De Hoge Raad oordeelt dat de beperkingen van proceskostenvergoedingen (pkv’s) in de In deze BPM-zaak heeft Hof Den Haag een bv een proceskostenvergoeding (pkv) toegekend Beperkingen pkv vanaf 2024 discriminatoir? Daarbij moet de Hoge Raad de sinds 1 januari 2024 bestaande regels uit de Wet herwaardering Voorkoming overcompensatie De beperkingen van de pkv hebben als doel te voorkomen dat die pkv in veel gevallen Objectieve en redelijke rechtvaardiging Gelet op deze afbakening van de werkingssfeer van de beperkingen, is de wetgever volgens Oordeel Hoge Raad in deze zaak Omdat in deze zaak niet voldoende duidelijk is of het geval van belanghebbende buiten Bron: HR 17-01-2025.
Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en BPM te rechtvaardigen zijn. De beperkingen
zijn ingevoerd om overcompensatie te voorkomen en leiden geenszins tot een belemmering
van de toegang tot een onafhankelijke en onpartijdige rechter.
voor kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand in het principale hoger beroep.
Voor het door de bv ingestelde incidentele hoger beroep heeft het hof belanghebbende
geen pkv toegekend. Volgens de Hoge Raad is dat niet terecht. Dit betekent dat het
cassatieberoep van de bv gegrond is en dat de staatssecretaris wordt veroordeeld in
de pkv van de bv voor de cassatiefase.
proceskostenvergoedingen WOZ en BPM toepassen. Op grond van die wet zijn de pkv’s
in WOZ- en BPM-zaken beperkt tot 25% of 10% van de vergoeding die in andere zaken
kan worden toegekend. De vraag of deze beperkingen van de pkv voor WOZ- en BPM-procedures
verenigbaar zijn met het discriminatieverbod uit internationale verdragen en met het
Unierecht beantwoordt de Hoge Raad bevestigend. Na een uiteenzetting van de inhoud
van de (nieuwe) wettelijke pkv-regeling, het doel en motivering daarvan door de wetgever,
en de werkingssfeer van die regeling in het licht van de regeling voor uitzonderingsgevallen,
oordeelt de Hoge Raad als volgt.
zo hoog uitvalt dat afbreuk wordt gedaan aan het uitgangspunt dat een pkv niet méér
beoogt te zijn dan een tegemoetkoming in de werkelijk gemaakte proceskosten. De wetgever
heeft met de beperkingen van de pkv het oog gehad op gevallen waarin aan de belanghebbende
rechtsbijstand wordt verleend op basis van het principe van ‘no cure, no pay’. Daarbij
wordt met de rechtsbijstandverlener afgesproken dat de (eventuele) pkv aan hem wordt
afgedragen en dat de belanghebbende verder geen financieel risico loopt. Het bedrijfsmodel
van deze rechtsbijstandverlener is verder erop gebaseerd dat procedures op een zodanige
wijze worden gevoerd dat de daarin toegekende pkv de in redelijkheid gemaakte kosten
ver overtreffen. De beperkingen van de pkv gelden volgens de Hoge Raad echter niet
voor gevallen waarin de rechtsbijstand kennelijk niet deze kenmerken heeft.
de Hoge Raad niet verder gegaan dan nodig is om het daarmee beoogde doel te bereiken.
Voor de beperkingen bestaat een objectieve en redelijke rechtvaardiging. De beperkingen
zijn daarom niet in strijd met het discriminatieverbod in internationale verdragen
of met het Unierecht (doeltreffendheids- en gelijkwaardigheidsbeginsel).
de werkingssfeer van de beperkingen valt, heeft de Hoge Raad belanghebbende de gelegenheid
geboden dit aan te tonen. De Hoge Raad houdt daarom de zaak aan.
De Hoge Raad oordeelt dat sportactiviteiten zoals blokarten en powerkiten op een evenementenstrand Een btw-ondernemer organiseert tegen vergoeding buitensportactiviteiten zoals blokarten Hof Amsterdam Bij het hof was het de vraag of de activiteiten van de ondernemer kunnen worden aangemerkt Verlaagd tarief wel van toepassing De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof en bevestigt de uitspraak van de Bron: Hoge Raad 17-01-2025.
onder het verlaagde btw-tarief vallen, mits gebruik wordt gemaakt van een sportaccommodatie
voor instructie en omkleden.
en powerkiten op een door de gemeente aangewezen evenementenstrand. Voor deze activiteiten
maakt de ondernemer gebruik van een strandpaviljoen voor instructie en omkleedfaciliteiten.
De inspecteur heeft naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd, omdat volgens hem
het verlaagde tarief niet van toepassing is.
als het geven van gelegenheid tot sportbeoefening onder het verlaagde btw-tarief.
Het hof oordeelde dat het strandpaviljoen en het evenementenstrand niet als sportaccommodatie
kunnen worden aangemerkt. Het verlaagde btw-tarief is daarom niet van toepassing.
rechtbank. De Hoge Raad oordeelt dat het verlaagde tarief wel van toepassing is, omdat
de dienstverlening van belanghebbende, inclusief het gebruik van het strandpaviljoen
voor instructie en omkleden, valt onder het geven van gelegenheid tot sportbeoefening.
De Hoge Raad veroordeelt de Staat tot vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding
van de redelijke termijn en veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën en de inspecteur
in de proceskosten.
Uitbetaalde bedragen aan derden (UBD) moeten vóór 1 februari 2025 aangeleverd worden De Belastingdienst maakt onderscheid tussen twee verschillende soorten uitbetalers: inhoudingsplichtige uitbetalers niet-inhoudingsplichtige uitbetalers Inhoudingsplichtige uitbetaler Wie een loonheffingennummer heeft en aangifte loonheffingen moet doen is een inhoudingsplichtige Welke gegevens aanleveren? het bedrag dat is uitbetaald (of de waarde in het economische verkeer van de beloning de datum waarop is uitbetaald Een aantal gegevens van de persoon aan wie is uitbetaald: burgerservicenummer (BSN) naam adres geboortedatum Wie de laatste vier gegevens niet heeft, moet deze alsnog opvragen. Niet-inhoudingsplichtige uitbetaler Wie geen loonheffingennummer heeft, is een niet-inhoudingsplichtige uitbetaler. Dan Meer informatie Zie hiervoor de website van de Belastingdienst: Wie moeten uitbetaalde bedragen aan Bron: Forum Salaris, 16-01-2025.
bij de Belastingdienst.
uitbetaler. Collectieve beheersorganisaties zijn ook inhoudingsplichtige uitbetalers.
Inhoudingsplichtige uitbetalers zijn verplicht om gegevens over uitbetaalde bedragen
aan derden te registreren. Deze gegevens moeten vóór 1 februari 2025 aangeleverd worden.
Inhoudingsplichtige uitbetalers die bij de Belastingdienst bekend zijn vanwege eerdere
UBD-aanleveringen, ontvangen hiervoor een uitnodiging. Ook zonder uitnodiging is een
inhoudingsplichtige uitbetaler verplicht om deze gegevens aan te leveren.
in natura)
hoeft men alleen de gegevens over uitbetaalde bedragen aan derden te registreren en
aan te leveren als de Belastingdienst een uitnodiging heeft gestuurd. Het gaat om
dezelfde gegevens als de inhoudingsplichtige uitbetaler met uitzondering van het BSN
van personen aan wie bedragen zijn uitbetaald. In tegenstelling tot de inhoudingsplichtige
uitbetaler mag men het BSN van personen aan wie is uitbetaald niet vastleggen en het
BSN dus ook niet aanleveren.
derden aanleveren? (https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/zakelijk/personeel_en_loon/uitbetaalde_bedragen_aan_derden/uitbetaalde_bedragen_aan_derden/)
Een werknemer heeft na een aantal tijdelijke arbeidsovereenkomsten van rechtswege Op 1 september 2015 heeft een ondernemer een werknemer in dienst genomen. Aanvankelijk Schriftelijke arbeidsovereenkomst noodzakelijk De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag en de boetebeschikking terecht en naar Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 09-01-2025 (gepubl. 16-01-2025).
een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gekregen. De werkgever heeft daarom de
lage AWf-premie afgedragen. Volgens rechtbank Zeeland-West-Brabant is dat niet terecht.
met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst is na een reeks
stilzwijgende verlengingen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd geworden.
Er is echter geen schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd opgemaakt
en ook geen addendum. De werkgever heeft de lage AWf premie afgedragen. De Belastingdienst
is van mening dat het hoge AWf-tarief van toepassing is en heeft naheffingsaanslagen
loonheffingen en een verzuimboete opgelegd. De ondernemer gaat in beroep tegen de
naheffingsaanslag loonheffingen en de boetebeschikking. De inspecteur stelt dat de
hoge AWf-premie van toepassing is door het ontbreken van een schriftelijke arbeidsovereenkomst.
de juiste bedragen zijn opgelegd. De wetgever heeft bewust de eis opgenomen dat een
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd schriftelijk moet zijn vastgelegd voor de
toepassing van de lage AWf-premie. Voor bestaande schriftelijke arbeidsovereenkomsten
op 1 januari 2020 was overgangsrecht van toepassing. Werkgevers kregen tot 1 juli
2020 de gelegenheid om de arbeidsovereenkomsten van werknemers aan te passen. Omdat
de eenmanszaak de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd niet schriftelijk heeft
vastgelegd, is de hoge AWf-premie verschuldigd. De rechtbank verwerpt daarom het beroep
van de eenmanszaak en verklaart het beroep ongegrond.
Als een poststempel op een beroepschrift onleesbaar wordt door het inscannen door Een bv heeft voor de tijdvakken 12 oktober 2021 tot en met 11 oktober 2022 en 19 oktober Ontvankelijk beroep Rechtbank Noord-Holland moet eerst beoordelen of het beroep ontvankelijk is. Volgens Vermindering van verzuimboetes De volgende vraag is of de naheffingsaanslagen en boetes terecht en tot de juiste Bron: Rb. Noord-Holland 18-10-2024 (gepubl. 14-01-2025).
de rechter, mag dat niet voor rekening van de belanghebbende komen.
2021 tot en met 18 oktober 2022 naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting ontvangen.
Iedere naheffingsaanslag bedraagt € 440, evenals de verzuimboetes per aanslag. De
naheffingsaanslagen en boetes zijn opgelegd omdat met een voertuig uit de bedrijfsvoorraad
zonder handelaarskenteken gebruik is gemaakt van de openbare weg. De bv gaat in beroep
tegen de naheffingsaanslagen en boetes.
de inspecteur is het beroepschrift te laat ingediend. Het is namelijk op 6 april 2023
bij de rechtbank binnengekomen, terwijl de uiterste datum 31 maart 2023 was. De poststempel
op de envelop is onleesbaar geworden door het inscannen door de rechtbank. Daardoor
is niet te bepalen of het beroepschrift tijdig was verzonden. De rechtbank oordeelt
dat de bewijsnood niet voor rekening van de bv komt. Daarom moet men ervan uitgaan
dat de envelop tijdig is bezorgd. Het beroep is dus ontvankelijk.
bedragen zijn opgelegd. De bv stelt slechts één fout te hebben gemaakt bij het op
naam zetten van de auto. daarom zou de fiscus haar slechts één naheffingsaanslag en
boete mogen opleggen. De rechtbank oordeelt echter dat het gebruik van de openbare
weg zonder handelaarskenteken op twee afzonderlijke dagen twee afzonderlijke belastbare
feiten betreft. Daardoor zijn in beginsel twee naheffingsaanslagen en boetes gerechtvaardigd.
Toch halveert de rechtbank de boete vanwege een beleidswijziging. De rechtbank stelt
de tweede boete op nihil omdat de bv niet eerder voor een vergelijkbaar verzuim is
beboet.