Inloggen

Archief

Aflossingstermijn coronabelastingschulden soms naar zeven jaar

Staatsecretaris Van Rij heeft de Tweede Kamer in een brief laten weten dat het kabinet de aflossingstermijn van de coronabelastingschuld verlengt van vijf naar zeven jaar voor in de kern gezonde ondernemingen met een schuld van meer dan € 10.000.


Volgens het kabinet is de nood bij sommige MKB-bedrijven met belastingschulden hoog. Daarom wil men in de kern gezonde ondernemingen lucht geven door de aflossingstermijn te verlengen. Ook kunnen ondernemers eenmalig een betaalpauze van drie maanden inlassen en per kwartaal betalen in plaats van per maand.
Drie groepen bedrijven komtnietin aanmerking voor extra verlening van de betalingsregeling:

  • bedrijven die gebruik hebben gemaakt van het belastinguitstel, maar er financieel niet slecht voorstaan;

  • bedrijven die een hoge (corona)belastingschuld hebben opgebouwd, maar de jaren voorafgaand aan corona niet of nauwelijks winst hebben gemaakt;

  • bedrijven met een openstaande (corona)belastingschuld lager dan €10.000.

Voor de verlenging moeten ondernemers een verzoek indienen bij de Belastingdienst. Uit het verzoek en een liquiditeitsprognose moet blijken dat de schuld niet binnen vijf jaar afgelost kan worden, maar wel binnen zeven jaar. De Belastingdienst toetst het verzoek op basis van de aangeleverde gegevens. Bij een schuld vanaf € 50.000 wordt meer onderbouwing gevraagd dan bij een schuld tussen € 10.000 – € 50.000. Bij een schuld vanaf € 50.000 wordt om jaarstukken en een verklaring van een deskundige derden gevraagd. Als algemene voorwaarde geldt dat aan nieuw opkomende betalingsverplichtingen wordt voldaan en dat er geen sprake is van pre-coronaschuld waarvoor dwanginvorderingsmaatregelen zijn genomen tenzij voor deze schuld al uitstel is verleend. Een verzoek kan de hele looptijd van de betalingsregeling aangevraagd worden. |
Door de verlenging van de betalingsregeling wordt een deel van de totale openstaande schuld maximaal twee jaar later afgelost. Afgelopen voorjaar werd al bekend dat er rekening mee wordt gehouden dat 30% van de totale schuld niet terugbetaald kan worden. De verlenging van de betalingsregeling leidt er naar verwachting niet toe dat dit percentage toe- of afneemt. Voor de begroting zijn de gevolgen daardoor beperkt.
Ook voor het per kwartaal in plaats van per maand betalen en inlassen van een eenmalige betaalpauze van drie maanden moeten ondernemers een schriftelijk (vormvrij) verzoek indienen waaruit de aflossingsproblemen blijken. Hierbij geldt geen drempelbedrag. Dit kan bijvoorbeeld helpen bij bedrijven met een sterk wisselende omzet door seizoensinvloeden. Bij toekenning van het verzoek voor een betaalpauze wordt de duur van de betalingsregeling niet verlengd: na een betaalpauze wordt het maandbedrag van de resterende termijnen verhoogd. Verzoeken voor een betaalpauze of kwartaalbetaling worden tijdens de corona-betalingsregeling eenmalig ingewilligd.

Bron: MvF 08-09-2022

Verwachte wijzigingen in de loonheffingen en rond vastgoed

Naar verwachting zijn diverse maatregelen in het pakket Belastingplan 2023 van belang voor werkgevers. Deze maatregelen, waaronder een paar die zien op het gebruikelijk loon, komen hier beknopt aan de orde.


Hoger gebruikelijk loonHet gebruikelijk loon van een dga is minimaal het hoogste van drie bedragen. Een vast bedrag van € 48.000 (bedrag 2022), het loon van de meestverdienende gewone werknemer in het bedrijf of 75% van het loon van de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Het zo berekende gebruikelijk loon is echter te verlagen als de bv aannemelijk maakt dat dit loon meer bedraagt dan 75% van het loon van de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Het Belastingplan 2022 bevat een voorstel om deze zogenoemde doelmatigheidsmarge van 25% te verlagen naar 15%. Dat betekent dat voor veel bv’s het belastbare loon van hun dga’s zal gaan stijgen.

Regeling gebruikelijk loon voor innovatieve start-ups vervaltVoor innovatieve start-ups geldt een versoepeling in de gebruikelijkloonregeling. Zij mogen het gebruikelijk loon stellen op het wettelijk minimumloon. Deze regeling dreigde in 2022 al te vervallen, maar is nog een jaar verlengd. Als de uitkomsten van de evaluatie over deze regeling negatief zijn, wil het kabinet deze regeling per 1 januari 2023 afschaffen.

Verhoging onbelaste reiskostenvergoedingIn het Belastingplan 2023 zal waarschijnlijk een verhoging plaatsvinden van de onbelaste reiskostenvergoeding. De exacte verhoging is echter op moment van schrijven nog onbekend. Op basis van het gereserveerde bedrag zou een verhoging van de onbelaste reiskostenvergoeding van 1 à 1,5 eurocent per 2023 mogelijk moeten zijn.

Beperking van 30%-regelingOnder de huidige wet- en regelgeving kunnen werknemers uit het buitenland die in Nederland komen werken onder voorwaarden profiteren van de 30%-regeling. Dat betekent dat zij maximaal de aangewezen schoolgelden plus 30% van hun loon mogen ontvangen als onbelaste vergoeding voor extraterritoriale kosten. In het Belastingplan 2023 zal de regeling gelden tot maximaal de Balkenendenorm (€ 216.000 in 2022). Door een overgangsregeling zal er wel een ingroeipad komen van drie jaar.

Verhoging normaal tarief overdrachtsbelastingIn het coalitieakkoord heeft het kabinet al voorgesteld om het normale tarief voor de overdrachtsbelasting te verhogen van 8% naar 9%. Inmiddels is het kabinet van plan het normale tarief verder te verhogen naar 10,1%. Deze verhoging moet aan de ene kant meer ruimte op de koopwoningmarkt creëren voor starters en doorstromers ten opzichte van andere kopers, zoals beleggers. Aan de andere kant dient de verhoging als dekking van de overige maatregelen in het coalitieakkoord en de voorjaarsbesluitvorming.

Afschaffing jubeltonHet kabinet wil de vrijstelling voor schenkingen ten behoeve van de eigen woning, ook wel eens de jubelton genoemd, in 2023 verlagen en in 2024 afschaffen. In 2022 bedraagt de jubelton nog € 106.671. De beoogde verlaging krijgt vorm doordat in het Belastingplan 2023 de jubelton per 1 januari 2023 naar verwachting wordt verlaagd. De jubelton wordt dan gelijk aan het bedrag van de eenmalige verhoogde vrijstelling van ouders aan kinderen waarbij de besteding van de schenking vrij is. In 2022 bedraagt deze vrijstelling € 27.231. Ook is het de bedoeling dat de huidige spreidingsmogelijkheid komt te vervallen voor schenkingen in 2023 en later. De spreidingsmogelijkheid voor een schenking in 2022 zal worden beperkt tot twee jaar. Bij een schenking in 2022 is dus een eventueel onbenut deel van de vrijstelling à € 106.671 nog te benutten voor een schenking in 2023, maar niet meer voor een schenking in 2024.

Bron: MvF 03-06-2022

Bij laadpaal staan na opladen accu is parkeren

Laat de bestuurder van een hybride of elektrische auto deze auto staan bij een laadpaal nadat de accu is opgeladen? Ook dan is hij parkeerbelasting verschuldigd.


De bestuurder van een hybride auto parkeert zijn auto op een parkeerplaats met een oplaadpunt. Hij laat na parkeerbelasting te betalen, omdat volgens hem geen sprake is van een fiscale parkeerplaats. Hof Den Haag verwerpt dit standpunt. De auto heeft gestaan op een plaats waar het mogelijk is elektrische auto’s op te laden. Uit een verklaring van de bestuurder blijkt hij dat ook te hebben gedaan. Dat tijdens de controle van de parkeerambtenaar de auto niet meer aan het opladen was, doet daar niets aan af. De auto heeft gestaan op een fiscale parkeerplaats, zodat de bestuurder parkeerbelasting is verschuldigd. De naheffingsaanslag parkeerbelasting is dus volgens het hof terecht opgelegd.
Wanneer de bestuurder in cassatie gaat, bevestigt de Hoge Raad het standpunt van het hof. Het komt voor dat een ambtenaar aan een laadpaal een elektrische auto aantreft, waarvan de accu niet meer wordt opgeladen. Deze omstandigheid sluit niet uit dat de auto op die plaats heeft gestaan om daar op te laden. De heffingsambtenaar hoeft in zo’n situatie geen nader onderzoek te doen naar het doel waarmee de auto is geparkeerd.

Bron: Hoge Raad 02-09-2022

Geen correcte rittenregistratie? Naheffing plus boete!

Een werknemer die beschikte over een auto van de zaak en een verklaring geen privégebruik auto, kreeg een naheffing loonheffing plus boete omdat zijn rittenregistratie niet aan de eisen voldeed.


In 2018 werd aan de werknemer, door zijn werkgever, een auto van de zaak ter beschikking gesteld. De werkgever houdt over de waarde van de auto geen loonheffing in. De werknemer beschikte sinds 2013 over een verklaring geen privégebruik auto. In januari 2019 krijgt de werknemer van de inspecteur het vragenformulier Loonheffingen Geen privégebruik auto met het verzoek dit in te vullen en een rittenregistratie te overleggen. Hoewel diverse stukken – waaronder twee rittenadministraties - worden overgelegd, blijkt hieruit volgens de inspecteur niet dat niet meer dan 500 km privé is gereden. Hij legt daarom aan de werknemer een naheffingsaanslag loonheffing van € 21.178 plus een verzuimboete van € 5.278 op en een beschikking belastingrente van € 1.007. Nadat zijn bezwaar wordt afgewezen betoogt de werknemer voor de rechtbank dat de naheffingsaanslag ten onrechte aan hem is opgelegd. Volgens de werknemer had de naheffingsaanslag aan de inhoudingsplichtige, zijn werkgever, moeten worden opgelegd. Volgens de rechtbank blijkt uit de wet dat de verschuldigde belasting wordt nageheven van de werknemer als de werknemer niet aantoont dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt, tenzij de inhoudingsplichtige (de werkgever) wist dat de van de inspecteur afkomstige verklaring geen privégebruik niet juist was. Dan wordt de verschuldigde belasting nageheven van de werkgever. In dit geval is de verschuldigde belasting terecht nageheven van werknemer omdat niet gebleken is dat de werkgever wist dat de aan de werknemer verstrekte verklaring geen privégebruik onjuist was. Volgens de rechtbank vertoont de tweede aangeleverde rittenregistratie zodanige gebreken dat deze niet voldoet aan de wettelijke vereisten. Daarmee is niet aangetoond dat er niet meer dan 500 km privé is gereden. Ook het argument dat de werknemer in privé over twee auto’s beschikt is hiervoor onvoldoende. De aanwezigheid van andere vervoersmiddelen sluit immers niet uit dat (ook) met de onderhavige auto meer dan 500 kilometer per jaar in privé wordt gereden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er ten onrechte geen loonheffing is ingehouden en afgedragen op basis van het autokostenforfait, de zogenaamde bijtelling. Dat brengt mee dat er te weinig loonheffing is betaald. De naheffingsaanslag is daarom terecht opgelegd.
Omdat te weinig loonheffing is ingehouden en afgedragen, staat het betalingsverzuim vast. De inspecteur heeft op basis van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB) de boete bepaald op 100% van het wettelijk maximum van € 5.278. De inspecteur legt de maximumboete op als een belastingplichtige een onjuiste of onvolledige rittenregistratie heeft overgelegd. Nu de werknemer geen sluitende rittenadministratie heeft overgelegd, is de verzuimboete passend en geboden.

Bron: Rb. Den Haag 14-07-2022 (gepubl. 31-08-2022)

Gedifferentieerde premies WGA en Ziektewet 2023 bekend

Uit de nota Gedifferentieerde premies WGA en Ziektewet 2023 blijkt volgens UWV het gemiddelde premiepercentage voor de WGA in 2023 stijgt en dat voor de Ziektewet daalt.


Het gemiddelde premiepercentage voor de WGA 2023 stijgt ten opzichte van 2022 van 0,84% naar 0,87%. Dit komt voornamelijk doordat de WGA-uitkeringslasten nog niet het structurele niveau hebben bereikt omdat het aantal WGA-gerechtigden nog steeds toeneemt. Het gemiddelde premiepercentage voor de Ziektewet daalt van 0,68% in 2022 naar 0,66% in 2023. Dit lagere premieniveau is mogelijk omdat de Ziektewet-premiebaten in 2022 naar verwachting hoger en de Ziektewet-lasten lager uitkomen dan verondersteld ten tijde van de premievaststelling 2022.
De nota Gedifferentieerde premies WGA en Ziektewet 2023 geeft inzicht in de bouwstenen waarmee UWV per werkgever de gedifferentieerde premies voor de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) en de Ziektewet voor het premiejaar 2023 berekent. De Belastingdienst stuurt eind 2022 aan elke grote en middelgrote werkgever een beschikking met de individueel gedifferentieerde premies en aan elke kleine werkgever een mededeling met de sectorale premies. Voor eigenrisicodragers zijn deze premies nihil.
Sinds 2017 is het aandeel eigenrisicodragers voor de WGA in de totale loonsom van alle werkgevers vrijwel stabiel. In 2022 komt dit aandeel naar verwachting uit op 39,5% van de totale loonsom. Voor 2023 veronderstelt UWV dat het aandeel eigenrisicodragers stabiel blijft. Bij de Ziektewet lijkt de toename van het aandeel eigenrisicodragers die sinds 2014 zichtbaar was, zich nu wat te stabiliseren. In 2022 is bij uitzendbedrijven het aandeel eigenrisicodragers in de loonsom 50%, bij de overige bedrijven is het aandeel 47%. Voor 2023 verwacht UWV dat het aandeel eigenrisicodragers in de loonsom stabiel blijft voor zowel uitzendbedrijven als overige bedrijven.

Bron: UWV 01-09-2022

© lArcade 2024