Inloggen

Archief

Berekening KIA bij een samenwerkingsverband

Voor de hoogte van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) bij een samenwerkingsverband is de totale investering in het ondernemingsvermogen van het samenwerkingsverband relevant. De aldus berekende KIA wordt naar verhouding verdeeld over de firmanten.
Een firma investeert in 2016 voor € 128.000 in bedrijfsmiddelen. Aanvankelijk passen de firmanten ieder € 6.926 aan KIA toe. Na ontvangst van hun aanslag maken ze bezwaar tegen de hoogte van de KIA. In het bezwaarschrift stellen zij ieder recht te hebben op een KIA van € 13.852, behorende bij de investering van € 128.000 door de firma. Rechtbank Den Haag stelt aan de hand van de wettekst de hoogte van de KIA voor iedere firmant vast op € 6.926. De rechtbank kan het standpunt van de firmanten niet volgen. Dit standpunt gaat namelijk voorbij aan de wettelijke regeling van de KIA. In de parlementaire geschiedenis bij deze bepaling staat dat voor toepassing van de KIA bij samenwerkingsverbanden juist is beoogd voor samenwerkingsverbanden deze zoveel mogelijk hetzelfde te behandelen als bij eenmanszaken en bv’s. Daarom is voor de hoogte van de KIA het investeringsbedrag van het samenwerkingsverband relevant. Volgens de rechtbank komt daar ook nog bij dat het standpunt van de firmanten zou inhouden dat door beide vennoten ieder een bedrag van € 128.000 aan bedrijfsmiddelen is geïnvesteerd, terwijl de totale investering door beide firmanten € 128.000 is. Bron: Rb. Den Haag 17-5-2019 (publ.12-8-2019)

Nationale MeewerkWeek: betrokkenheid directie belangrijk

Directies nemen te weinig initiatief om de mening van het personeel te horen. Dat vindt 38% van de ondervraagden uit een onderzoek van de Nationale Meewerkweek onder 1000 respondenten binnen grotere organisaties in Nederland (100+ medewerkers). 32% van de ondervraagden voelt zich niet serieus genomen door de directie.
In hoeverre medewerkers zich gehoord voelen lijkt invloed te hebben op de tevredenheid. Zo beoordelen ondervraagden die zich niet gehoord voelen hun werkgever met een 6,6 tegenover een 8,2 van de groep die zich wel gehoord voelt. Uit het onderzoek blijkt dat 33% van de ondervraagde medewerkers vindt dat de directies niet genoeg doen met de verkregen feedback. Meer dan de helft (53%) van de medewerkers geeft aan meer werkgeluk te ervaren als aangedragen verbeterpunten vanuit de werkvloer opgepakt worden. 49% van de medewerkers ziet de directie vrijwel nooit op de werkvloer, terwijl 54% dat wel op prijs stelt. 39% van de medewerkers heeft het gevoel dat de directie niet precies weet wat er op de werkvloer speelt. De mate waarin de directie betrokken is bij de werkvloer lijkt invloed te hebben op de tevredenheid van medewerkers. Zo is het ontbreken van betrokkenheid van de directie voor meer dan een kwart (27%) van de ondervraagden een mogelijke reden om het bedrijf te verlaten. Tijdens de Nationele MeewerkWeek werken CEO’s en managers mee op de werkvloer van hun bedrijf. Hiermee doen zij unieke inzichten op die bijdragen aan duurzame inzetbaarheid en werknemerstevredenheid. De Nationale MeewerkWeek wordt ondersteund door toonaangevende instituten zoals MVO Nederland en Top Employers Institute. De vijfde Nationale MeewerkWeek vindt plaats van maandag 9 tot en met vrijdag 13 september 2019. Bron: Nationale meewerkweek 31-07-2019

‘Freelancers’ in dienstbetrekking

Een thuiszorginstelling werkte met zowel werknemers als freelancers. Volgens de inspecteur bleek echter uit alles dat de ‘freelancers’ in privaatrechtelijke dienstbetrekking waren.
Een thuiszorginstelling maakte voor haar dienstverlening gebruik van medewerkers die op de loonlijst stonden. Daarnaast werkte de thuiszorginstelling met freelancers, waarmee een ‘arbeidsovereenkomst freelancer’ was aangegaan. Hierin stond onder meer dat de werkdagen en -uren in overleg werden bepaald, per gewerkt uur een vaste beloning werd betaald en de werknemer niet zonder schriftelijke toestemming van de thuiszorginstelling een beroep of bedrijf mocht uitoefenen of elders in dienstbetrekking werkzaam mocht zijn. Na een boekenonderzoek legt de inspecteur aan de thuiszorginstelling naheffingen loonheffingen op over de jaren 2012, 2013 en 2014. De naheffingen hadden betrekking op de freelancers. De zaak belandt uiteindelijk bij Hof Arnhem-Leeuwarden. Dit hof oordeelt dat tussen de thuiszorginstelling en de freelancers een privaatrechtelijke dienstbetrekking bestaat, zodat er een inhoudingsplicht geldt. Volgens het hof was een gezagsverhouding aanwezig omdat de thuiszorginstelling bevoegd was de freelancers bindende aanwijzingen te geven over het te verrichten werk en verantwoordelijk was voor de kwaliteit van de te leveren zorg. Het hof vond het aannemelijk dat de freelancers zich, net als de medewerkers die op de loonlijst stonden, moesten houden aan het verrichten van de werkzaamheden op de manier zoals omschreven in het zorgplan. Ook was sprake van een verplichting om persoonlijk arbeid te verrichten. De freelancers konden zich niet vrijelijk laten vervangen. Tot slot had de thuiszorginstelling de verplichting tot het betalen van loon. Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 2-07-2019

Scholingsvouchers voor uitzendkrachten

Uitzendondernemers kunnen weer bij DOORZAAM scholingsvouchers aanvragen voor hun uitzendkrachten. Vanwege het grote succes heeft DOORZAAM besloten om in augustus een nieuwe ronde uit te geven.
Met een scholingsvoucher kunnen (voormalige) uitzendkrachten zelf een of meerdere opleidingen, cursussen of trainingen kiezen tot een maximum van €500. In de week van 26 tot en met 30 augustus kunnen uitzendondernemers maximaal 25 scholingsvouchers reserveren bij DOORZAAM (www.doorzaam.nl). De vouchers zijn beschikbaar voor werkende uitzendkrachten werkzaam in fase A of 1-2, en niet hoger opgeleid dan MBO 4. Voorwaarde is dat het uitzendbureau afdraagt aan Stichting Fonds Uitzendbranche (SFU). Uiterlijk 31 augustus 2019 wordt bekend gemaakt of de reservering wordt toegekend. Vanaf 2 september 2019 kunnen de uitzendondernemers de vouchers op naam van een uitzendkracht zetten. De voucher is na uitgifte drie maanden geldig. De voucher is niet voor een door de uitzendwerkgever vereiste functiegerichte scholing bedoeld. Deze opleidingen moet het uitzendbureau bekostigen uit de eigen scholingsbestedingsverplichting van 1,02%. Facturen door uitzenders betaald voor de scholingsvouchers mogen niet verrekend worden met de 1.02% scholingsbestedingsverplichting omdat deze bedragen van de scholingsvouchers door DOORZAAM terugbetaald worden aan de uitzendorganisatie. Bron: ABU 9-08-2019; DOORZAAM

Bezwaar tegen afwijzing cijfermatige onderbouwing was mogelijk

Na een massaalbezwaarprocedure inzake de btw-correctie voor het privégebruik van de auto van de zaak kregen ondernemers de mogelijkheid om met nadere gegevens te onderbouwen dat de forfaitaire btw-correctie tot een te hoog bedrag leidt. Volgens de fiscus staat tegen een afwijzing van die onderbouwing geen bezwaar en beroep open, maar dat is volgens Rechtbank Gelderland niet terecht.
Over de jaren 2011 tot en met 2016 liep er een massaalbezwaarprocedure over de btw-correctie voor het privégebruik van de zakelijke auto. Na een arrest van de Hoge Raad van 21 april 2017 heeft de Belastingdienst collectief uitspraak gedaan, waarbij de bezwaren zijn afgewezen, maar belastingplichtigen wel de mogelijkheid kregen om nadere gegevens aan te leveren. Een ondernemer die aan zijn werknemers auto’s ter beschikking heeft gesteld, maakt van die mogelijkheid om nadere gegevens aan te leveren gebruik. De fiscus geeft echter in een brief van 28 november 2017 aan de ondernemer aan dat de aangeleverde gegevens niet leiden tot een teruggaaf van omzetbelasting. Tegen die beslissing gaat de ondernemer in bezwaar. Dit bezwaar wordt echter ongegrond verklaard, omdat volgens de Belastingdienst geen sprake is van een voor bezwaar vatbare beschikking. Er was slechts sprake van een cijfermatige uitwerking van de arresten van de Hoge Raad waar geen bezwaar en beroep tegen mogelijk is. Daar gaat de rechtbank echter niet in mee. Er is volgens de rechtbank geen sprake van een louter cijfermatige uitwerking. De omvang van het privégebruik moet met inachtneming van alle omstandigheden van het geval worden bepaald. De gegevens moeten worden gewogen. De uitkomst staat dus nog niet vast. De toetsing van de bruikbaarheid van de gegevens en de weging daarvan moet kunnen worden voorgelegd aan de rechter. Daarom is het beroep ontvankelijk. De ondernemer heeft er verder geen baat bij, omdat uit de aangeleverde gegevens volgens de rechtbank niet blijkt dat toepassing van het forfait leidt tot de heffing van te veel omzetbelasting. Bron: Rb. Gelderland 6-08-2019

© lArcade 2024