Inloggen

Archief

Arbeidsovereenkomst voor zzp-contrabassiste

Een contrabassiste, die tussen 2013 en 2018 als remplaçant (plaatsvervanger) aan het Balletorkest verbonden was, krijgt met ingang van seizoen 2018/2019 geen nieuwe producties aangeboden. De vrouw werkte er de seizoenen daarvoor zoveel dat, ook gelet op alle overige omstandigheden, zij aanspraak maakt op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
De muzikante doet een beroep op het rechtsvermoeden uit het Burgerlijk Wetboek en stelt dat sinds 1 augustus 2017 sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen haar en Het Balletorkest. Na haar gedwongen ontslag bij Holland Symfonia als gevolg van kortingen op de subsidie in de kunstensector is de vrouw direct aansluitend ingezet bij producties van Het Balletorkest. Ook nadat de raamovereenkomst op 31 juli 2017 van rechtswege is geëindigd, heeft de contrabassiste onverminderd structureel en vrijwel wekelijks gewerkt, vergelijkbaar met toen zij in loondienst werkte. De vrouw stelt dat zij persoonlijke arbeid verrichtte, tegen beloning en onder het gezag van Het Balletorkest. De Kantonrechter Amsterdam overweegt, op basis van een arrest van de Hoge Raad van 9 oktober 2015, dat bij een beroep op het rechtsvermoeden uit het Burgerlijk Wetboek (arbeid, loon, gedurende zekere tijd en gezagsverhouding) alle omstandigheden van het geval, in onderling verband bezien, moeten worden meegewogen. In deze zaak weegt onder meer mee dat de omvang van de werkzaamheden die de contrabassiste na haar gedwongen ontslag bleef verrichten vergelijkbaar is met de omvang van haar eerder beëindigde dienstverband. De contrabassiste kon zich niet laten vervangen en moest de arbeid persoonlijk verrichten. Ook had zij zich te houden aan nauwkeurige voorschriften en aanwijzingen zoals onder meer de vaste tijdstippen voor repetities, optredens en concerten, kledingvoorschriften en de stoelenindeling binnen de groep contrabassisten. Dit alles leidt tot het aannemen van arbeidsrechtelijke ondergeschiktheid. Gelet op al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, komt de kantonrechter tot de conclusie dat in ieder geval op 31 juli 2017 sprake is van het verrichten van arbeid op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Bron: Ktr. Amsterdam 14-07-2020

Kunst goedkoop ter beschikking te stellen

Volgens Rechtbank Gelderland is het zakelijk om bij het ter beschikking stellen van kunstwerken aan een eigen vennootschap geen vergoeding in rekening te brengen.
Een man is in gemeenschap van goederen gehuwd. Hij heeft indirect aandelen in een bv die samen met nog twee andere ondernemers een accountants- en belastingadvieskantoor drijft in de vorm van een maatschap. De dga stelt al sinds de jaren 90 van de vorige eeuw kunstwerken ter beschikking aan het accountants- en belastingadvieskantoor. De dga geeft daarbij in zijn aangifte telkens een gebruiksvergoeding op van nihil. De inspecteur wijkt hierbij de aanslagoplegging van af en corrigeert de aangiften met een gebruiksvergoeding. Bij Rechtbank Gelderland is het de vraag of de gebruiksvergoeding waarvan de inspecteur uitgaat, terecht is. De dga heeft zich op het vertrouwensbeginsel beroepen. Vast staat volgens de rechtbank dat de inspecteur jarenlang de aangiften heeft gevolgd. De terbeschikkingstelling van de kunstwerken is bovendien diverse keren onderwerp van discussie geweest. Er is een boekenonderzoek geweest in 2003 waarbij de terbeschikkingstelling aan de orde is geweest. De gebruiksvergoeding is bij de behandeling van de aangifte 2008 weer uitdrukkelijk aan de orde gesteld. Bij de aangifte 2010 en 2011 zijn opnieuw vragen door de inspecteur gesteld over de inkomsten uit tbs. De rechtbank meent daarom dat de dga op grond van het vertrouwensbeginsel geen gebruiksvergoeding in aanmerking hoeft te nemen. De inspecteur stelt het opgewekte vertrouwen te hebben opgezegd. De dga heeft bevestigd telefonisch overleg met de inspecteur te hebben gehad. Echter daarin heeft de inspecteur slechts aangegeven dat vanaf 2012 verder moet worden bezien hoe om te gaan met de toepassing van de terbeschikkingstellingsregeling. Dit is volgens de rechtbank geen opzegging van het opgewekte vertrouwen. De rechtbank oordeelt verder dat de dga geen afwaarderingsverlies op de kunstwerken kan nemen. Wel kan de dga verkoopverliezen van enkele schilderen in mindering brengen op zijn inkomen. Bron: Rb. Gelderland 05-08-2020

Bijna helft mkb maakt gebruik van steunmaatregelen

Tot en met 31 juli 2020 maakten 164.000 van alle mkb-bedrijven met 2 tot 250 werkzame personen gebruik van minstens een van drie grote financiële noodmaatregelen. Naast deze drie grote regelingen is het gebruik van een aantal kleinere regelingen onderzocht, die ook vaak in combinatie met de grote regelingen worden gebruikt.
Vrijwel al mkb-bedrijven (163.000) gebruikten minstens een van de drie grote regelingen. Het aantal goedgekeurde steunaanvragen is iets groter, omdat niet aan elke aanvraag een bedrijf gekoppeld kan worden, en soms meerdere aanvragen bij hetzelfde bedrijf horen. Bedrijven met 2 tot 250 werknemers die een beroep deden op de NOW-1, TOGS of uitstel van betaling van belastingen, maakten in bijna de helft van de gevallen (49%) gebruik van twee of drie regelingen. Van de drie grote steunmaatregelen werd de NOW-1 het meest gebruikt, door 106.500 bedrijven. Onder bedrijven die gebruik maken van meerdere regelingen komt de combinatie NOW-1 en TOGS met 35.300 bedrijven het vaakst voor. Daarna combineren bedrijven het vaakst de NOW-1, TOGS en belastinguitstel (22.500 bedrijven). Inclusief de kleinere noodmaatregelen maken bedrijven met 10 tot 50 werknemers met 58% relatief het vaakst gebruik van een of meer regelingen. Meer dan de helft van de keren betreft het twee of meer regelingen. Ook bedrijven met 50 tot 250 werknemers maakten relatief vaak gebruik van één (25%) of meer (28%) regelingen. Ongeveer twee derde van de microbedrijven met 2 tot 10 werkzame personen maakte geen gebruik van steunmaatregelen. Bron: CBS.nl 21-08-2020

Zonder objectieve voordeelsverwachting geen ondernemer

Of iemand ondernemer is voor de inkomstenbelasting is onder meer afhankelijk van het antwoord op de vraag of diegene een objectieve voordeelsverwachting heeft. De rechtbank is van oordeel dat daarvan in dit geval niet langer sprake is. De bank heeft de financiering van de activiteiten gestopt, de gemeente heeft de omgevingsvergunning ingetrokken en het woon/bedrijfspand is in het openbaar geveild.
In 2008 heeft een belastingplichtige het plan als onderaannemer winst uit onderneming te gaan genieten. In 2008 krijgt hij de eigendom van een stuk grond en heeft hij een pand laten bouwen. De bedoeling is dat het pand voor 1/3e deel bestaat uit een kantoorruimte en voor 2/3e deel uit een woning. In 2009 is de aannemer die de ruwbouw van het pand zou uitvoeren failliet gegaan. De onderaannemer besloot daarom de ruwbouw zelf uit te gaan voeren. De onderaannemer werd in 2009 mishandeld en in 2010 is de man betrokken bij twee ongevallen. Door deze gebeurtenissen heeft de onderaannemer een burn-out gekregen. Door de economische crisis en de burn-out heeft de onderaannemer betalingsachterstanden bij de bank opgelopen, waardoor de bank de financiering van de activiteiten heeft ingetrokken. In 2010 heeft de gemeente de omgevingsvergunning voor het pand ingetrokken, omdat de onderaannemer geen bouwactiviteiten meer heeft uitgevoerd. Het woon/bedrijfspand is uiteindelijk in het openbaar geveild. In geschil bij Rechtbank Noord-Holland is of in 2014 sprake is van een bron van inkomen. Ook is de toepassing van de foutenleer in geschil. De rechtbank meent dat aan enkele voorwaarden voor kwalificatie van een bron van inkomen is voldaan. De onderaannemer nam deel aan het economische verkeer. Met die deelname had hij het oogmerk om voordeel te behalen. De derde voorwaarde is of er een objectieve voordeelsverwachting is. De rechtbank meent dat er objectief gezien, geen voordeel valt te verwachten in 2014. In 2010 is de bank al gestopt met financiering van de activiteiten van de onderaannemer, heeft de gemeente de omgevingsvergunning ingetrokken en is het pand op een openbare veiling verkocht. Als er al een bron van inkomen is geweest, is daarvan in 2014 in ieder geval geen sprake meer. De rechtbank oordeelt dat de foutenleer niet kan worden toegepast bij een onjuiste etikettering van een vermogensbestanddeel dat niet langer tot het ondernemingsvermogen behoort. Bij de aanschaf van de grond is bovendien al gekozen voor privévermogen. Alleen door bijzondere omstandigheden is heretikettering mogelijk, maar na die keuze zijn die bijzondere omstandigheden er niet geweest. De kosten van € 194.000 zijn niet aftrekbaar. Bron: Rb. Noord-Holland 11-08-2020

Inspecteur moet niet wachten op hoger beroep wederpartij

Door niet zelf hoger beroep in te stellen heeft de inspecteur de kans aanvaard dat hij ook geen incidenteel hoger beroep kan instellen. Niet-ontvankelijkheid van het incidenteel hoger beroep van de inspecteur is aan de orde als de belastingplichtige het principale hoger beroep niet motiveert of intrekt voor motivering.
Een Belgische nv ontvangt naheffingsaanslagen accijns en voorraadheffing aardolieproducten. Ook ontvangt ze een boetebeschikking. Ze is het niet eens met de aanslagen en boete en maakt daarom bezwaar. De inspecteur handhaaft in zijn uitspraak op bezwaar alle aanslagen en de boete. Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep tegen de uitspraak op bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard. Met dagtekening 24 december 2018 ontvangt de inspecteur een brief van het hof dat de nv in hoger beroep is gegaan. Op 31 januari 2019 ontvangt de inspecteur van het hof echter opnieuw een brief. In deze brief staat dat het hof ten onrechte melding heeft gemaakt van het feit dat de nv in hoger beroep is gegaan. De inspecteur heeft daarop alsnog een hoger beroep ingediend met dagtekening 5 februari 2019. De uitspraak op het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de rechtbank is van 12 december 2018. Bij Hof Den Bosch is in geschil of de inspecteur ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Het hof heeft het hoger beroepschrift later dan zes weken na de uitspraak van de rechtbank ontvangen. De vraag is of de inspecteur verschoonbaar te laat is. De inspecteur heeft op basis van de melding van het hof besloten geen hoger beroep in te stellen en de gronden van het hoger beroep van de nv af te wachten. Het is spijtig te noemen dat het hof de inspecteur onjuist heeft geïnformeerd. Echter dat is geen verschoonbare reden voor de inspecteur om niet op tijd hoger beroep in te stellen. De inspecteur behoort als professionele procespartij te weten dat hij soms ook niet-ontvankelijk is in zijn incidenteel hoger beroep. Dat is het geval als de nv het hoger beroepschrift niet tijdig motiveert of als zij voor de motivering het hoger beroep intrekt. Door niet zelf principaal hoger beroep in te stellen heeft de inspecteur volgens het hof daarom de kans aanvaard dat hij ook geen incidenteel hoger beroep meer kan instellen. Als de inspecteur zeker wil stellen dat de vernietiging van de naheffingsaanslagen en beschikkingen door de rechtbank in hoger beroep door het hof wordt heroverwogen, dan moet hij tijdig zelf principaal hoger beroep instellen. Alleen dan kan hij zijn rechten zeker stellen. Bron: Hof Den Bosch 16-07-2020

© lArcade 2024