Inloggen

Archief

Vóór huwelijk is niet af te zien van partneralimentatie

In het zicht van een echtscheiding kunnen echtgenoten overeenkomen dat geen recht
op partneralimentatie bestaat, maar niet vóór het huwelijk.

Een man en een vrouw hebben vóór hun huwelijk huwelijkse voorwaarden opgesteld. Daarbij
zijn zij een nihilbeding overeengekomen. Dit beding houdt in dat er geen plicht tot
betaling van partneralimentatie kan ontstaan. Ook na het beëindigen van hun huwelijk
kan geen recht op partneralimentatie ontstaan. Maar tegen de tijd dat het huwelijk
eindigt in een echtscheiding, wil de vrouw alsnog partneralimentatie. De man doet
vervolgens een beroep op het nihilbeding in de huwelijkse voorwaarden. Maar Rechtbank
Rotterdam oordeelt dat het nihilbeding nietig is. In hoger beroep vernietigt Hof Den
Haag de uitspraak van de rechtbank. Het hof wijst het alimentatieverzoek van de vrouw
af vanwege onvoldoende draagkracht bij de man. Maar ook het hof oordeelt dat een nihilbeding
nietig is als het is aangegaan vóór het huwelijk.
In het belang der wet heeft Advocaat-generaal Lückers cassatie ingesteld tegen de
hofuitspraak. De Hoge Raad gaat in op de inhoud van art. 1:158 BW. Dit artikel bepaalt
dat echtgenoten vóór of na de beschikking tot echtscheiding een overeenkomst kunnen
sluiten met betrekking tot de partneralimentatie. Daarbij kunnen zij bijvoorbeeld
overeenkomen dat geen recht op partneralimentatie bestaat. Volgens de Hoge Raad werkt
dit artikel niet zover dat men daarmee het verbod op een voorhuwelijks nihilbeding
mag negeren. Als de wetgever wil dat art. 1:158 BW wel zover gaat, is het aan de wetgever
om de wet aan te passen. Maar de wetgever heeft daar nog tamelijk recent vanaf gezien.
De Hoge Raad verklaart daarom het cassatieberoep ongegrond.

Bron: Hoge Raad 25-11-2022

Gifgroene auto kan veel waard zijn voor BPM

Het is nog niet zo gemakkelijk om de fiscus ervan te overtuigen dat de kleur van een
auto een waarde drukkende factor is voor de BPM.

Een kentekenhouder is in bezwaar gegaan tegen naheffingsaanslagen BPM die de Belastingdienst
hem heeft opgelegd vanwege de registratie van dertien auto’s. De inspecteur komt hem
met betrekking tot één auto volledig tegemoet en voor de rest deels tegemoet. De man
stapt daarop naar Rechtbank Zeeland-West-Brabant. Hij heeft daar gedeeltelijk succes,
want de rechtbank verlaagt de naheffingsaanslagen van in totaal met € 8.951 naar € 16.728.
De rechtbank is het bijvoorbeeld met de man eens dat een van de auto’s een ex-rental
is. Daardoor is met betrekking tot deze auto de X-ray koerslijst te gebruiken. Maar
ten aanzien van de meeste auto’s constateert de rechtbank dat geen sprake is van meer
dan normale gebruiksschade.
De rechtbank verwerpt ook de stelling van de kentekenhouder dat een auto door zijn
gifgroene kleur minder waard is. Op zich zou een voertuig in een (zeer) incourante
kleur minder waard kunnen zijn dan een voertuig in een gangbare kleur. Maar de rechtbank
is niet overtuigd dat een waardevermindering hier op zijn plaats is. De kentekenhouder
heeft gesteld dat de auto een auto is die beroemdheden normaliter gebruiken op te
vallen. Maar dat betekent volgens de rechtbank dat de kleur gifgroen juist een meerwaarde
kan bieden.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 07-11-2022 (gepubl. 21-11-2022)

Provincies pleiten voor verlaagd btw-tarief streekproducten

Het moet aantrekkelijker worden voor consumenten om lokaal en duurzaam geproduceerd
voedsel te kopen. Een verlaging van de btw op biologische en streekproducten kan volgens
daarbij helpen.

Dat stellen de twaalf Nederlandse provincies in een gezamenlijk rapport. Het positionpaper
‘Landbouw en Voedsel, samenwerken aan perspectief voor agrarische ondernemers’ van
het Interprovinciaal Overleg (IPO) is 23 november op het ministerie van Landbouw overhandigd
aan minister Piet Adema (LNV).

Welke producten er precies onder moeten vallen en wat de relatie is met andere btw-maatregelen,
is nog onduidelijk. In oktober schreef staatssecretaris Van Rij dat het kabinet zorgvuldig
onderzoek wil doen naar een btw-nultarief op groente en fruit. De provincies doen
suggesties om supermarkten – en andere partijen in de voedingsketen – meer bij veranderingen
in de landbouw te betrekken. Ook doen ze de suggestie om afspraken te maken over een
minimumaandeel aan Nederlandse waar in de supermarkten. Verder pleiten de provincies
voor aanpassing van wet- en regelgeving die duurzaam ondernemerschap in de weg staan.

Bron: Trouw en Nieuwe Oogst, 23-11-2022

UBO-register mag van EU-Hof niet openbaar zijn voor publiek

Het Hof van Justitie oordeelt dat het te ver gaat om een register met gegevens over
uiteindelijk belanghebbenden open te stellen voor de hele bevolking van een lidstaat.

Vennootschappen en andere juridische entiteiten in EU-lidstaten zijn verplicht actuele
informatie bij te houden over hun uiteindelijk gerechtigden (ultimate beneficial owners
of UBO’s). De lidstaten moeten ervoor zorgen dat deze informatie wordt bijgehouden
in een centraal register. Bepaalde partijen kunnen dit centraal register (UBO-register)
inzien. Deze verplichtingen vloeien voort uit de vierde anti-witwasrichtlijn. In 2018
is deze richtlijn aangepast. Een van de wijzigingen is dat elk lid van de bevolking
het UBO-register kan inzien. Dat wil zeggen, zij moeten in beginsel op zijn minst
toegang krijgen tot de volgende gegevens met betrekking tot de UBO:

  • naam;

  • geboortemaand en geboortejaar;

  • woonstaat;

  • nationaliteit; en

  • aard en omvang van het gehouden economische belang.

Luxemburgs UBO-register: het RUB Luxemburg heeft uitvoering gegeven aan de vierde anti-witwasrichtlijn door het Register
van de Uiteindelijk Begunstigden (RUB) in te stellen. In het RUB zijn onder andere
de naam, (voor)na(a)men, nationaliteit(en), geboortedag, -maand, -jaar en -plaats,
woonstaat en de aard en omvang van het daadwerkelijk gehouden belang van de uiteindelijk
begunstigden opgenomen. Al deze informatie is in principe voor iedereen toegankelijk.
Het is mogelijk deze toegankelijkheid te beperken vanwege een onevenredig risico van
fraude, ontvoering, chantage, afpersing, pesterijen, geweld of intimidatie. Een Luxemburgse
vastgoedmaatschappij meent dat haar UBO’s deze risico’s lopen. Maar haar verzoek om
de informatie minder openbaar te maken is afgewezen. Daarom is de vastgoedmaatschappij
een beroepsprocedure begonnen. Ook een andere vennootschap, een SA, heeft beroep aangetekend
tegen de afwijzing van haar verzoek tot beperking van de toegankelijkheid van informatie
over UBO’s.

Openheid is niet belangrijk genoeg Het EU Hof van Justitie oordeelt dat het voor de bevolking toegankelijk maken van
de informatie over UBO’s een ernstige inmenging in het recht op privacy vormt. Het
recht op privacy is alleen te beperken met maatregelen die noodzakelijk zijn en daadwerkelijk
een doelstelling van algemeen belang dienen. De toegankelijkheid tot de informatie
over UBO’s komt voort uit het beginsel van openheid. Het Hof oordeelt echter dat openheid
geen doelstelling van algemeen belang is. De maatregel om de bevolking toegang te
geven tot inzage in het RUB is evenmin passend, noodzakelijk en evenredig om witwassen
te bestrijden.

Richtlijn is deels ongeldig Het Hof ziet daarom reden een deel van de in 2018 ingevoerde wijziging van de vierde
anti-witwasrichtlijn ongeldig te verklaren. Het betreft het deel dat ertoe leidt dat
de lidstaten ervoor moeten zorgen dat de informatie over de UBO’s in alle gevallen
voor elk lid van de bevolking toegankelijk is. Hoewel de Nederlandse situatie niet
een op een hetzelfde is als de Luxemburgse situatie, geeft deze uitspraak aanleiding
naar de verstrekking van informatie over UBO’s te kijken. De minister van Financiën
heeft de Kamer van Koophandel gevraagd vanaf heden tijdelijk geen informatieverstrekkingen
uit het register meer te verzorgen.

Bron: EU HvJ 22-11-2022

Overgangsperiode thuiswerkende grensarbeiders verlengd

Uit berichtgeving op de site van SVB blijkt dat de afspraak dat grenswerkers die in
België of Duitsland wonen thuis kunnen blijven werken zonder gevolgen voor hun sociale
zekerheid tot 30 juni 2023 is verlengd.

De huidige afspraak geldt tot 1 januari 2023. In een Kamerbrief in juli 2022 meldde
staatssecretaris Van Rij dat voor de langere termijn de Nederlandse inzet erop gericht
is om met de buurlanden te verkennen of een specifieke regeling voor de thuiswerkdagen
van grensarbeiders wenselijk en mogelijk is. Momenteel wordt hierover overleg gevoerd
en om dit overleg meer tijd te geven is besloten tot een verlenging.

Bron: SVB en AWVN 18-11-2022

© lArcade 2024