Inloggen

Archief

Leeftijdbeperking in fiscale regeling scholingsaftrek kan

In antwoord op prejudiciële vragen van de Hoge Raad heeft het Europese Hof van Justitie aangegeven dat een fiscale regeling waarbij op grond van leeftijd een verschil wordt gemaakt bij de aftrek van scholingsuitgaven niet in strijd hoeft te zijn met de Europese Richtlijn voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (2000/78/EG). De zaak betrof een belastingplichtige die bezwaar had gemaakt tegen de regeling voor scholingsaftrek in de Wet IB 2001, waarbij hij als dertigplusser minder aftrek genoot dan jongere belastingplichtigen.
Op grond van art. 6.30 Wet IB 2001 (2009) komen scholingsuitgaven in aftrek voor zover het bedrag hoger is dan € 500 en niet tot een hoger bedrag dan € 15.000. Geen maximum geldt er via de zogenoemde standaardstudieperiode, dat wil zeggen een periode van niet meer dan 16 kalenderkwartalen (thans een aaneengesloten periode van vijf jaar) gelegen tussen de periode dat de belastingplichtige 18 jaar of ouder is , maar niet ouder dan 30 jaar. Een belastingplichtige, geboren in 1976, die in 2009 geen inkomen genoot, had over dat jaar een bedrag van € 44.057 in verband met een opleiding tot verkeersvlieger als scholingskosten opgevoerd. De inspecteur had hiervan slechts € 15.000 in aanmerking genomen. De man gaat in bezwaar en beroep. Hij maakt bezwaar voor het leeftijdsonderscheid dat in de wet wordt gemaakt. Het EU Hof oordeelt nu dat de belastingregeling weliswaar onderscheid maakt naar leeftijd, maar dat hiervoor een redelijke rechtvaardiging kan bestaan. Bijvoorbeeld het verbeteren van de positie van jongeren op de arbeidsmarkt en het stimuleren van het volgen van een beroepsopleiding door jongeren. Volgens het hof is niet gebleken dat de regeling verder gaat dan noodzakelijk is om het doel te bereiken. Het Hof concludeert dat de Europese Richtlijn voor gelijke behandeling in arbeid en beroep zich niet verzet tegen de Nederlandse regeling voor de aftrek van scholingsuitgaven. Wel moet de Hoge Raad nagaan of die regeling wordt gerechtvaardigd door een legitiem doel op het gebied van werkgelegenheids‑ en arbeidsmarktbeleid, en of de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn. In het op Prinsjesdag ingediende wetsvoorstel Wet fiscale maatregelen rijksmonumenten en scholing was de afschaffing van de scholingsaftrek per 1 januari 2018 opgenomen. Dit wetsvoorstel is inmiddels ingetrokken, waardoor ook de afschaffing van de scholingsaftrek (even) van de baan is. Minister Bussemaker (OC&W) heeft wel aangekondigd met een uitwerking te zullen komen van de voucherregeling die de fiscale regeling moet vervangen, zodat besluitvorming mogelijk is om per 2018 de fiscale aftrek scholingsuitgaven af te schaffen. Bron: HvJ 10-11-2016

Langer de tijd voor laatste stappen PEB

Staatssecretaris Wiebes geeft in een nota van wijziging bij het wetsvoorstel Wet Uitfasering PEB dga’s tot en met 31 maart 2017 de tijd om de laatste stappen te zetten die nodig zijn om het pensioen in eigen beheer aan te passen. Ook wijst de staatssecretaris er op dat in een vergadering van aandeelhouders het pensioen in eigen beheer premievrij moet worden gemaakt en de pensioenbrief moet worden aangepast.
Mede naar aanleiding van vragen uit de Tweede Kamer is duidelijk geworden dat voor de praktijk in sommige gevallen mogelijk te weinig tijd is om vóór inwerkingtreding van de betreffende wijzigingen (op 1 januari 2017) de nodige handelingen te verrichten. Daarom wordt met deze nota van wijziging een delegatiebepaling aan het voorstel van wet toegevoegd op basis waarvan de Minister van Financiën de mogelijkheid heeft om een extra periode te geven, waarin de directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) de laatste stappen kunnen zetten die nodig zijn om het pensioen in eigen beheer (PEB) aan te passen aan de per 1 januari 2017 door te voeren wijzigingen. Deze termijn zal op drie maanden worden gesteld, conform de aankondiging in de brief waarmee deze nota van wijziging naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. Uit de toelichting op de delegatiebepaling blijkt dat de termijn waarop het PEB premievrij moet zijn gemaakt en de pensioenbrief waarin de pensioenafspraken tussen het eigenbeheerlichaam en de dga zijn vastgelegd, wordt verlengd tot en met 31 maart 2017. De betreffende besluiten van de dga en eventueel nog andere aandeelhouders moeten in een aandeelhoudersvergadering worden vastgelegd. Door verlenging van de termijn wordt het onder meer mogelijk gemaakt om – desgewenst – vóór 1 april 2017 een extern verzekerd deel van een PEB over te dragen naar het eigenbeheerlichaam. Tevens wordt met de extra periode voorkomen dat dga’s die niet vóór 1 januari 2017 de noodzakelijke besluiten in een aandeelhoudersvergadering hebben genomen, vastgelegd en uitgevoerd, vanaf 1 januari 2017 direct met een fiscaal belaste pensioenaanspraak ter hoogte van de waarde in het economische verkeer van het PEB geconfronteerd worden. Bron: MvF 11-11-2016

Monumentenaftrek blijft bestaan in 2017

De in het Belastingplan 2017 aangekondigde afschaffing van de monumentenaftrek gaat niet door. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft in een brief aan de Tweede Kamer verzocht de behandeling van de Wet fiscale maatregelen rijksmonumenten en scholing aan te houden.
Aanleiding: opmerking van de Tweede Kamer en reacties uit het veld. Dit betekent dat in 2017 de huidige mogelijkheid van fiscale aftrek voor het onderhoud van monumentenpanden blijft bestaan. Het jaar 2017 zal worden gebruikt om te bekijken hoe de voorgestelde subsidieregeling anders vorm kan worden gegeven. De minister noemt in de brief enkele suggesties zoals een verhoging van de maximale subsidiabele kosten € 10.000 naar € 15.000 en de mogelijkheid om over een periode van twee jaar een aanvraag in te dienen tot maximaal € 30.000, zodat ook grotere onderhoudskosten voor subsidie in aanmerking kunnen komen. Ook stelt zij voor het subsidiepercentage te verhogen van 25% naar 35% van de onderhoudskosten en de de drempel te stellen op € 2.000 per twee jaar. Daarmee wordt het mogelijk om wel elk jaar onderhoud uit te voeren, maar het totale bedrag dat daarmee is gemoeid over de twee jaar opgeteld in de subsidieaanvraag op te nemen. Zo wordt de subsidie ook bereikbaar voor eigenaren die klein onderhoud uitvoeren. Bron: Min OCW 9-11-2016

Nieuwe cao op komst

Op 9 november jl. zijn de onderhandelingen over de totstandkoming van de eerste cao Kraamzorg gestart. Aan de onderhandelingen wordt deelgenomen door werkgeversorganisatie Bo Geboortezorg en de bonden FNV Zorg & Welzijn, CNV, NU’91 en FBZ.
Bo Geboortezorg is eind vorig jaar ontstaan uit een fusie van ActiZ Geboortezorg en BTN Sectie kraamzorg, waarbij ook SPOT kraamzorg zich heeft aangesloten. Bo Geboortezorg heeft bij haar oprichting aangegeven een flexibele eigen cao te willen die recht doet aan de eigenheid van de sector. Tot nu toe valt kraamzorg onder de cao van Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg, Kraam- en Jeugdgezondheidszorg. Aan het overleg voor de nieuwe cao ging een gezamenlijke kick-offbijeenkomst vooraf, waarbij een eerste verkenning plaatsvond over de inhoud en structuur van de nieuwe cao Kraamzorg. Een commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van Bo en de vakorganisaties, heeft zich de afgelopen maanden al gebogen over de beoogde tekst van de nieuwe cao. Inmiddels hebben al twee overlegrondes plaatsgevonden. Een volgend overleg staat gepland op 23 november. Bron: CNV 14-11-2016; Bo Geboortezorg 10-11-2016

Transitievergoeding vaker uitgangspunt bij reorganisaties

De transitievergoeding is steeds vaker het uitgangspunt bij bedrijfsreorganisaties. Bijna de helft van de in 2016 afgesloten sociale plannen gaat reeds uit van de nieuwe wettelijke ontslagvergoeding. Werkgeversvereniging AWVN verwacht dat de oude berekeningssystematiek voor de ontslagvergoeding, de kantonrechtersformule, de komende twee jaar helemaal zal verdwijnen.
Van de 56 sociale plannen die in 2016 werden afgesloten, waren 26 gebaseerd op de transitievergoeding. Eveneens 26 waren nog gebaseerd op de kantonrechterformule. De rest hanteerde een ander uitgangspunt voor het bepalen van de ontslagvergoeding. De transitievergoeding is in de wet opgenomen sinds 1 juli 2015 als onderdeel van de Wet Werk en Zekerheid, waarin het ontslagrecht ingrijpend werd gewijzigd. De transitievergoeding is onder meer bedoeld om ontslagen werknemers in staat te stellen om bijvoorbeeld bij- of omscholing te volgen. Het staat bedrijven vrij om de ‘kale’ transitievergoeding toe te passen of in een sociaal plan iets ‘extra’s’ af te spreken. Dat laatste is in driekwart van de regelingen met een transitievergoeding het geval. Daarbij gaat het om vermenigvuldiging van de transitievergoeding met een factor of om bijvoorbeeld een extra vergoeding voor werknemers die aangeven direct te zullen vertrekken. Bron: AWVN 10-11-2016

© lArcade 2024