Inloggen

Archief

Vergeet niet de revisierente

Wanneer een lijfrenteverzekering voortijdig wordt afgekocht, moet revisierente worden betaald. Dit geldt ook als de reden voor afkoop een penibele financiële positie is geweest en de belastingplichtige bij de afkoop in zijn ogen zelfs verlies heeft geleden.
Op grond van de Algemene Wet Rijksbelastingen wordt revisierente in rekening gebracht op het moment dat een inkomensvoorziening – bijvoorbeeld een lijfrenteverzekering – waarvoor in de inkomstenbelasting premies als negatieve uitgaven in aanmerking zijn genomen, niet meer voldoet aan de voorwaarden. De hele aanspraak is dan ineens belast en een revisierente (20%) compenseert (op forfaitaire wijze) het rentenadeel van de staat. Hiermee wil de wetgever voorkomen dat beleggingswinsten op een willekeurig tijdstip te gelde worden gemaakt. Een belastingplichtige die in 1998 een lijfrenteverzekering afsluit voor een periode van twintig jaar koopt deze in 2010 af. Op de afkoopsom houdt de verzekeraar loonheffing in en daarnaast brengt de inspecteur, naast de aanslag IB 2010, in een afzonderlijke beschikking € 10.643 aan revisierente in rekening. De belastingplichtige gaat hiertegen in bezwaar en beroep. Bij het hof betwist hij niet dat de inspecteur correct de wettelijke regeling heeft toegepast, maar zijn bezwaar is dat het in zijn geval zo onbillijk en onrechtvaardig uitpakt. Hij kocht de lijfrenteverzekering af omdat hij financieel in zwaar weer zat. Met de afkoopsom is onder meer zijn belasting betaald. Bovendien heeft hij bij de afkoop verlies geleden: hij kreeg minder terug dan hij had ingelegd. Nu incasseert de overheid dubbel: én inkomstenbelasting én revisierente. Het hof houdt het simpel: revisierente is op grond van de wet verschuldigd en het is niet aan de rechter om te oordelen of de wet in deze situatie onbillijk uitpakt of niet. Bron: Hof Amsterdam 12-03-2015

Fashion- en Sport: in gesprek over cao, maar niet met grote bonden

Op 16 april zijn de onderhandelingen voor de cao Fashion- & Sportdetailhandel gestart. Werkgevers INretail heeft hiervoor echter niet FNV Handel en CNV Dienstenbond uitgenodigd, maar schuift alleen aan tafel met de kleine bond Alternatief voor Vakbond.
FNV Handel noemt de uitsluiting van de grote vakbonden door INretail tekenend voor het gebrek aan realiteitszin van de werkgevers. Volgens de FNV-bond is het enige wat de werkgevers willen de zondagstoeslag afschaffen. Met de grote bonden zouden ze dat niet voor elkaar krijgen. Uit een onderzoek van FNV Handel zou blijken dat een overgrote meerderheid van de werknemers de zondagstoeslag wil behouden. Volgens FNV is Alternatief voor Vakbond ook absoluut niet representatief voor de werknemers in de sector. De cao-onderhandelingen tussen INretail en AVV zijn voor FNV Handel aanleiding om de samenwerking met de werkgevers in de detailhandel op diverse fronten stop te zetten. CNV Dienstenbond kondigt aan dat als het Inretail lukt om een cao af te sluiten met Alternatief voor Vakbond, het zich zal verzetten tegen een algemeen verbindend verklaring van die cao. Dit kan er dan toe leiden dat de huidige cao (inclusief de zondagstoeslag) voor leden van CNV Dienstenbond geldig blijft. Bron: FNV 16-04-2015

iPad toch een computer

De iPad blijkt fiscaal een lastig apparaat. Volgens Rechtbank Haarlem is het een computer. Hof Amsterdam meende dat het eigenlijk toch meer een communicatiemiddel is en dus fiscaal moet worden behandelt als telefoon. Maar volgens de advocaat-generaal bij de Hoge Raad is de ‘telefoonfunctie’ toch ondergeschikt aan de overige functies en taken van het apparaat, zodat de conclusie is: een ‘computer’.
De zaak betrof het mediabedrijf RTL dat in 2010 aan haar vaste medewerkers een iPad had verstrekt. De medewerkers hoefden geen eigen bijdrage te betalen, over het gebruik waren geen afspraken gemaakt en bij uit dienst treden konden de medewerkers de iPad meenemen. Is het een computer dan geldt voor de onbelaste verstrekking (we hebben het over 2010) het criterium van een zakelijk gebruik van minimaal 90%. Is het een telefoon/communicatiemiddel dat geldt een zakelijkheidscriterium van 10%. Advocaat-generaal Niessen meent dat een communicatiemiddel (ook) kan kwalificeren als computerachtige. Komt een apparaat voor beide categorieën in aanmerking, dan gaan de regels voor computers voor. Daar elke tablet verschillende eigenschappen en functies kent, hangt het volgens Niessen van de kenmerken van het betreffende apparaat af bij welke categorie het kan worden ingedeeld. Gezien de veelzijdigheid aan functies van de iPad is de conclusie dat de ‘telefoonfunctie’ ondergeschikt is en het moet worden aangemerkt als ‘computer’. Het wachten is nog op het eindoordeel van de Hoge Raad, maar het ziet somber uit voor werkgevers die nog een geschil hebben lopen over de verstrekking van iPads of het vergoeden van de kosten daarvan. Overigens gelden met ingang van 1 januari 2015 andere regels. Voor de onbelaste verstrekking geldt nu het noodzakelijkheidscriterium. Bron: Conclusie AG 31-03-2015

Alternatief voor Beschikking geen loonheffing

In een brief aan de Tweede Kamer kondigt staatssecretaris Wiebes van Financiën een alternatief aan voor de Beschikking geen loonheffing (BGL). Het alternatief is het resultaat van overleg met diverse organisaties naar aanleiding van het vorig jaar ingediende wetsvoorstel Beschikking geen loonheffing.
Het alternatief houdt in dat belangenorganisaties van opdrachtgevers of belangenorganisaties van opdrachtnemers, en ook individuele opdrachtgevers of opdrachtnemers, overeenkomsten van opdracht kunnen voorleggen aan de Belastingdienst, die dan een oordeel geeft over de overeenkomst. Die beoordeling moet partijen zekerheid geven over de gevolgen van de overeenkomst voor de loonheffing. De overeenkomsten worden alleen beoordeelt op de elementen die van belang zijn om na te gaan of er sprake is van de plicht tot het afdragen of voldoen van loonheffingen. Als er geen verplichting is tot het afdragen of voldoen van loonheffingen, bevestigt de Belastingdienst dit schriftelijk. De opdrachtnemer kan in dat geval geen aanspraak maken op een uitkering op grond van de werknemersverzekeringen. Het UWV volgt het oordeel van de Belastingdienst. Net als bij het oorspronkelijke voorstel van de BGL wordt er geen oordeel gegeven over de fiscale kwalificatie van de inkomsten van de opdrachtnemer in de inkomstenbelasting. De Belastingdienst zal zelf voorbeeldovereenkomsten opstellen. Deze voorbeeldovereenkomsten en door brancheorganisaties voorgelegde overeenkomsten zullen openbaar worden gemaakt. Ook voorgelegde individuele overeenkomsten zullen openbaar worden gemaakt (tenzij opdrachtgever en/of opdrachtnemer hier bezwaar tegen hebben), zodat deze door andere opdrachtgevers en opdrachtnemers kunnen worden gebruikt. Verder wil de staatssecretaris per sector overeenkomsten gaan beoordelen, zodat rekening kan worden gehouden met de terminologie en afspraken die in een sector gebruikelijk zijn en met sectorale wetgeving. De zekerheid die een opdrachtgever aan de beoordeling kan ontlenen geldt uitsluitend als de arbeid ook daadwerkelijk wordt verricht overeenkomstig de voorgelegde overeenkomst. De beoordeling door de Belastingdienst wordt schriftelijk vastgelegd en daarbij wordt aangegeven voor welke termijn een vrijwaring wordt gegeven. Gedacht wordt aan een termijn van vijf jaar, met een voorbehoud als de wet- of regelgeving gedurende die vijf jaar wijzigt. Ook jurisprudentie kan aanleiding geven om een eerder beoordeelde overeenkomst in te trekken. Het voorstel zal worden uitgewerkt in een Nota van wijziging bij het wetsvoorstel BGL en zal (naar wordt beoogd) per 1 januari 2016 in werking treden. De huidige VAR blijft tot die tijd bestaan. Bron: MvF 20-04-2015

Wettelijk minimumloon omhoog

Twee keer per jaar wordt het wettelijk minimumloon aangepast aan de welvaartsontwikkeling. Op 20 april heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de nieuwe bedragen per 1 juli 2015 in de Staatscourant gepubliceerd.
Ditmaal is de verhoging 0,40%. Het wettelijk minimumloon voor werknemers van 23 jaar en ouder bij een volledig dienstverband bedraagt per 1 januari 2015 per maand € 1.507,80. Per week bedraagt het wettelijk minimumloon per 1 januari 2015 € 347,95 en per dag € 69,59. Het minimumjeugdloon is van deze bedragen afgeleid volgens een staffelingspercentage variërend van 85% voor een 22-jarige tot 30% voor een 15-jarige. De minimumjeugdlonen worden dus ook per 1 januari 2015 aangepast. Een landelijk wettelijk minimumuurloon kent de wet niet. Het uurloon kan per sector verschillen, afhankelijk van het aantal uren dat als normale arbeidsduur geldt. Onder normale arbeidsduur wordt verstaan de arbeidsduur die in de desbetreffende sector is afgesproken voor een volledige dienstbetrekking. In de meeste cao’s is deze arbeidsduur voor een fulltime dienstverband gesteld op 36, 38 dan wel 40 uur per week. U vindt het voor uw bedrijf geldende uurloon door het minimumloon per week te delen door de normale arbeidsduur per week voor uw bedrijf. Let op: volgens het nieuwe handhavingsbeleid van de Inspectie SZW wordt bij de beoordeling of in een bedrijf het minimumloon wordt betaald niet meer uitgegaan van een werkweek van 40 uur per week, maar van de werkelijke normale wekelijkse arbeidsduur in de bedrijfstak. Bron: Min SZW 8-04-2015, 2015-0000078229 (Stcrt 2015, 10678)

© lArcade 2024