Inloggen

Archief

Vergoeding bij valse ontslagreden

Als hulpmiddel voor het bereken van de schade voor een werknemer bij ontslag bestaat al enige tijd de site Hoelangwerkloos.nl. Die site helpt te bepalen wat de verwachte werkloosheidsduur is voor een werknemer en dus de schade als gevolg van loonderving. Vooral bij kennelijk onredelijk ontslag is de daadwerkelijke schade van belang voor het bepalen van de vergoeding. De kantonrechter te Maastricht gaf onlangs in een kennelijk-onredelijkontslagzaak aan dat een berekening van de vergoeding met behulp van deze tool niet voor de hand lag.
De zaak betrof een dierenartsassistente die was ontslagen om bedrijfseconomische redenen. Een van de medewerkster stelde dat er sprake was van kennelijk onredelijk ontslag en stelde een vordering in van € 24.000, waarvan € 14.000 vanwege (afgerond) 30% loonderving over 350 dagen verwachte werkloosheid en € 10.000 vanwege gederfde levensvreugde. Voor de berekening van de loondervingschade had ze gebruik gemaakt van de door de Universiteit van Amsterdam ontwikkelde tool hoelangwerkloos.nl. De werkgever had aangegeven dat de praktijk geen behoefte meer had aan assistentie. Nadat UWV Werkbedrijf de vergunningen had verleend en de dierenartsassistentes waren ontslagen nam de praktijk wel een hondentrimster in dienst, waarvan – zo oordeelde de kantonrechter – het onwaarschijnlijk was dat ze ook niet voor een deel de taken van de dierenartsassistentes overnam. Als daarmee al niet de ontbindende voorwaarde waaronder het UWV toestemming voor het ontslag had verleend, in vervulling gegaan is, dan is volgens de kantonrechter op zijn minst sprake van een vorm van valsheid in de redengeving van de opzegging, namelijk op het punt dat in het geheel geen werk voor een dierenassistente in de kliniek. In een dergelijk geval gaat het dan volgens de kantonrechter niet om het berekenen van de financiële schade aan de hand van de tool Hoelangwerkloos.nl, maar ligt het meer voor de hand om aansluiting te zoeken bij de methodiek die de kantonrechtersformule kent. Gezien het aantal dienstjaren en de leeftijd van de werkneemster komt de kantonrechter al op een bedrag hoger dan de gevorderde € 24.000, zonder nog rekening te houden met een eventuele bijstelling van de C-factor naar boven. De kantonrechter concludeert daarom tot toewijzing van het volledige primair gevorderde bedrag en gaat voorbij aan het beroep van de werkgever op financieel onvermogen. Bron: Ktr. Maastricht (ktr.) 6-08-2014

Digitaal deponeren jaarrekening straks verplicht?

Minister Kamp van Economische Zaken wil dat bedrijven vanaf 2017 hun jaarrekening elektronisch deponeren bij de Kamer van Koophandel. Een conceptwetsvoorstel is ter consultatie voorgelegd waarin dit is opgenomen. Nu kunnen ondernemers nog kiezen voor een papieren of een digitale versie van de jaarrekening.
Vorig jaar deponeerde slechts 4% van de bedrijven hun gegevens digitaal via Standard Business Reporting (SBR). De minister wil dat deze standaard straks voor de meeste bedrijven verplicht is. De Belastingdienst hanteert deze standaard al langer. Volgens de minster biedt digitalisering grote voordelen, zoals minder administratieve lasten. Maar stimuleren en ondersteunen van vrijwillig gebruik van SBR heeft totnogtoe niet het gewenste effect gehad. Leveranciers van financiële software wachten af met erin te investeren omdat het onzeker is dat ondernemers die software wel grootschalig zullen afnemen. De minister wil daarom overgaan tot een verplichtstelling. Voor kleine bedrijven blijft er als alternatief voor SBR de mogelijkheid om gebruik te maken van de online service van de Kamer van Koophandel. Zij hoeven daarvoor dus geen nieuwe administratiesoftware aan te schaffen. De minster verwacht dat de ruim 800.000 deponeringsplichtige bedrijven met SBR in totaal € 8,4 miljoen administratieve lasten per jaar kunnen besparen vanaf 2017. De investeringen zullen met name moeten worden gedaan doord de financiële intermediairs. Ook zullen zij door het digitaal aanleveren een deel van hun omzet missen. Geïnteresseerden kunnen via de site www.internetconsultatie.nl nog tot 5 september reageren op het conceptwetsvoorstel. Bron: Internetconsultatie.nl, 23-07-2014

Belastingdienst mag klantgegevens SMSParking gebruiken

De Belastingdienst mag van Hof Den Bosch de klantgegevens van het bedrijf SMS Parking gebruiken. Vorig jaar had de kortgedingrechter nog bepaald dat het bedrijf geen gegevens over zijn klantenpakket hoefde te overleggen aan de Belastingdienst. Hof Den Bosch is echter een andere mening toegedaan.
De Belastingdienst wil de parkeergegevens (kenteken, datum, plaats (locatie) en tijd) over 2012 gebruiken ten behoeve van de motorrijtuigenbelasting, de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (BPM), de belasting zware motorrijtuigen, de inkomstenbelasting, de loonbelasting, de vennootschapsbelasting en de omzetbelasting. De parkeergegevens zullen op basis van kentekeninformatie worden gefilterd op fiscale relevantie. Alleen voor wat betreft gegevens die hits op leveren zal worden over gegaan tot identificatie en deze zullen verder worden onderzocht. Alle niet-relevante gegevens worden direct na filtering vernietigd. Een hit betekent dat de diensten van SMSParking ergens in Nederland kunnen worden gekoppeld aan een voertuig dat in de bestanden bij de fiscus staat geregistreerd als een voertuig dat uitsluitend voor zakelijke doeleinden wordt gebruikt, dan wel als een voertuig met een geschorst kenteken of een voertuig dat zich in de bedrijfsvoorraad van autohandelaren bevindt. Volgens het hof blijkt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad niet dat het opvragen van gegevens bij een administratieplichtige inbreuk maakt op de privacy. Daarbij maakt het niet uit dat het om een aanzienlijke omvang van de verzochte gegevens gaat en dat deze gegevens in een omvangrijk databestand staan. Vaststaat dat het gaat om een controle die wordt uitgeoefend op een voorraad zakelijk gebruikte auto’s van ongeveer 2,5 miljoen, ongeveer 150.000 voertuigen met een geschorst kenteken en ongeveer 600.000 auto’s in voorraad bij dealers, afgezet tegen een aantal van ongeveer 9 miljoen geregistreerde auto’s. Naar het oordeel van het hof is het inzetten van dit fiscale controlemiddel voor de grote hoeveelheid voertuigen die zich in dit kader daartoe lenen alleszins proportioneel te achten. Het doel is immers de controle op een gedraging (het gebruik van een auto) die fiscaal van belang kan zijn, waarbij niet de opsporing van strafbare feiten voorop staat en daar ook niet haar rechtvaardiging aan ontleent. Bovendien staat op voorhand voldoende vast dat de parkeergegevens van andere voertuigen, die niet vallen binnen de hiervoor genoemde categorieën, dadelijk nadat een eerste controle op basis van die categorieën heeft plaatsgevonden, door de Belastingdienst worden vernietigd. Kortom, SMSParking heeft geen gerechtvaardigd belang om de afgifte van de gevraagde gegevens te weigeren. Bron: Hof Den Bosch 19-08-2014

Geen levensvatbaar bedrijf, geen bbz

Zelfstandigen kunnen een beroep doen op financiële bijstand van hun gemeente op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004. Daarvoor gelden wel enkele voorwaarden, waaronder, afhankelijk van de situatie, de levensvatbaarheid van het bedrijf.
Een zelfstandige exploiteert een taxibedrijf. Vanaf 2005 vraagt hij een aantal maal een uitkering ingevolge het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) aan. De eerste aanvraag in 2005, met het oog op de exploitatie van een taxibedrijf, wordt afgewezen, omdat het bedrijf niet levensvatbaar wordt geacht. In 2007 krijgt hij wel bijstand in de vorm van een geldlening. In juli van dat jaar start hij met het taxibedrijf. In 2009 krijgt hij weer een lening op grond van het Bbz 2004 na een ongeluk met zijn taxi. Oktober 2011 doet hij weer een nieuwe aanvraag, die echter wordt afgewezen. De gemeente heeft een bedrijfsconsultancy firma om advies gevraagd over de aanvraag. Dit consultancybureau komt tot de conclusie dat het bedrijf niet levensvatbaar is. Volgens dit bureau komen de tegenvallende bedrijfsresultaten door onvoldoende commerciële en financiële ondernemerscapaciteiten, hevige concurrentie en een bedreigende marktsituatie. De ondernemer onderneemt te weinig actie om de bedrijfsresultaten te verbeteren en zijn houding is te afwachtend. Volgens de bedrijfsadviseurs zal omzetstijging uitblijven met als gevolg een negatieve aflossingscapaciteit voor de komende drie jaar. De ondernemer voert nog aan dat door rugklachten de omzet is achtergebleven, maar dat is voor het bureau geen aanleiding het advies te wijzigen. Een vervolgonderzoek naar het verband tussen de omzet en de gewerkte uren wijst uit dat het aantal uren dat de ondernemer beschikbaar is voor zijn werk niet de belangrijkste oorzaak is voor de verslechterde financiële positie. Ook de rechtbank en vervolgens de Centrale Raad van Beroep (CRvB) komen tot de conclusie dat het bedrijf niet levensvatbaar is en de Bbz-uitkering daarom terecht is afgewezen. De CRvB overweegt dat op grond van het Bbz 2004 het bedrijf (of zelfstandig beroep) waaruit de zelfstandige na bijstandsverlening een inkomen zal verwerven toereikend moet zijn om het bedrijf voort te zetten en in het bestaan te voorzien. En daarnaast moet het inkomen toereikend zijn om alle aflossingsverplichtingen te voldoen. Het adviesbureau had de omzetprognose voor de komende drie jaren (na december 2011) vastgesteld op € 11.800, respectievelijk € 12.300 en € 13.000, terwijl minimaal een omzet van € 35.700 nodig was om aan alle zakelijke en privéverplichtingen te kunnen voldoen. Duidelijk is gemaakt dat de oorzaak van de problemen niet is gelegen in het aantal beschikbare uren. En de ondernemer zelf heeft niet aannemelijk gemaakt, bijvoorbeeld door een deskundig tegenadvies, dat dit anders is. Bron: CRvB 19-08-2014

Verwevenheid zakelijk en privé maakt ritten nog niet zakelijk

Een journalist/columnist probeert vergeefs onder de bijtelling privégebruik uit te komen. Zijn stelling dat tussen privé en zakelijk bij hem geen scheidslijn is aan te brengen, waardoor alle ritten zakelijk zijn, vindt geen gehoor bij de rechter.
Een journalist/columnist werkt voor een dagblad waarvoor hij dagelijks een column schrijft over algemene maatschappelijke onderwerpen. Over de jaren 2006 en 2007 krijgt hij een naheffingsaanslagen loonheffingen en zorgverzekeringswet in verband met het privégebruik van door de werkgever ter beschikking gestelde auto’s. Voor de auto’s is in de onderhavige jaren een ‘verklaring geen privégebruik auto’ afgegeven, waardoor er geen bijtelling heeft plaatsgevonden. De werknemer heeft over die jaren geen kilometeradministratie bijgehouden. Voor Rechtbank Noord-Holland voert de journalist/columnist aan dat alle ritten zakelijk zijn. Zijn columns hebben als onderwerp de samenleving in al haar facetten. Hij stelt dat hij iedere dag op zoek is naar onderwerpen voor zijn columns, en iedere rit – ook al gebeurt dat vaak niet – kan tot een column leiden. Er is volgens hem geen sprake van privégebruik van de auto omdat er geen scheidslijn is aan te brengen tussen privé en zakelijk. De rechtbank volgt hem niet in die stelling. In lijn met een arrest van de Hoge Raad uit 1997 is de rechtbank van oordeel dat ook bij verwevenheid niet iedere rit als zakelijk kan worden aangemerkt. Niet kan worden gezegd dat omdat elke rit – bijvoorbeeld een autorit naar een bakker om een brood te kopen – mogelijk materiaal voor een column kan opleveren, deze rit daarom als zakelijk moet worden aangemerkt. Een dergelijke rit dient in beginsel te worden aangemerkt als een privérit. Dit is slechts anders indien de columnist met een als zodanig aanwijsbaar vooropgesteld doel een column beoogt te schrijven en hiervoor een autorit aflegt. Ook het beroep op het vertrouwensbeginsel vindt bij de rechter geen gehoor. Het feit dat in voorgaande jaren de aangifte is gevolgd betekent nog niet dat er sprake is geweest van een standpuntbepaling door de inspecteur waaraan de belastingplichtige vertrouwen kon ontlenen. Ook zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel – de journalist/columnist voert een voormalig burgemeester aan – bij wie bijtelling achterwege bleef. Hierover oordeelt de rechter dat voor zover die burgemeester het gestelde voordeel heeft genoten, er sprake is van een onjuiste wetsinterpretatie die niet kan leiden tot een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel. Bron: Rb. Noord-Holland 14-07-2014

© lArcade 2024