Inloggen

Archief

Dga kan zijn vennootschap niet aanspreken

Een dga die zijn eigen vennootschap wil aanspreken vanwege blootstelling aan asbest, krijgt de kantonrechter niet aan zijn zijde. Het zou niet billijk zijn als hij de vennootschap aansprakelijk kan stellen voor de schade, doordat hij zijn taken als bestuurder niet naar behoren heeft uitgevoerd.
Eind januari 2012 wordt bij de dga van een loodgietersbedrijf maligne mesothelioom geconstateerd. In een brief van 17 maart 2012 stelt de dga zijn eigen vennootschap aansprakelijk, waarop de vennootschap zich tot haar verzekeraar (ASR) wendt, waarmee de vennootschap (vermoedelijk in 1982) een aansprakelijkheidsverzekering heeft gesloten. November 2012 gaat de vennootschap failliet waarop de dga de verzekeraar (op grond van art. 7:954 BW) rechtstreeks aanspreekt. De kantonrechter overweegt dat de dga zijn werkzaamheden als loodgieter steeds op basis van een arbeidsovereenkomst heeft verricht. De dga kan dan alleen een vordering op ASR hebben, indien de verzekeringnemer (de vennootschap) jegens hem ingevolge artikel 7:658 BW (zorgplicht werkgever) aansprakelijk is. De vraag is echter welke betekenis bij de toepassing van art. 7:658 BW toekomt aan de omstandigheid dat de werknemer dga is. De kantonrechter overweegt dat de aansprakelijkheid ingevolge art. 7:658 BW is gegrond op de zeggenschap die de werkgever over het werk en de werkomstandigheden heeft en op de ondergeschiktheid en afhankelijkheid van de werknemer. Deze aansprakelijkheid laat zich in dit geval moeilijk denken, nu in dit de geval de betreffende werknemer feitelijk leidinggevende en de hoogste beleidsbepaler van de werkgever was. Anders dan in een ondergeschiktheidsrelatie ligt het hier niet in de rede om rekening te houden met het ervaringsfeit dat het dagelijks werken in een gevaarlijke werkomgeving kan betekenen dat onvoldoende voorzichtigheid in acht wordt genomen. De dga is vanaf april 1982 allengs meer kantoorwerk gaan doen en stond derhalve als directeur op afstand van de feitelijke uitvoering van het loodgieterswerk. Bedoeld ervaringsfeit kan hij, als werknemer, daarom niet aan zichzelf als dga tegenwerpen. Hierbij is van belang dat hij er als enig aandeelhouder baat bij had dat het werk zo goedkoop mogelijk werd verricht en de veiligheidsmaatregelen op het bedrijfsresultaat en daarmee op de aan hemzelf toekomende winst zouden hebben gedrukt. Het zou bovendien in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid die een dga jegens de vennootschap in acht moet nemen, dat de dga zijn vennootschap aansprakelijk houdt voor schade die hij lijdt doordat hijzelf zijn taak als bestuurder niet naar behoren heeft uitgevoerd. De kantonrechter oordeelt dat de dga dus geen vordering heeft op zijn vennootschap, zodat de verzekeraar niet tot vergoeding van de schade is gehouden. Bron: Rb. Midden-Nederland 13-07-2016

Loonkosten in 2015 maar licht gestegen

De loonkosten per gewerkt uur van werknemers zijn met 0,6% gestegen in 2015. Dit is de kleinste stijging sinds 1996. In enkele bedrijfstakken zijn de loonkosten zelfs gedaald. De loonkostenstijging bleef vorig jaar vooral beperkt door lagere werkgeverspremies voor pensioen.
De stijging van de loonkosten per gewerkt uur was vorig jaar het grootst in de bedrijfstak informatie en communicatie: 2,9%. In deze bedrijfstak zijn de werkgeverspremies gestegen, terwijl die in alle overige bedrijfstakken daalden. Ook in de zorg en in het onderwijs was de loonkostenstijging relatief groot met beide 2,6%. In deze twee bedrijfstakken stegen de lonen per gewerkt uur sterk, maar zijn de werkgeverspremies gedaald. In enkele bedrijfstakken zijn de gemiddelde loonkosten gedaald. Bij financiële instellingen daalden ze het hardst met -2,2%. Dit kwam vooral doordat enkele banken geen extra stortingen deden voor pensioenen, terwijl ze dit in 2014 nog wel deden. De totale loonkosten bedroegen in 2015 ruim € 330 miljard. Hiervan heeft 79% betrekking op brutolonen, inclusief overwerk, bijzondere beloningen en bonussen. Daarbovenop komen de werkgeverspremies voor pensioen, arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, de Zorgverzekeringswet en de eindheffingen. De loonkostensubsidies zijn op de beloning in mindering gebracht. De gemiddelde loonkosten per gewerkt uur waren in 2015 het hoogst bij de financiële instellingen (€ 55) en het laagst in de horeca (€ 18). Bij de financiële instellingen werken relatief veel meer hoger opgeleiden en ouderen dan in de horeca. Deze verschillen in personeelsopbouw verklaren ongeveer de helft van het verschil in gemiddelde loonkosten. De gemiddelde loonkosten per gewerkt uur kwamen in 2015 uit op ruim € 33. Bron: CBS 25-07-2016

© lArcade 2024