Inloggen

Archief

Woningmarkt blijft oververhit

Een eigen huis bemachtigen wordt voor starters en mensen met een modaal inkomen steeds ingewikkelder. De bestaande koopwoningen waren in januari 9,3 procent duurder dan in januari 2020. Het is de grootste prijsstijging in ruim twee jaar. Dat blijkt uit onderzoek van het CBS en het Kadaster.
In alle 77 regio's waarin de makelaars Nederland verdelen werd in het laatste kwartaal van 2020 vaker overboden dan een jaar eerder. Den Helder Texel, Hardenberg en Ruurlo Eibergen zijn de regio's waar het aantal transacties met een overbieding het meest is toegenomen. In de regio Amsterdam is het aandeel van overbiedingen het minst toegenomen. In andere grote steden zoals Utrecht, Groningen, Den Haag en Eindhoven is de toename zo'n 10 procentpunt. Het Kadaster registreerde in januari 24.516 woningtransacties. Dat is bijna 40 procent meer dan een jaar eerder en de grootste procentuele stijging sinds januari 2015. Mogelijk heeft de gewijzigde overdrachtsbelasting voor starters en woningbeleggers hiermee te maken. Onlangs kwam een coalitie van 34 organisaties met een plan om snel te gaan bouwen: de partijen pleiten ervoor dat er de komende tien jaar 1 miljoen woningen worden gebouwd. Bron: NOS, 22 februari 2021

Niet-exploitabel bedrijfsdeel kan wel waarde hebben

Het komt in de praktijk voor dat een bedrijfsdeel van een woonboerderij geen exploitatiemogelijkheden heeft. Deze omstandigheid sluit volgens Rechtbank Gelderland niet uit dat het bedrijfsdeel een positieve waarde heeft.
Een paardenfokker koopt in 2004 een woonboerderij voor € 850.000. De man wil deze boerderij niet alleen gebruiken voor bewoning. Het is ook zijn bedoeling om daar een paardenfokkerij, pensionstal en een trainingscentrum voor paarden te beginnen. Het perceel bevat zowel cultuurgrond als ondergrond van de woning en van de bedrijfsgebouwen. De man rekent de bedrijfsgebouwen inclusief ondergrond en de cultuurgrond tot zijn ondernemingsvermogen. Hij plaatst deze activa op zijn fiscale balans voor € 164.709. Daarbij is al een bedrag van een herinvesteringsreserve afgeboekt. In april 2016 verkoopt de man de woonboerderij voor een totaalbedrag van € 737.500. Hij rekent een bedrag van € 213.000 van de verkoopprijs toe aan het bedrijfsgedeelte. De Belastingdienst meent echter dat een bedrag van € 438.500 is toe te rekenen aan het bedrijfsgedeelte. De man heeft in dat geval een hoger fiscaal voordeel genoten. De paardenfokker en de fiscus komen er niet uit. Het geschil mondt uit in een beroepsprocedure. Tegen de tijd dat de zaak voor Rechtbank Gelderland ligt, neemt de man een ander standpunt in. Hij beweert helemaal geen boekwinst te hebben behaald, omdat de verkoopprijs van de woonboerderij lager is dan de aankoopprijs. Aangezien de waarde van woningen gemiddeld is gestegen, wil de paardenfokker de gehele verkoopprijs toerekenen aan de woning. De Belastingdienst bestrijdt het standpunt van de paardenfokker door een berekening van de waarde van het bedrijfsdeel te overleggen. Deze berekening heeft plaatsgevonden met toepassing van de vergelijkingsmethode en de gecorrigeerde vervangingswaarde. Maar dat is onvoldoende om de rechtbank te overtuigen. De inspecteur heeft alleen voor de waardebepaling van de cultuurgrond een onderbouwing van zijn berekening gegeven. Bovendien houdt hij geen rekening met de stelling van de man dat beroepsmatige exploitatie door gemeentevoorschriften vrijwel is uitgesloten. Het ontbreken van exploitatiemogelijkheden betekent overigens niet dat de bedrijfsgebouwen en de cultuurgrond geen enkele waarde hebben. De bedrijfsgebouwen kunnen sloopwaardig zijn. Misschien kan men beschikken over de cultuurgrond, zo redeneert de rechtbank. Daarom stelt de rechter de waarde van het bedrijfsdeel zelf vast op € 354.000. De paardenfokker heeft dus een fiscale boekwinst behaald van € 189.291. Bron: Rb. Gelderland 22-12-2020

Eerste dag TVL Q1 2021: record aantal aanvragen

Al 12.242 ondernemers hebben op de eerste dag dat TVL Q1 2021, de derde ronde van de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL), kon worden aangevraagd een aanvraag ingediend.
Het is een recordaantal aanvragen in zo’n klein tijdsbestek. Ten opzichte van de openingsdag van het vierde kwartaal van 2020 is dit een stijging van 36%. Toen ging het om 8.961 aanvragen. De aanvragen zijn vooral gedaan door restaurants, kappers en cafés. Daarna volgen taxibedrijven, autorijscholen, fastfoodrestaurants en schoonheidsspecialisten. De Europese Commissie moet veel voorwaarden die gelden voor de TVL voor het eerste kwartaal van 2021 nog goedkeuren. Deze goedkeuring volgt waarschijnlijk eind maart. Tot die tijd krijgen ondernemers die aan alle voorwaarden voldoen, een voorschot van 80% volgens de voorwaarden van TVL Q4 2020. RVO past dit later aan. Voor het eerst kunnen ook niet-mkb’ers de TVL aanvragen. Zij moeten nog wel wachten op de goedkeuring van de Europese Commissie en op de aanpassingen die nodig zijn in het aanvraagsysteem. TVL Q1 2021 kan tot en met 30 april 2021 17:00 uur worden aangevraagd via www.rvo.nl/tvl. In de subsidieperiode van het vierde kwartaal 2020 (TVL Q4 2020) deden 90.202 ondernemers een beroep op de TVL. Dit komt neer op een bedrag van ver boven de € 1 miljard. Bron: RVO.nl 16-02-2021

Stelselwijziging op grond van vertrouwensbeginsel

De Belastingdienst staat vaak afwijzend tegenover een verandering van een waarderingsstelsel bij een onderneming. Zeker als door deze stelselwijziging meer verlies te verrekenen is. Heeft de fiscus de indruk gewekt dat een herwaardering van de activa naar de waarde in het economische verkeer is toegestaan? Dan kan de onderneming met een beroep op het vertrouwensbeginsel toch overgaan tot herwaardering.
Een bv waardeert haar machines, installaties en bedrijfspand tegen de historische kostprijs minus afschrijvingen. Vanaf 2015 volgt zij een nieuwe waarderingsstelsel, waarbij zij de eerdergenoemde activa herwaardeert naar de waarde in het economische verkeer. Dit leidt voor alle activa tot een hogere boekwaarde. De boekwaarde van het bedrijfspand stijgt bijvoorbeeld op 31 december 2015 met € 113.316. Deze fiscale winstverhoging geeft de bv de mogelijkheid om meer verliezen uit 2006 verrekenen. Maar de fiscus vindt deze gang van zaken onacceptabel. Het geschil belandt voor Hof Arnhem-Leeuwarden. De inspecteur haalt een besluit van de staatssecretaris van Financiën uit 2014 erbij. De staatssecretaris behandelt onder meer stelselwijzigingen om het verdampen van eigen verliezen te voorkomen. Is zo’n stelselwijziging in overeenstemming met goed koopmansgebruik? Dan hoeft er geen probleem te zijn. Maar de ondernemer moet het stelsel bestendig toepassen. Bovendien mag geen sprake zijn van een incidenteel fiscaal voordeel. De staatssecretaris merkt daarbij nog het volgende op. Een waardering op werkelijke waarde van bijvoorbeeld de onroerende zaken is in strijd met het voorzichtigheidsbeginsel. Zo’n waardering staat eveneens op gespannen voet met het realisatiebeginsel. Deze specifieke stelselwijziging is dus volgens de fiscus in strijd met het goedkoopmansgebruik De bv stelt dat de Belastingdienst bij haar het te honoreren vertrouwen heeft opgewekt dat haar aangifte vennootschapsbelasting juist was. Het hof vindt het aannemelijk dat in ieder geval de bv zelf geloofde dat de stelselwijziging conform goedkoopmansgebruik was. Door het overleggen van taxatierapporten had zij haar waarderingsmethode onderbouwd. Bovendien gelooft het hof dat bij de bv de indruk is ontstaan dat zij alleen nog maar de waarde van het bedrijfspand hoefde te onderbouwen. De inspecteur heeft deze indruk niet zo snel mogelijk weggenomen. Daarom honoreert het hof het beroep van de bv op het vertrouwensbeginsel. Aan de vraag of de stelselwijziging conform het goedkoopmansgebruik is, komt het hof niet meer toe. Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 02-02-2020 (gepubl. 12-02-2021

Overeenkomst bezorger bij Deliveroo is dienstbetrekking

Een poging van Deliveroo om de arbeidsrelatie van haar maaltijdbezorgers te doen kwalificeren als een overeenkomst van opdracht is mislukt. Hof Amsterdam oordeelt dat de bezorgers in dienstbetrekking zijn bij het bedrijf.
Deliveroo koppelt via een digitaal platform onafhankelijke restaurants via een bestel- en betaalsysteem aan klanten Zij biedt deze restaurants daarbij onder andere een bezorgdienst aan. Deliveroo maakt gebruik van de diensten van bezorgers. Van september 2015 tot in de loop van 2018 werken deze bezorgers in dienstverband voor Deliveroo. Dit gebeurt op basis van arbeidsovereenkomsten voor maximaal 23 maanden. Het gaat hierbij om een min-max oproepcontract met een minimum van een uur en een maximum van 160 uur per maand. Betalingen vinden plaats overeenkomstig het wettelijk minimum (jeugd)loon. In 2018 wil Deliveroo de arbeidsovereenkomsten met de bezorgers niet meer verlengen. In plaats daarvan moeten de bezorgers zich als ondernemer laten inschrijven in het Handelsregister. Deliveroo laat hen vervolgens werken op grond van opdrachtovereenkomsten. Vakbondsorganisatie FNV vordert voor recht dat de bezorgers hun werkzaamheden verrichtten in het kader van een dienstbetrekking. De kantonrechter oordeelt dat FNV ontvankelijk is en willigt zijn verzoek in. Deliveroo gaat in hoger beroep tegen deze beslissing. Zij betwist onder andere dat sprake is van dienstbetrekkingen. Het hof gaat daarom na of is voldaan aan de kernelementen van de dienstbetrekking. Dat zijn de elementen ‘arbeid’, ‘loon’, ‘in dienst zijn’ en ‘gedurende zekere tijd’. Wat de arbeid betreft merkt het hof op dat onder het log-in systeem van Deliveroo bezorgers zich bij gelegenheid kunnen laten vervangen. Er is echter geen praktijkgeval geweest waarin een bezorger zich permanent zonder acceptatie van Deliveroo door een ander liet vervangen. Bovendien meent het hof dat de vervangingsmogelijkheid van de bezorger het bestaan van een arbeidsovereenkomst niet per definitie uitsluit. De volgende stap ziet op het betalen van loon. Deliveroo betaalt de bezorgers voor de verrichte werkzaamheden. Alleen al daardoor voldoet zij volgens het hof aan het loonvereiste. Daarnaast verzorgt Deliveroo zelf de facturen waarop haar betalingen zijn gebaseerd. Deze zal zich eerder voordoen bij een dienstbetrekking dan bij een opdrachtovereenkomst. Zelfstandige opdrachtnemers stellen normaal gesproken immers zelf hun factuur op. Vervolgens gaat het hof na of een gezagsrelatie aanwezig is. De werkzaamheden in deze casus vereisen weinig aanwijzingen. Dat zegt niet veel over de af- of aanwezigheid van een dienstbetrekking. Deliveroo houdt via een gps-systeem echter wel bij waar de bezorger zich bevindt ten opzichte van het restaurant en bezorgadres. Verder meent het hof dat de bezorgers kernactiviteiten verrichten voor Deliveroo. Op haar website geeft Deliveroo aan dat maaltijdbezorging het hart van de organisatie is. Bovendien is het Deliveroo die de inhoud van de contracten en de organisatie van de werkzaamheden steeds eenzijdig wijzigt, wat eveneens wijst op een dienstbetrekking. Daarnaast zijn de bezorgwerkzaamheden voor de meeste bezorgers een bijbaantje. De vakbond doet een beroep op een rechtsvermoeden. Dit rechtsvermoeden gaat op als iemand tegen beloning gedurende drie opeenvolgende maanden, wekelijks of gedurende minstens twintig uren per maand arbeid verricht voor een ander. In deze situatie is het vermoeden dat deze arbeid is verricht op grond van een arbeidsovereenkomst. Zo’n rechtsvermoeden is te weerleggen, maar Deliveroo slaagt daar niet in. Het hof stelt daarom vast dat hier geen sprake is van arbeid van een verwaarloosbare omvang. Al deze omstandigheden doen het hof tot het oordeel komen dat hier sprake is van een dienstbetrekking. Bron: Hof Amsterdam 16-02-2021

© lArcade 2024