Inloggen

Archief

Te late rechtsgeldige bekendmaking aanslag is fataal

Volgens Rechtbank Noord-Nederland is er geen wettelijke verplichting voor burgers om bij verhuizing of wijziging van het toezendadres de Belastingdienst hiervan op de hoogte te stellen. De Belastingdienst kan immers een aanslag ook op een andere geschikte wijze bekendmaken.
Op 28 juni 2013 vertrekt een man naar Spanje. Op 4 januari 2017 komt de man, na een aantal jaar in Spanje te hebben gewoond, weer in Nederland wonen. De Belastingdienst heeft met dagtekening 2 april 2014 de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2011 vastgesteld. De Belastingdienst heeft de aanslag niet naar de man kunnen verzenden, omdat het adres niet bekend was bij de Belastingdienst. In 2017 heeft de man een dwangbevel ontvangen, waarna hij bezwaar heeft gemaakt tegen de aanslag. De inspecteur heeft de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar vanwege termijnoverschrijding. In geschil bij Rechtbank Noord-Nederland is de ontvankelijkheid van het bezwaar en de vraag of de aanslag en boetebeschikking rechtsgeldig zijn vastgesteld. De rechtbank overweegt dat de termijn om bezwaar te maken later is begonnen dan de dagtekening van het aanslagbiljet. Het aanslagbiljet is namelijk niet rechtsgeldig bekendgemaakt. De termijn begint te lopen na ontvangst van het aanslagbiljet. De belastingplichtige heeft echter nooit een aanslagbiljet ontvangen. Omdat de inspecteur de aanslag wel al heeft vastgesteld, is het bezwaar niet prematuur en toch ontvankelijk. Volgens de inspecteur had de man de Belastingdienst op de hoogte moeten brengen van zijn verhuizing. Zo kan de Belastingdienst het aanslagbiljet op de juiste wijze bekendmaken. Zo staat het volgens de rechter niet in de wet. Als de Belastingdienst een aanslag of besluit niet naar de man kan verzenden, moet de Belastingdienst onderzoeken hoe de aanslag wel op de juiste wijze aan de belastingplichtige bekend kan worden gemaakt. Een dagtekening op een aanslag zegt nog niets over de tijdige vaststelling van de aanslag. Een aanslag moet ook op de voorgeschreven wijze aan belastingplichtige bekend worden gemaakt. De aanslag over 2011 en de boetebeschikking zijn niet voor het vervallen van de aanslagtermijn rechtsgeldig bekendgemaakt. De rechtbank vernietigt de aanslag en de boetebeschikking. Bron: Rb. Noord-Nederland 16-07-2020

SLIM-subsidie voor het MKB

MKB-ondernemingen die willen investeren in de kennis, groei en ontwikkeling van hun personeel, kunnen de subsidie Stimuleringsregeling leren en ontwikkelen in het mkb aanvragen (SLIM-subsidie).
Ondernemingen die voldoen aan de EU-definitie van een middelgrote (<250 fte werkzame personen en maximaal € 50 miljoen jaaromzet of maximaal € 43 miljoen jaarlijks balanstotaal) of kleine (<50 fte werkzame personen en maximaal € 10 miljoen aan jaaromzet of jaarlijkse balans) onderneming kunnen subsidie aanvragen. Subsidie kan worden aangevraagd voor: Activiteiten voor leren en ontwikkelen (bijvoorbeeld loopbaanadvies of onderzoek naar behoefte aan scholing in uw bedrijf). Een aanpak om uw medewerkers aan te moedigen hun kennis, vaardigheden en beroepshouding verder te ontwikkelen (bijvoorbeeld een bedrijfsschool). Een praktijkleerplaats binnen uw bedrijf voor (delen van) een mbo-opleiding voor volwassenen. De SLIM-subsidie (2e tijdvak) kan van 1 september 2020 9.00 uur tot 30 september 2020 om 17:00 uur door MKB ondernemingen worden aangevraagd via de site van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Bron: Min. SZW

Verwijzing naar verkeerd wetsartikel leidt tot verval boete

Volgens het hof mag over een begaan verzuim en het overtreden voorschrift geen misverstand bestaan. Het moet namelijk een belanghebbende uiterlijk op het moment dat de inspecteur hem een boete oplegt, duidelijk zijn wat belanghebbende wordt verweten en waartegen belanghebbende zich moet verdedigen.
Een CV exploiteert een uitzendbureau. Op de balansen bij de aangiften vennootschapsbelasting staan telkens behoorlijke balansschulden aan omzetbelasting. Na ontvangen signalen heeft de inspecteur naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd. Hij heeft tevens verzuimboetes van 10% opgelegd. Bij Hof Den Bosch is in geschil of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. Ook is de vraag of de inspecteur de verzuimboetes terecht heeft opgelegd. Volgens de CV heeft de vorige boekhouder fouten gemaakt. Daardoor waren bedragen dubbel aangegeven of dubbel betaald. De boekhouder heeft volgens de CV bovendien zonder toestemming suppleties ingediend. Het hof leidt echter uit de stukken af dat de boekhouder destijds gerechtigd was om de aangiften omzetbelasting in te dienen en namens de CV suppleties omzetbelasting te doen. Het hof is verder van mening dat de CV haar stellingen niet heeft onderbouwd. De CV had herziene jaarrekeningen of anderszins cijfermateriaal kunnen overleggen, maar dat heeft ze niet gedaan. Het hof is van oordeel dat evenmin sprake is van schending van een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. Zodra bij de CV bekend is dat over een bepaald jaar te weinig omzetbelasting is betaald, moet de CV alsnog de juiste en volledige gegevens verstrekken door een suppletieaangifte. Van schending van het verdedigingsbeginsel is ook geen sprake, omdat de inspecteur de CV voldoende mogelijkheden heeft gegeven haar standpunt over de naheffing kenbaar te maken. Volgens het hof strekt het verdedigingsbeginsel niet verder dan dat een belanghebbende bij een besluit zijn opmerkingen daarover aan het bestuursorgaan kenbaar moet kunnen maken. De verzuimboetes worden door het hof wel vernietigd. De inspecteur heeft voor de motivering van het begane verzuim verwezen naar art. 67c AWR. Hierin is echter een ander verzuim vermeld dan het verzuim dat de CV heeft begaan. Volgens het hof mag over het begane verzuim en het overtreden voorschrift geen misverstand mogelijk zijn. Uiterlijk op het moment van de boeteoplegging moet het een belanghebbende duidelijk zijn welk verwijt de inspecteur hem maakt en dus tegen welk verwijt hij zich moet verweren. Bron: Hof Den Bosch 16-07-2020

Vooruitzichten derde kwartaal 2020 minder pessimistisch

Het vertrouwen van ondernemers is aan het begin van het derde kwartaal van 2020 sterk toegenomen tot -19,3, tegen -37,2 in het tweede kwartaal. Dit blijkt uit de Conjunctuurenquête Nederland op basis van gegevens die zijn verzameld in juli 2020.
Het ondernemersvertrouwen is de stemmingsindicator van niet-financiële bedrijven met minimaal vijf werkzame personen. Het vertrouwen bereikte in het tweede kwartaal van 2020 door de coronacrisis het dieptepunt sinds de start van de meting eind 2008. In het derde kwartaal is het vertrouwen hersteld tot een niveau van -19,3, wat nog altijd historisch laag is. Wel is de toename van 17,9 de grootste ooit gemeten. Ten opzichte van het vorige kwartaal is het ondernemersvertrouwen in elke bedrijfstak toegenomen. Op de detailhandel na blijft het sentiment echter nog steeds negatief. Het vertrouwen is vanwege verbeterde omzetverwachtingen het sterkst toegenomen bij de autohandel en –reparatie. Ook in de horeca is de stemmingsindicator sterk verbeterd, maar zijn ondernemers nog altijd het meest negatief. Per saldo noteerde 90% van de ondernemers in deze bedrijfstak een omzetdaling in het tweede kwartaal ten opzichte van een kwartaal eerder. Een positieve uitzondering is de detailhandel, waar het vertrouwenscijfer op positief uitkomt. Dit is de enige bedrijfstak waar de positief gestemde ondernemer de overhand heeft. De grootste bijdrage hieraan levert de omzetverwachting. Per saldo verwacht 16,1% van de ondernemers in de detailhandel een omzetstijging. Bijna de helft van de ondernemers heeft het eerste halfjaar van 2020 afgesloten met winst. 27% van de ondernemers noteert een negatief bedrijfsresultaat en 18% geeft aan geen noemenswaardige winst of verlies gemaakt te hebben. Ruim 41%van de bedrijven met 5 tot 20 werkzame personen geeft aan winst gemaakt te hebben. Bij grotere bedrijven ligt dit percentage hoger. In de horeca en de sector cultuur, sport en recreatie zijn veel ondernemers door de coronacrisis in de rode cijfers beland. Door de coronamaatregelen viel een groot deel van de omzet bij deze bedrijven weg. Van de ondernemers in de cultuur, sport en recreatie noteerde slechts 4% een positief bedrijfsresultaat in het eerste halfjaar en zag 78% de cijfers in het rood lopen. In de horeca schreef 7% van de ondernemers zwarte cijfers en leed 77% verlies. Deze bedrijven kunnen gebruik maken van tijdelijke financiële regelingen van de overheid om de pijn te verzachten. In de bouw zijn de meeste bedrijven winstgevend geweest in het eerste halfjaar. Door de lange doorlooptijden in de bouw kan deze sector pas later in de conjunctuurcyclus te maken krijgen met de effecten van een crisis. De coronacrisis heeft grote invloed op de investeringen bij een deel van de bedrijven. Ruim 43% van de ondernemers geeft aan dat geplande investeringen langzamer doorgevoerd of gestart zijn, stil liggen of geheel geschrapt zijn. Ook is er een groep ondernemers (11%) die investeringen sneller doorvoeren, eerder starten of die ongepland zijn gaan investeren. Van de ondernemers meldt 46% dat de coronacrisis geen effect heeft op de investeringen, of dat überhaupt geen investeringen waren gepland. De conjunctuurenquête is een samenwerking van VNO-NCW, MKB-Nederland, het CBS, de Kamers van Koophandel en Economisch Instituut voor de Bouw. Bron: ondernemersplein.kvk.nl 13-08-2020

Dwangbevel in stand door te late inkeer

Om van de inkeerregeling gebruik te kunnen maken, moet de belastingplichtige tijdig openheid van zaken geven. Dat doet hij niet als hij eerst ontkent rekeninghouder te zijn en pas na 16 jaar het tegendeel opbiecht. Heeft de Belastingdienst navorderingsaanslagen opgelegd en dwangbevelen uitgevaardigd en heeft de Hoge Raad de aanslagen beoordeeld, dan kan men de dwangbevelen niet meer met succes bij de civiele rechter bestrijden.
In oktober 2000 ontvangt de fiscus informatie dat een echtpaar rekeningen bij een Luxemburgse bank heeft. De echtgenoten hebben deze rekeningen nooit opgegeven in hun belastingaangiften. In januari 2002 vraagt de Belastingdienst de man om nadere informatie. De man ontkent buitenlandse bankrekeningen te hebben. De inspecteur is niet overtuigd en legt de man een groot aantal navorderingsaanslagen op. De man start een uitgebreide beroepsprocedure tot aan de hoogste instantie. Hoewel de belastingrechter de aanslagen verlaagt en diverse boetes vernietigt, blijven er navorderingsaanslagen openstaan. Omdat de man deze aanslagen niet betaalt, vaardigt de ontvanger van de belastingen dwangbevelen uit. Vervolgens gaat de man in beroep tegen de dwangbevelen bij Rechtbank Limburg. Hij begint met de stelling dat de inspecteur de aanslagen op een te hoog bedrag heeft gesteld. De civiele rechter wijst hem echter erop dat de procedures over de heffing al gevoerd zijn. In zo’n geval is het in beginsel niet mogelijk om dan ook nog eens een procedure in de sfeer van de inning te voeren. Ten tweede betoogt de man dat op deze bepaling een uitzondering geldt omdat hij gebruik heeft gemaakt van de inkeerregeling. De rechtbank wijst dit standpunt af. De man heeft namelijk pas in oktober 2018 toegegeven dat hij houder was van buitenlandse bankrekeningen. Hij is daardoor veel te laat met het verschaffen van informatie om als inkeerder te kwalificeren. De civiele rechter verklaart het beroep van de man ongegrond. Bron: Rb. Limburg 29-07-2020

© lArcade 2024