Inloggen

Archief

Tendens online verkoop: meer voeding en via smartphone

In de eerste zes maanden van 2019 hebben Nederlandse consumenten online € 12,5 miljard uitgegeven aan producten en diensten, dit is een groei van 9% ten opzichte van het eerste half jaar van 2018. Daarbij is de categorie ‘Food/Near food’ met +34% de grootste groeier.
Waar deze categorie eerst vooral opviel vanwege grote groeicijfers, is hij inmiddels ook uitgegroeid tot een van de grootste productcategorieën, zowel op het gebied van online bestedingen als het aantal aankopen. Dit blijkt uit cijfers van de Thuiswinkel Markt Monitor, een onderzoek naar online consumentenbestedingen in Nederland, uitgevoerd door GfK in opdracht van Thuiswinkel.org. Verder valt op dat het aantal online aankopen via de smartphone blijft groeien (van 15% in Q2 2018, naar 22% in Q2 2019). Het gebruik van een desktopcomputer of een laptop door online shoppers is verder gedaald. De verwachting is dat het totaal aantal online bestedingen in Nederland voor 2019 uitkomt op circa € 25,9 miljard, verdeeld over ongeveer 259,7 miljoen aankopen. Dit zouden stijgingen van respectievelijk 9% en 7% betekenen ten opzichte van vorig jaar. Bron: Vakcentrum 20-09-2019

Steeds meer werkende 65-plussers

Er zijn steeds meer 65-plussers met betaald werk: in 2018 waren het er 255.000. Vooral de arbeidsparticipatie van 65-jarigen is flink toegenomen: ruim 1 op de 3.
In 2003 waren er 75.000 werkende 65-plussers, en had 1 op de 10 mensen van 65 jaar betaald werk. In 2018 is het aantal werkende 65-plussers opgelopen tot 255.000. De meesten van hen zijn jonger dan 70 jaar, maar in 2018 waren er ook 88.000 70-plussers aan het werk. De groei van het aantal werkende 65-plussers komt deels door vergrijzing van de bevolking. Het totaal aantal 65-plussers nam sinds 2003 met bijna de helft toe, van 2,1 miljoen naar 3,2 miljoen. Dit weegt echter minder zwaar mee dan de toegenomen arbeidsparticipatie van 65-plussers. Hun arbeidsdeelname is in dezelfde periode namelijk meer dan verdubbeld. De participatie van 65-jarigen is het meest gestegen: in 2018 had ruim 1 op de 3 betaald werk, in 2003 was dat nog 1 op de 10. Vooral na 2015 nam de participatie van 65-jarigen toe. Dit heeft te maken met de AOW-leeftijd die stapsgewijs is verhoogd tot 66 jaar in 2018. Werkende 65-plussers hebben in toenemende mate een vaste baan. In de periode 2003-2018 nam het percentage dat werkt als werknemer met een vaste arbeidsrelatie toe van 16 naar 30%. Deze toename deed zich vooral na 2014 voor. Het percentage flexibele werknemers en ook het percentage zelfstandigen nam de laatste jaren juist af. Onder 65- tot 70-jarigen zijn werknemers inmiddels in de meerderheid. De meeste 70-plussers met betaald werk zijn werkzaam als zelfstandige, in verreweg de meeste gevallen zonder personeel. Zij werken ook relatief vaak in een kleine deeltijdbaan. De werkende 65- tot 70-jarigen hebben veel vaker een grote deeltijdbaan of werken voltijd. Bron: CBS 21-03-2019

Nieuwe KOR onder de aandacht

De dag voor Prinsjesdag heeft de staatsecretaris nog een aantal Kamervragen beantwoord over de nieuwe KOR. Hieruit blijkt ondernemers vooral zelf een inschatting moeten maken of zij voor de nieuwe KOR in aanmerking komen. De Belastingdienst zal half september starten met een publiekscampagne.
Iedere ondernemer moet op basis van zijn toekomstverwachtingen zelf nagaan of hij aan de voorwaarden voor de nieuwe KOR voldoet en of hij zich voor deze nieuwe regeling wil aanmelden. Ondernemers die zich onder de oude KOR hebben aangemeld voor ontheffing van administratieve verplichtingen worden op basis van het overgangsrecht automatisch overgezet naar de nieuwe KOR. Deze ondernemers hebben een brief gehad met informatie over de nieuwe KOR. Verwacht die ondernemer in 2020 niet te voldoen aan de voorwaarden van de nieuwe KOR, bijvoorbeeld vanwege een verwachte hogere omzet dan de omzetgrens van € 20.000, dan moet de ondernemer zelf een verzoek doen om uitreiking van aangiften. Er is gekozen voor een wettelijk vastgestelde omzetgrens van € 20.000 om de wijziging van de KOR budgetneutraal te laten verlopen. Door deze omzetgrens wordt de nieuwe KOR toegespitst op de beoogde doelgroep, namelijk (startende) ondernemers met een beperkte omzet. Deze beoogde doelgroep is ook de groep ondernemers, waarvoor het reguliere btw-proces en de toepassing van de huidige KOR in de praktijk complex is. De omzetgrens is daarnaast gekozen op een niveau dat mogelijke concurrentieverstoring met ondernemers in de belaste sfeer beperkt is. Als de nieuwe KOR wordt geëvalueerd, wordt bekeken of een verhoging van de omzetgrens nodig is. Een uitspraak van het EU HvJ inzake de te hanteren omzetgrens waardoor voor toepassing van de nieuwe KOR niet slechts de belaste marge in aanmerking mag worden genomen maar moet worden uitgegaan van de totaal ontvangen bedragen heeft met name gevolgen voor ondernemers die de margeregeling voor wederverkopers of de reisbureauregeling toepassen. Als deze ondernemers zich al hebben aangemeld voor toepassing van de nieuwe KOR wordt aangeraden opnieuw te bekijken of zij voldoen aan de omzetgrens van de KOR. Deze ondernemers hebben geen rekening kunnen houden met deze wijziging. Voldoen ondernemers door deze wijziging niet (meer) aan de omzetgrens, dan is voor een juiste administratieve verwerking van de afmelding voor de KOR nodig dat zij hun eerdere aanmelding vóór 20 november 2019 corrigeren. Verder gaf de staatssecretaris aan dat een overschrijding van de omzetdrempel een omslag naar btw-plicht en desbetreffende administratieve verplichtingen betekent. Daarom is het van belang dat ondernemers van tevoren een zo goed mogelijke inschatten wat de verwachte jaaromzet is. Het kan gebeuren dat een ondernemer in de loop van een kalenderjaar onverwachts toch een dusdanig hoge omzet genereert dat hij boven de omzetgrens komt. Bij een eventuele overschrijding van de omzetgrens zal de vrijstelling niet met terugwerkende kracht vervallen. Wordt gedurende een jaar de omzetgrens van de nieuwe KOR overschreden, dan heeft dat tot gevolg dat alle leveringen en diensten die worden verricht na die overschrijding en de omzetgrensoverschrijdende handeling zelf niet langer onder de vrijstelling vallen. Van de ondernemer wordt gevraagd dit goed te monitoren en hij zou hier voor lopende contracten op voorhand rekening mee kunnen houden door bijvoorbeeld prijsafspraken exclusief eventueel verschuldigde btw te maken. Bron: MvF 16-09-2019

Premiedifferentiatie WW in kader van Wab gepubliceerd

Op 1 januari 2020 wordt premiedifferentiatie WW, onderdeel van de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) in werking. Het ministerie van SZW heeft een kennisdocument gepubliceerd dat hier nader op ingaat.
Op basis van de Wab betalen werkgevers vanaf 1 januari 2020 een lage WW-premie over het loon van werknemers met een vaste arbeidsovereenkomst. Voor alle overige dienstverbanden moet de werkgever een hoge WW-premie betalen. Soms moet de werkgever met terugwerkende kracht alsnog de hoge premie betalen. Bijvoorbeeld als achteraf blijkt dat een werknemer met een vast contract in een kalenderjaar de overeengekomen arbeidsduur met meer dan 30% heeft overschreden. In de praktijk is het veelvoorkomende vraag wanneer welke premie verschuldigd is. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft daarom een kennisdocument gemaakt. Dat gaat nader in op de nieuwe wet- en regelgeving met betrekking tot premiedifferentiatie WW. Bron: AWVN.nl, 10-9-2019

Geld geleend voor eigen woning? Besteed het op tijd!

Zit er nogal wat tijdsverloop tussen het aangaan van een lening en het besteden van het geleende bedrag? Dan wordt het voor de schuldenaar moeilijker om de Belastingdienst ervan te overtuigen dat hij de lening is aangegaan voor onderhoud en/of verbetering van de eigen woning. Dit brengt het recht op hypotheekrenteaftrek in gevaar.
Een man leent in 2002 € 50.000 van een bank. Volgens de man kwalificeert het hele bedrag als eigenwoningschuld. Maar de fiscus meende dat de man maar € 15.669 heeft gebruikt voor uitgaven voor verbetering of onderhoud van zijn eigen woning. De man begint daarop een beroepsprocedure bij Rechtbank Den Haag. De stukken die hij overlegt bewijzen echter niet dat hij meer dan € 15.669 heeft besteed aan zijn eigen woning. Bovendien heeft de man in de jaren 2003, 2004, 2008, 2009 en 2010 met het geleende geld facturen betaald. Door het tijdsverloop tussen de uitbetaling van een deel van het krediet aan de man en de betaling van de facturen is het onwaarschijnlijk dat de lening volledig verband houdt met de eigen woning. De rechter verklaart het beroep van de man ongegrond. Bron: Rb. Den Haag 27-06-2019

© lArcade 2024