Inloggen

Archief

Groei omvang bedrijventerreinen

De oppervlakte van bedrijventerreinen in Nederland is tussen 1996 en 2012 met 30% toegenomen. Deze toename is verdeeld over het hele land, maar de grootste toename is te vinden in de kleinere gemeenten.
In 1996 is 1,9 procent van de landoppervlakte ingericht als bedrijventerrein. In 2012 is dat toegenomen naar 2,5%. In een periode van 16 jaar is er in Nederland een gebied bijna zo groot als het land van de gemeente Rotterdam bijgekomen ten behoeve van bedrijven. Rotterdam heeft van alle Nederlandse gemeenten de grootste oppervlakte bedrijventerrein (bijna 6.000 hectare). Meer dan een kwart van die gemeente is in gebruik als bedrijventerrein (waaronder de haven en de Maasvlakten). Amsterdam volgt met ruim 2500 hectare aan bedrijventerreinen, waaronder net als in Rotterdam het grootste deel bij de havens. Andere gemeenten met veel bedrijventerrein zijn Sittard-Geleen en Terneuzen (beide chemische industrie). De groei van bedrijventerreinen komt voor in heel het land. In 1996 was in één op de zes gemeenten meer dan 5% van de oppervlakte land bestemd als bedrijventerrein, in 2012 is dat toegenomen naar meer dan één op de vijf gemeenten. In de gemeente Rotterdam groeide de omvang bedrijventerreinen met 1113 hectare (+23%) in 16 jaar het meest, gevolgd door Amsterdam, in deze gemeente nam de omvang met 497 hectare toe (+24%). Verder groeide de omvang van bedrijventerreinen in de gemeenten Moerdijk, Haarlemmermeer, Venlo, Emmen, Tilburg en Almere met meer dan 250 hectare. Niet in alle gemeenten nam de omvang van de bedrijventerreinen toe, in 28 gemeenten bleef de omvang gelijk of daalde het. Het verdwenen bedrijventerrein wordt voornamelijk omgezet in bouwterrein. De oppervlakte aan bedrijventerreinen is in 16 jaar met 30 procent toegenomen. Die toename is groter dan vrijwel alle andere vormen van bodemgebruik. De oppervlakte bedrijventerrein in de vier grootste gemeenten (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) nam met 23% toe tussen 1996 en 2012. Voor de gemeenten met minder dan 100.000 inwoners is de toename 31% (bijvoorbeeld Moerdijk 61%). Bron: CBS 19-08-2016

OR maakt geen overdreven gebruik van initiatiefrecht

Een op de drie ondernemingsraden (34%) heeft in 2015 geen gebruik gemaakt van het initiatiefrecht, en 27% een enkele keer. Dit blijkt uit de SBI Formaat MonitOR 2015-2016, een periodiek onderzoek naar de stand van de medezeggenschap.
Het initiatiefrecht is geregeld in de Wet op de ondernemingsraden (art. 23 lid 3 WOR). Dankzij dit artikel hoeven ondernemingsraden niet te wachten tot de bestuurder ze iets vraagt en kunnen ze over alles wat ze aangaat eigen voorstellen op de agenda van de overlegvergadering zetten. Daarvoor kunnen ze ook gebruikmaken van andere rechten die in de WOR geregeld zijn, zoals het recht op informatie of het recht op achterbanraadpleging. De bestuurder is verplicht om er in de overlegvergadering over te spreken en daarna een schriftelijke en gemotiveerde reactie te geven. Als hij zo'n reactie achterwege laat, kan de OR de kantonrechter vragen om hem daartoe te verplichten. Het initiatiefrecht staat in hoog aanzien bij iedereen die voorstander is van vitale, actief opererende ondernemingsraden. In 2015 maakten ondernemingsraden er gemiddeld 1,6 keer per jaar gebruik van. Het recht werd in 2015 vaker ingezet dan het jaar ervoor. De verwachting is dat dit in 2016 opnieuw zal toenemen. Bron: Inzicht in de OR, 11-08-2016

VAR-wuo terecht herzien in VAR-loon

De VAR is inmiddels verleden tijd, maar procedures rondom de VAR lopen nog. Of er nog een belang was bij de procedure nu een verlenging van de VAR niet meer aan de orde is, was een van de vragen in een procedure voor Rechtbank Gelderland.
De zaak betrof een kraamverzorgster van wie de VAR-wuo was omgezet in een VAR-loon. Zij verrichtte in 2014 werkzaamheden voor 26 kraamzorgvragers. In ongeveer 60% van de gevallen melden de zorgvragers zich bij haar. Zij brengt deze zorgvragers aan bij een toegelaten instelling waarmee zij een overeenkomst heeft. In 40% van de gevallen schrijven de zorgvragers zich rechtstreeks in bij de zorginstelling, waarna deze de kraamverzorgster benadert voor de uitvoering van de werkzaamheden. De kraamverzorgster kan niet rechtstreeks aan de zorgverzekeraar factureren, dit is wettelijk onmogelijk. Factureren aan de zorgvragers is niet gebruikelijk, omdat de gezinnen niet alle kosten van de verzekeraar terugkrijgen in dat geval. De zorginstelling heeft wel een overeenkomst met zorgverzekeraars gesloten op grond waarvan zij kraamzorg in natura verleent. De kraamverzorgster factureert aan die zorginstelling. De kraamverzorgster heeft automatisch een VAR-wuo voor 2014 ontvangen. De Belastingdienst heeft in oktober 2014 een onderzoek uitgevoerd naar de juistheid van de afgegeven VAR-wuo en deze daarna omgezet in een VAR-loon. De kraamverzorgster gaat in bezwaar en beroep en wil ook een schadevergoeding vanwege inkomensverlies en de stress die de zaak heeft veroorzaakt. Volgens de inspecteur was er geen procesbelang meer bij de zaak: het betreffende kalenderjaar is inmiddels geëindigd en ook een verlenging van de VAR is met ingang van 1 mei 2016 niet meer aan de orde. De rechtbank oordeelt echter dat er wel sprake is van een procesbelang. Een indiener van een rechtsmiddel heeft alleen geen procesbelang als het aanwenden van het rechtsmiddel hem niet in een betere positie kan brengen ten aanzien van het bestreden besluit. Ondanks dat het jaar 2014 al is geëindigd, en de verlening tot 1 mei 2016 van de VAR ook voorbij is, heeft de kraamverzorgster belang bij het oordeel over het beroep in verband met de gevraagde schadevergoeding. Daarin was volgens de rechtbank het procesbelang gelegen. Overigens hielp dit de kraamverzorgster niet: volgens de rechtbank was de VAR terecht omgezet in een VAR-loon. Het beroep is ongegrond en zij heeft geen recht op een schadevergoeding. Bron: Rb. Gelderland 9-08-2016

Loonstijging nog steeds afhankelijk van sector

Uit het jongste maandbericht van werkgeversvereniging AWVN over het verloop van de cao-onderhandelingen blijkt dat loonstijging die wordt afgesproken nog steeds sterk samenhangt met de sector: bij industriële, exporterende bedrijven worden de hoogste afspraken gemaakt, in de financiële en zakelijke dienstverlening de laagste. Een uitzondering op dit al jarenlang aanhoudende beeld vormt de overheid, waar sprake is van een inhaalslag.
In industriële exporterende bedrijven werden in de dit jaar afgesloten cao’s afspraken gemaakt voor een loonstijging van gemiddeld 1,7%. In de financiële en zakelijke dienstverlening bedroeg de loonafspraak slechts 1,1%. Het gemiddelde van de loonafspraken bedroeg 1,5%. De sterke samenhang tussen loonafspraken en markt waarin een bedrijf opereert, is al een aantal jaren zichtbaar. Vooral bij de direct door de financiële crises getroffen sectoren, bijvoorbeeld banken en verzekeraars, bleek en blijkt de loonruimte zeer beperkt. Dat geldt ook voor bedrijven en sectoren die vooral van de door vraaguitval getroffen binnenlandse markt afhankelijk zijn, bijvoorbeeld de detailhandel (loonafspraak gemiddeld 1,3%). AWVN signaleert wel een afname van de zogenaamde ‘loondifferentiatie’ doordat ook in die een toenemend aantal bedrijven de crisis achter zich heeft gelaten. Hierdoor wordt het gemiddelde in de sector omhoog geduwd. In juli werden 23 nieuwe akkoorden gesloten. De door werkgevers en werknemers vorige maand afgesloten cao’s kennen een loonafspraak van 1,5%, gelijk aan het gemiddelde van de eerste zes maanden van 2016. Bron: AWVN 17-08-2016

Gratis platform voor modelovereenkomsten

OnestopSourcing heeft de website www.modelovereenkomstmaken.nl gelanceerd. De website biedt zzp’ers en opdrachtgevers de mogelijkheid om kosteloos een modelovereenkomst op te stellen volgens de criteria, die sinds 1 mei 2016 op grond van de wet DBA van kracht zijn geworden.
De website is ontwikkeld om op eenvoudige wijze zowel de opdrachtgever als de zzp’er te leiden naar de juiste modelovereenkomst. Passend bij de persoonlijke situatie en de opdracht. De website biedt een keuzehulp waarin alle onderdelen die aan de basis staan van de modelovereenkomst aan bod komen. Na het doorlopen van de keuzehulp wordt aangegeven of de opdracht geschikt is om als ondernemer uit te voeren. Ook wordt men - afhankelijk van de gegeven antwoorden - gewezen op punten die zouden kunnen wijzen op schijnzelfstandigheid. Vervolgens wordt de mogelijkheid geboden om een van de door de Belastingdienst gepubliceerde algemene modelovereenkomsten te selecteren en die met behulp van een invulhulp in te vullen. Bron: ZZP Barometer

© lArcade 2024