Inloggen

Archief

Intentie bij btw-belaste verhuur zolderverdieping belangrijk

Het is niet noodzakelijk dat een echtpaar direct na oplevering van hun nieuwe woning start met het belast verhuren van de zolderverdieping aan hun bv. Het kan ook op een later moment, mits de intentie tot belaste verhuur altijd heeft bestaan.
Op 23 december 2014 gaat een echtpaar met elkaar een stille maatschap aan voor het btw-belast verhuren van de zolderverdieping van hun nieuwe woning. De vrouw is dga en de bedoeling is de zolderverdieping btw belast te verhuren aan de bv. Gedurende 2015 en begin 2016 is de woning gebouwd. In 2016 is de woning opgeleverd en heeft het echtpaar de woning in gebruik genomen. Bij de bouw van de woning is omzetbelasting in rekening gebracht. In geschil bij Hof Arnhem-Leeuwarden is of de inspecteur een naheffingsaanslag mag opleggen voor de terugontvangen voorbelasting. De inspecteur is van mening dat de maatschap geen recht heeft gehad op aftrek van voorbelasting, omdat de zolderverdieping pas enige tijd na oplevering van de woning aan de bv is verhuurd. Tijdens de zitting bij het hof zijn het echtpaar en inspecteur al tot overeenstemming gekomen dat 34% van de bij de bouw van de nieuwe woning in rekening gebrachte omzetbelasting ziet op de belaste verhuur. Dit percentage is daarom niet meer in geschil. De woning is niet meteen na oplevering aangewend voor een economische activiteit en daarom kan niet alsnog aanspraak worden gemaakt op aftrek van voorbelasting volgens de inspecteur. Het hof is het niet met dit standpunt eens. Als op basis van objectieve factoren duidelijk is dat er een voornemen is een economische activiteit uit te gaan oefenen, bestaat recht op teruggave. Het hof concludeert dat die intentie altijd is geweest. Hij wijst op de volgende objectieve feiten: de maatschapsovereenkomst, de intentieovereenkomst voor verhuur, de factuur aan de bv voor de vloerbedekking op zolder en de huurovereenkomst tussen de maatschap en de bv. De maatschap kan 34% van de in rekening gebrachte omzetbelasting bij de bouw van de woning terugvragen. Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 18-06-2019

Wetsvoorstel inzake opname in een keer van deel pensioen

Mensen krijgen meer flexibiliteit bij het opnemen van hun pensioen. Zo kunnen zij straks maximaal tien procent van de waarde van het door hen opgebouwde pensioen opnemen op het moment dat zij met pensioen gaan. Bijvoorbeeld om hun hypotheek af te lossen, de woning te verbeteren of om op reis te gaan.
Omdat de manier waarop mensen werken en leven de afgelopen jaren diverser is geworden, hebben steeds meer mensen behoefte aan een pensioen dat past bij persoonlijke voorkeuren en omstandigheden. Zij willen zelf keuzes kunnen maken over hun pensioen en de manier waarop zij dat aanwenden. De mogelijkheid om op de pensioeningangsdatum een bedrag ineens op te nemen biedt deze flexibiliteit. Met het voorstel kunnen mensen maximaal tien procent van het pensioenvermogen aanwenden voor zaken die aansluiten bij hun persoonlijke situatie. Aan de keuzemogelijkheid worden wel een aantal voorwaarden gesteld. Naast het maximumpercentage van 10% en de pensioeningangsdatum moet de resterende levenslange pensioenuitkering na opname van het bedrag ineens boven de afkoopgrens uit de Pensioenwet danwel de Wet verplichte beroepspensionering liggen. Minister Koolmees heeft de Tweede Kamer schriftelijk over de uitwerking van het voorstel geïnformeerd. Voor mensen die een oudedagsvoorziening in de derde pijler opbouwen wordt een vergelijkbare keuzemogelijkheid gecreëerd. Het voorstel sluit aan bij het SER-advies Naar een nieuw pensioenstelsel en is onderdeel van de afspraken uit het pensioenakkoord tussen de sociale partners en het kabinet. Minister Koolmees gaat samen met de sociale partners aan de slag met de verdere uitwerking van het pensioenakkoord, waaronder met de voorbereiding van dit wetsvoorstel. Hij streeft ernaar het wetsvoorstel medio 2020 naar de Kamer te sturen. Bron: Min. SZW, 27-6-2019

Geen aftrek voor terugbetaalde PGB

Terugbetaalde persoonsgebonden budget is aftrekbaar als het een uitgave is voor de door de belastingplichtige als zorgverlener verrichte werkzaamheden.
De moeder van een autistische en verstandelijk beperkte zoon heeft de verpleging en verzorging van haar zoon op zich genomen. De zoon heeft in 2013 persoonsgebonden budget (PGB) ontvangen van € 48.315. De vrouw heeft € 38.570 uit het PGB ontvangen. Zij heeft dit bedrag, verminderd met kosten, als resultaat uit overige werkzaamheden aangegeven. In 2014 heeft de vrouw een bedrag aan het Zorgkantoor betaald dat de zoon ten onrechte als PGB heeft ontvangen. De vrouw heeft die terugbetaling ook als kosten in haar aangifte 2013 opgenomen. In geschil bij Hof Den Bosch is de aftrekbaarheid van het terugbetaalde bedrag aan PGB. Hof Den Bosch is van mening dat de terugbetaling PGB door de vrouw niet is aan te merken als een terugbetalingsverplichting van haar zelf. Daarom komt de terugbetaling niet op het inkomen van de moeder in mindering. Het hof laat dan nog de vraag onbeantwoord of de terugbetaling in 2014 wel aan 2013 kan worden toegerekend. De vrouw heeft bovendien niet inzichtelijk gemaakt welke posten tot welke bedragen door het Zorgkantoor niet zijn goedgekeurd en waarom deze niet zijn goedgekeurd. De vrouw toont daarmee volgens het hof ook niet aan dat zij met de terugbetaling van door haar zoon onterecht ontvangen PGB een uitgave heeft gedaan voor de door haar verrichte werkzaamheden als zorgverlener. Bron: Hof Den Bosch 12-04-2019 (gepubl. 20-06-2019)

Geen aftrek voor terugbetaalde PGB

Terugbetaalde persoonsgebonden budget is aftrekbaar als het een uitgave is voor de door de belastingplichtige als zorgverlener verrichte werkzaamheden.
De moeder van een autistische en verstandelijk beperkte zoon heeft de verpleging en verzorging van haar zoon op zich genomen. De zoon heeft in 2013 persoonsgebonden budget (PGB) ontvangen van € 48.315. De vrouw heeft € 38.570 uit het PGB ontvangen. Zij heeft dit bedrag, verminderd met kosten, als resultaat uit overige werkzaamheden aangegeven. In 2014 heeft de vrouw een bedrag aan het Zorgkantoor betaald dat de zoon ten onrechte als PGB heeft ontvangen. De vrouw heeft die terugbetaling ook als kosten in haar aangifte 2013 opgenomen. In geschil bij Hof Den Bosch is de aftrekbaarheid van het terugbetaalde bedrag aan PGB. Hof Den Bosch is van mening dat de terugbetaling PGB door de vrouw niet is aan te merken als een terugbetalingsverplichting van haar zelf. Daarom komt de terugbetaling niet op het inkomen van de moeder in mindering. Het hof laat dan nog de vraag onbeantwoord of de terugbetaling in 2014 wel aan 2013 kan worden toegerekend. De vrouw heeft bovendien niet inzichtelijk gemaakt welke posten tot welke bedragen door het Zorgkantoor niet zijn goedgekeurd en waarom deze niet zijn goedgekeurd. De vrouw toont daarmee volgens het hof ook niet aan dat zij met de terugbetaling van door haar zoon onterecht ontvangen PGB een uitgave heeft gedaan voor de door haar verrichte werkzaamheden als zorgverlener. Bron: Hof Den Bosch 12-04-2019 (gepubl. 20-06-2019)

© lArcade 2024