Inloggen

Archief

Pakkans bij schijnzelfstandigheid is klein

Uit het rapport Focus op handhaving Belastingdienst van de Algemene Rekenkamer blijk dat de Belastingdienst steeds minder corrigeert bij de inhuur van zelfstandigen. De pakkans op schijnzelfstandigheid is daardoor laag.
In 2016 is de Wet DBA van kracht geworden die stevigere handhaving ook bij opdrachtgevers mogelijk maakte. Vanwege de maatschappelijke onrust over de nieuwe regels besloot het kabinet datzelfde jaar deze wet voorlopig niet te handhaven (handhavingsmoratorium). Dat heeft ertoe geleid dat belastingambtenaren bij steeds minder opdrachtgevers controleren of zij ten onrechte geen loonheffing afdragen. Het aantal correcties is laag. Ook zzp’ers worden minder gecontroleerd. Ook het aantal bedrijven dat vooraf zekerheid vraagt aan de Belastingdienst neet sinds 2016 af. Inmiddels is het handhavingsmoratorium afgezwakt en kan de Belastingdienst een opdrachtgever een aanwijzing geven als zij schijnzelfstandigheid vermoedt. Toch heeft de dienst tussen eind 2019 en 2021 maar 3 aanwijzingen afgegeven en 1 keer een correctie opgelegd. De Algemene Rekenkamer is via data-analyse bij 1,1 miljoen aangiften nagegaan hoe vaak de Belastingdienst correcties toepast op de aangifte van zelfstandigen. Vóór 2016 werden VAR-verklaringen afgegeven aan zelfstandigen, waarbij de Belastingdienst opdrachtgevers vrijwaarde van boetes of het achteraf opleggen van loonheffingen. De VAR-verklaringen werkten echter schijnzelfstandigheid in de hand. Is er sprake van zelfstandigheid dan hebben zzp’er en opdrachtgever recht op bepaalde belastingvoordelen, maar niet bij schijnzelfstandigheid. De Wet DBA moest een einde aan deze praktijk maken door ook opdrachtgevers medeverantwoordelijk te maken. Die wet bleek onuitvoerbaar na de onrust onder bedrijven en zelfstandigen over hun fiscale positie. Al jaren is er een ‘handhavingsmoratorium’. Dat betekent dat de wet niet wordt gehandhaafd en dat de Belastingdienst alleen correcties oplegt als zzp’ers of opdrachtgevers ‘kwaadwillend’ zijn, dat wil zeggen opzettelijk de schijn van zelfstandigheid wekken. In een reactie op het rapport geeft staatssecretaris Van Rij de bevindingen van het rapport van de Algemene Rekenkamer mee te nemen in het plan voor het hervormen van de arbeidsmarkt. Bron: Algemene Rekenkamer 05-04-2022

Pas tijdig het testament aan!

Het opnieuw in het huwelijk treden is een goed moment om te kijken of een aanpassing van het testament is gewenst. Zolang een erflater zijn testament namelijk niet aanpast, blijft de oude inhoud in principe gelden.
Een getrouwde man stelt in 2006 zijn testament op, waarbij hij zijn echtgenote benoemt als zijn enig erfgename. Daaraan is wel de voorwaarde verbonden dat zij op het moment van zijn overlijden nog met hem is getrouwd. Anders is de mans jongste broer, die als kok in zijn restaurant werkt, de enige erfgenaam. In 2009 scheidt de man om later dat jaar te hertrouwen met een andere vrouw. Uit het tweede huwelijk komen twee kinderen voort. Eerst zijn de man en zijn tweede echtgenote in gemeenschap van goederen gehuwd. Eind juli 2012 stellen zij echter huwelijkse voorwaarden op. Daarbij sluiten zij iedere huwelijksgemeenschap uit. De man krijgt het ondernemingsvermogen van het restaurant en het bedrijfspand inclusief bijbehorende hypotheekschuld toegewezen. Het appartement en bijbehorende hypotheekschuld gaan naar de vrouw. Na deze verdeling heeft de man een overbedelingsschuld aan zijn echtgenote. De man overlijdt in 2017. Tijdens zijn tweede huwelijk heeft hij een concept van een nieuw testament opgesteld. In dit concept herroept hij zijn eerdere testament. Daarnaast wijst hij in het concept zijn tweede echtgenote en hun eventuele kinderen tot erfgenamen aan. Maar dit concept is nooit omgezet in een nieuw testament. Het testament uit 2006 is daarmee zijn meest actuele testament. De broer van de man verklaart de erfenis beneficiair te aanvaarden. De weduwe van de erflater en haar kinderen claimen echter de erfgenamen te zijn. Hof Arnhem-Leeuwarden constateert vervolgens dat het testament nergens zegt dat de erfstelling van de erflater niet geldt als de erflater hertrouwt en kinderen achterlaat. Deze situatie doet zich hier wel voor. De man is echter na het maken van het testament van 2006 hertrouwd. De weduwe en haar kinderen bewijzen niet dat hun zwager/oom alleen maar erfgenaam is als de erflater ongehuwd en kinderloos sterft. Zij beweren ook dat de erflater naar derden de wens heeft geuit dat zijn gehele nalatenschap naar zijn vrouw en kinderen moet gaan. Maar het hof is niet overtuigd. Voor het vervullen van zijn wens had de man zijn testament uit 2006 moeten herroepen, maar dat heeft hij niet gedaan. Misschien wilde hij uiteindelijk toch niet wat er in het concept stond, aldus het hof, dat oordeelt dat de broer de enige erfgenaam is. Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 22-03-2022 (gepubl. 29-03-2022)

Subsidie voor alternatieve markten

Ondernemers die actief zijn in de Oekraïne of Rusland en die getroffen zijn door de handelsbeperkingen, kunnen een beroep doen op de subsidie Support International Business (SIB) Alternatieve markten Oekraïne en Rusland.
Nederlandse MKB-ondernemingen die aannemelijk kunnen maken dat zij sinds 24 februari 2022 omzetverlies hebben geleden als gevolg van de situatie Oekraïne/Rusland, kunnen met de subsidie advies of begeleiding krijgen van een externe deskundige. Met de subsidie wordt 80% van de kosten van de deskundige vergoed, tot een maximum van € 2.500. De subsidie kan worden ingezet voor advies of begeleiding van een externe deskundige die kan helpen bij: optimalisatie van de internationale productie, leveranciersketens of logistieke processen; schrijven van een nieuw internationaal marketingplan; organiseren van geldzaken en procesbeheer op afstand; zoeken naar en betreden van alternatieve afzetmarkten. De externe deskundige moet aan een aantal eisen voldoen: heeft minimaal HBO werk- en denkniveau; werkt voor een organisatie met als belangrijkste taak exportadvies; heeft aantoonbaar minimaal drie jaar ervaring met het uitvoeren van exportactiviteiten; is niet de indiener van de aanvraag; is niet werkzaam bij, werkzaam voor, of op een andere manier verbonden met de indiener van de aanvraag. Voor het aanvragen van deze subsidie, moet de ondernemer de volgende 3 stappen doorlopen: Zoek een adviseur die bij de vraag past. Vraag de adviseur om een offerte en een CV. In de offerte staat welke diensten deze persoon gaat leveren en wat die dienstverlening per onderdeel kost. Offerte ontvangen? Vraag dan binnen 1 maand de subsidie aan. Voor het aanvragen van de subsidie bij RVO dient men over eHerkenning niveau 2+ te beschikken. De aanvragen worden in volgorde van binnenkomst behandeld. Als datum van ontvangst, geldt de datum waarop de aanvraag wordt ingestuurd. Men ontvangt binnen 13 weken een beslissing op de aanvraag. Is de beslissing positief? Dan wordt de subsidie binnen twee weken uitbetaald. De subsidie wordt 21 weken na de toekenningsdatum vastgesteld. De aanvragen worden steekproefsgewijs gecontroleerd. Daarvoor moet extra informatie worden aangeleverd. De subsidie kan worden aangevraagd via mijn.rvo.nl/sib-alternatieve-markten. Bron: RVO.nl 01-04-2022

Pensioenvoorziening feitelijk voorwerp van zekerheid

De Hoge Raad heeft zonder nadere motivering een uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden bevestigd. Het hof heeft geoordeeld dat verkapte winstuitdelingen aan de dga hadden plaatsgevonden vanwege onzakelijk verstrekte leningen. Ook de pensioenvoorziening behoort tot het inkomen van de dga. De dga kan haar rekening-courantschuld namelijk alleen door verrekening met de pensioenuitkeringen aflossen.
Een dga heeft bij een dochtermaatschappij van haar holding een pensioen opgebouwd. De holding van de dga heeft diverse leningen aan de zoon van de dga in privé verstrekt of aan de bv van die zoon. De holding heeft daarnaast nog een vordering van € 348.985 in rekening-courant op de dga. Na een boekenonderzoek heeft de inspecteur navorderingsaanslagen over de jaren 2012 tot en met 2014 opgelegd. Hij is van mening dat er verkapte winstuitdelingen aan de dga hebben plaatsgevonden. Ook vindt hij dat de pensioenvoorziening als inkomen bij de dga in aanmerking moet worden genomen. Bij Hof Arnhem-Leeuwarden is op 22 juni 2021 in geschil of in 2012 en 2013 sprake is uitdelingen en of in 2012 een belaste vrijval van het pensioen is geweest. Het hof heeft geoordeeld dat van meet af aan vast heeft gestaan dat de zoon van de dga de door de dga verstrekte leningen in 2012 en 2013 niet kon of zou aflossen door het ontbreken van betalingscapaciteit bij de zoon. De holding van de dga en de dga moeten zich ook bewust zijn geweest dat de zoon de leningen niet zou kunnen terugbetalen. De verstrekte leningen aan de zoon zijn daarom volgens het hof terecht als verkapte winstuitdeling in aanmerking genomen. Een pensioenaanspraak die formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid wordt, is loon uit vroegere dienstbetrekking voor de pensioengerechtigde dga. Volgens het hof heeft deze situatie zich hier voorgedaan. Door het faillissement van de dochtervennootschap van de holding heeft de dga geen inkomen meer. Bovendien is haar vermogen te weinig om als verhaal te kunnen dienen. De dga is in 2012 niet in staat om haar rekening-courantschuld aan haar holding af te lossen. De dga kan daarom niet aantonen dat zij zonder verrekening van de pensioenuitkering aan haar aflossingsverplichting kan voldoen. Het bedrag van de pensioenvoorziening van € 255.133 is terecht bij de dga als inkomen in aanmerking genomen. De inspecteur wil ook nog het restant (na aftrek van de pensioenvoorziening) van de rc-schuld van de dga aan de holding als uitdeling in aanmerking nemen. Daar is het hof het niet mee eens. Ten tijde van het ontstaan van de rc-verhouding is sprake van een zakelijke rc-verhouding. De inspecteur heeft niet aannemelijk gemaakt dat het karakter van die rc-verhouding later is veranderd. Zowel bij het ontstaan van de rc-verhouding als nadien is geen sprake van een onttrekking. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof zonder nadere motivering bevestigd. Bron: Hoge Raad 01-04-2022

Ook zonder schriftelijke overeenkomst tbs-regeling mogelijk

De terbeschikkingstellingsregeling is van toepassing als een dga met zijn vennootschap daarvoor een overeenkomst sluit. Hof Den Bosch heeft geoordeeld dat ook zonder schriftelijke overeenkomst de terbeschikkingstellingsregeling van toepassing kan zijn.
Een man is dga en heeft 100% van de aandelen in bv. De bv heeft 100% van de aandelen in twee dochter-bv’s. In 2006 schaft de dga een pand aan. De intentie is om dit pand aan één van de dochter-bv’s te gaan verhuren. Vanaf november 2008 tot en met november 2010 heeft de dga in de Basisregistratie Personen (BRP) op het adres van het pand ingeschreven gestaan. Gedurende de jaren 2010 tot en met 2014 gebruikt dochter-bv het pand niet. Toch is de dga van mening dat de terbeschikkingstellingsregeling (tbs-regeling) van toepassing is. De inspecteur is het daar niet mee eens en corrigeert de aangiften IB van 2010 tot en met 2014. Bij Hof Den Bosch is in geschil of de tbs-regeling van toepassing is op het pand. De tbs-regeling is volgens het hof van toepassing als de dga en de vennootschap daarvoor een overeenkomst sluiten. Is er geen overeenkomst dan kan de tbs-regeling ook van toepassing zijn. Dat is het geval als een dga een onroerende zaak aanschaft en die onroerende zaak aan een gelieerde vennootschap in gebruik wil geven. En die onroerende zaak wordt voor dat gebruik geschikt gemaakt. Stel dat bij verhuur aan een derde in die situatie met die derde vóór de aanschaf en het gereedmaken van het pand afstemming zou hebben plaatsgevonden. Dan is de tbs-regeling van toepassing. Voorts is van belang dat bij aanschaf van de onroerende zaak de tbs-regeling slechts van toepassing is als vanaf het moment van aanschaf geen andere aanwending van de onroerende zaak plaatsvindt. Volgens het hof heeft de dga aangetoond dat hij het pand heeft gekocht om het ter beschikking te stellen aan dochter-bv. Dat het pand gedurende de jaren 2010 tot en met 2014 nog niet gereed is voor de verhuur is niet van belang. De reden daarvoor is dat de gemeente niet bereid is geweest de benodigde vergunningen te geven. Evenmin is van belang dat de dga volgens de BRP in het pand heeft gewoond. De dga heeft zich ingeschreven op het adres van het pand om een postadres te hebben. Het hof vindt dat een geloofwaardig verklaring. Het pand heeft bij aanschaf geen andere aanwending gehad. De tijdelijke huur van een andere bedrijfsruimte door dochter-bv en het aanmerken van het pand als eigen woning in de aangifte IB, doen geen afbreuk aan het oordeel van het hof. De tbs-regeling is van toepassing. Bron: Hof Den Bosch 09-03-2022 (gepubl. 29-03-2022)

© lArcade 2024