverminderende omstandigheid is. Maar de Hoge Raad vond de boete toch nog te hoog, want de inspecteur had ook rekening moeten houden met een andere strafverminderende omstandigheid, namelijk het feit dat de bv openstaande belastingschulden had van meer dan € 100.000, waardoor de financiële positie van de bv zwak was. Dat het hierbij om belastingschulden ging, is volgens de Hoge Raad geen reden om geen rekening te houden met de draagkracht van een belastingplichtige. Hof Arnhem-Leeuwarden moet de zaak nu verder afhandelen. Bron: Hoge Raad, 12-10-2018

Volledige transitievergoeding voor bijna-AOW’er

Een werknemer die kort voor het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd wordt ontslagen, heeft toch recht op een volledige transitievergoeding, zo blijkt uit een uitspraak van de Hoge Raad.
De arbeidsovereenkomst van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer is na toestemming van het UWV opgezegd. De werknemer ontving een IVA-uitkering en zou binnen twee jaar de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken. Daarom vond zijn werkgever het niet redelijk en niet billijk dat de werknemer een volledige transitievergoeding zou krijgen. Dat vond de rechtbank in Eindhoven ook en daarom matigde de rechtbank de vergoeding tot € 25.000. Hof Den Bosch kwam echter tot een ander oordeel en kende de werknemer een volledige transitievergoeding tot van € 73.514,42. De Hoge Raad sloot zich aan bij het oordeel van het hof. In het verleden, namelijk voordat de transitievergoeding op grond van de Werk wet en zekerheid van kracht werd, werd de ontbindingsvergoeding door de kantonrechter wél afgetopt als de werknemer binnen afzienbare tijd recht kreeg op een AOW-uitkering. Maar de Hoge Raad stelt vast dat de wetgever er niet voor heeft gekozen om voor de transitievergoeding een soortgelijke wettelijke regeling te treffen. De werknemer heeft daarom recht op een volledige transitievergoeding. Bron: Hoge Raad, 5-10-2018

Zzp’ers vinden hun werk gevarieerder dan werknemers

Zelfstandigen zonder personeel vinden vaker dan werknemers dat zij gevarieerd werk hebben. Dit blijkt uit nieuwe analyses van TNO en het CBS op basis van de Zelfstandigen Enquête Arbeid (ZEA) en de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA). Ook blijkt dat mensen die gevarieerd werk doen, tevredener zijn over hun werk.
Ruim 80% van de zelfstandigen zonder personeel zegt dat zijn werk ‘altijd’ of ‘vaak’ gevarieerd is. Onder werknemers met een vaste arbeidsrelatie ligt dit percentage op 70% en onder de werknemers met een flexibele arbeidsrelatie iets boven de 50%. Het was al langer bekend dat zzp’ers tevredener zijn over hun werk dan werknemers, onder meer door verschillen en leeftijd en beroepsgroep. De hogere tevredenheid wordt echter ook veroorzaakt door een hogere variatie in het werk. Variatie in het werk is één van de aspecten die de kwaliteit van werk beïnvloeden. Andere relevante factoren zijn werkdruk, autonomie, lichamelijke belasting, inkomen en werkzekerheid. Uit onderzoek van TNO en het CBS blijkt dat zzp’ers over het algemeen positiever zijn over de variatie, autonomie en werkdruk, terwijl werknemers een hoger primair inkomen hebben en tevredener zijn over hun werkzekerheid. Bron: CBS, 9-10-2018

Geldlening mag mondeling worden aangegaan

Als een geldlening tussen een dga en zijn vennootschap mondeling wordt aangegaan en pas veel later schriftelijk wordt bekrachtigd, wil dit niet zeggen dat er sprake is van een schijnlening, zo blijkt uit een uitspraak van Rechtbank Noord-Holland.
Een echtpaar heeft een Limited (Ltd.) opgericht. Zij zijn beiden directeur en houden ieder de helft van de aandelen. In de jaren 2008 tot en met 2011 verstrekt het echtpaar gelden aan de Ltd. De leningen worden mondeling aangegaan en worden pas later op schrift gesteld. Toen de vrouw en haar echtgenoot hun vordering op de Ltd. na een aantal jaren wilden afwaarderen wegens tegenvallende resultaten, weigerde de inspecteur de aftrek. Volgens hem was er sprake van een schijnlening doordat de lening pas meerdere jaren na de eerste geldverstrekking schriftelijk was bekrachtigd. De rechtbank was het niet met de inspecteur eens. Een geldlening kan ook mondeling worden aangegaan, dus is een mondeling afgesproken lening niet ‘automatisch’ een schijnlening. Bovendien kan de inspecteur niet aannemelijk maken dat een reële terugbetalingsverplichting ontbreekt. Ook stelt het echtpaar dat de Ltd. rente had betaald over de lening. De rechtbank oordeelde dan ook dat er geen sprake was van een schijnlening. Bron: Rb. Noord-Holland, 1-10-2018

© lArcade 2024