Inloggen

Archief

Nederlandse bedrijven blijven achter bij flexibele werktijden

Nederlandse bedrijven lopen, in vergelijking met bedrijven in omringende landen, achter bij het bieden van de mogelijkheid voor werknemers om zelf jun uren in te delen. Dat blijkt uit onderzoek van Protime en de SD Worx Group onder 502 beleidsmakers van bedrijven in België, Frankrijk, Duitsland, Verenigd Koninkrijk en Nederland. Daarentegen bieden Nederlandse bedrijven weer meer mogelijkheden bij andere vormen van flexibel werken.
Onder flexibel werken valt: telewerken, werken op afstand, flexibele tijdsindeling en co-working. Slechts 36% van de Nederlandse bedrijven biedt hun werknemers de mogelijkheid om zelf zijn uren in te delen. Na Nederland is het Verenigd Koninkrijk met 65% het minst flexibel in werktijden. In Frankrijk biedt 48% procent van de werkgevers de mogelijkheid van flexibele werktijden. In Duitsland biedt respectievelijk 80% van de bedrijven hun werknemers de mogelijkheid om de werktijden flexibel in te delen. Daarmee zijn onze buren koploper. Nederland voert wel de lijst aan als het gaat om telewerken en co-working. Opvallend is dat 46% van de Nederlandse bedrijven gebruik maakt van co-working spaces. Terwijl dit in Duitsland (23%) en Frankrijk (25%) duidelijk minder populair is. Daarnaast laat 51% van de Nederlandse werkgevers telewerken toe. In het Verenigd Koninkrijk is dit met slechts 37% beduidend minder. Bron: Managersonline.nl 18-07-2019

Omzet van bv afsnoepen is onbehoorlijk bestuur

Bestuurders van bv’s die betalingen van afnemers van die bv overmaken naar hun eigen privérekeningen, plegen daarmee onbehoorlijk bestuur. In zo’n situatie mag de ontvanger van de belastingen de bestuurder aansprakelijk stellen als de bv door dit onbehoorlijke bestuur haar fiscale verplichtingen niet kan voldoen.
De Belastingdienst stelt een bestuurder van een bv aansprakelijk voor schulden aan loonheffingen en omzetbelasting die de bv niet kan betalen. De bestuurder stapt uiteindelijk naar Hof Amsterdam. Om te beginnen stelt hij dat zijn bezwaar tegen de aansprakelijkstelling moet worden gehonoreerd, omdat de fiscus te laat op dit bewaar heeft gereageerd. Het hof stelt vast dat dit standpunt geen steun vindt in het recht. Een ander punt van geschil is de aan- of afwezigheid van onbehoorlijk bestuur. De ontvanger bestrijdt dat de bestuurder een correcte melding van betalingsonmacht heeft gedaan. Als een bestuurder een betalingsonmacht bij de bv niet correct meldt, mag de fiscus in beginsel ervan uitgaan dat deze betalingsonmacht voortvloeit uit onbehoorlijk bestuur van de bestuurder. Tegenbewijs bieden is alleen toegestaan als de bestuurder geen blaam treft voor het achterwege blijven van de melding of als het om een ex-bestuurder gaat. De ontvanger neemt echter geen risico en motiveert ook waarom sprake is van onbehoorlijk bestuur. De bestuurder heeft aanvankelijk de bedragen die de bv ontving van haar afnemers grotendeels (soms zelfs volledig) overgeboekt naar zijn privérekening. Naderhand heeft hij de bedragen die de bv factureerde rechtstreeks door de afnemers op zijn privérekening laten storten. Hij liet net genoeg geld in de bv achter om de lopende uitgaven te kunnen betalen. Dit ‘leeghalen’ van de bv is volgens de fiscus de directe oorzaak van de betalingsonmacht van de bv. Het hof ziet dat ook zo. Of de bv een correcte melding van betalingsonmacht heeft gedaan, is daarom hier niet van belang. De ontvanger heeft de bestuurder terecht aansprakelijk gesteld. Bron: Hof Amsterdam 16-04-2019

Via vooroverleg zekerheid over waarde vastgoed

Belastingplichtigen die vóór het indienen van een belastingaangifte zekerheid willen krijgen over de waarde van vastgoed, kunnen sinds 15 juli 2019 gebruikmaken van een vooroverleg.
Om gebruik te kunnen maken van een vooroverleg moet een verzoek worden ingediend. In dit verzoek moet een duidelijke omschrijving van de casus worden opgenomen, met het verzoek om hierover een standpunt in te nemen. Ook moeten alle relevante feiten en omstandigheden worden opgenomen, evenals de waarde van het betreffende vastgoed en een onderbouwing van deze waarde. Hiervoor gelden strenge eisen. Een taxatierapport dat voldoet aan de eisen van het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs (NRVT) of de Autoriteit Financiële Markten (AFM) is sowieso een voldoende onderbouwing, maar een andere onderbouwing die aan vergelijkbare kwaliteitseisen voldoet, is ook toereikend. Meer informatie hierover staat in het standaardformulier vooroverleg en de checklist waardeonderzoek. Bron: Belastingdienst 16-7-2019

Op Prinsjesdag meer duidelijkheid over letselschadevergoedingen

Op Prinsjesdag zal meer duidelijkheid worden verschaft over de manier waarop letselschadevergoedingen buiten de vermogensrendementsheffing van box 3 kunnen worden gehouden. Dit blijkt uit een brief van staatssecretaris Snel van Financiën aan de Tweede Kamer.
De Tweede Kamer heeft op 15 november 2018 bij de behandeling van het pakket Belastingplan 2019 een motie aangenomen waarin de regering is verzocht om de volgende zaken in kaart te brengen: Hoeveel mensen hebben een letselschadevergoeding ontvangen? Wat is het financieel beslag als deze vergoedingen worden uitgezonderd van de vermogensrendementsheffing in box 3? Op welke wijze kunnen de letselschadevergoedingen buiten de box 3-heffing worden gehouden en in welke mate is dit uitvoerbaar door de Belastingdienst? De staatssecretaris heeft in zijn brief aangegeven dat het antwoord op de vraag op welke wijze de letselschadevergoedingen buiten de vermogensrendementsheffing kunnen worden gehouden, mogelijk samenhangt met de uitkomsten van het onderzoek naar opties om belastingplichtigen met vooral of uitsluitend spaargeld tegemoet te komen. Daarom wil de staatssecretaris de kabinetsreactie op de motie tegelijk met de resultaten van het genoemde onderzoek naar de Tweede Kamer sturen. Dit zal op Prinsjesdag 2019 gebeuren. Bron: MvF 12-7-2019

Niet-verplichte agiostorting op derdenrekening valt in box 3

Het overboeken van geld op de derdenrekening van een notaris leidt niet tot een vermogensoverdracht als geen afdwingbare verplichting tot die storting is aangegaan. Het gevolg is dat het overgeboekte bedrag nog steeds bij de overboeker in box 3 valt.
Een man richt op 31 december 2012 een bv op met een gestort aandelenkapitaal van € 100. Hij maakt diezelfde dag € 1,5 miljoen over van zijn privébankrekening naar een derdenrekening van de notaris onder de vermelding ‘Agiostorting’. De notaris stort dit bedrag op 21 januari 2013 op de rekening van de bv onder de vermelding ‘Agiostorting inzake oprichting’. Eind 2013 komt de man te overlijden. Tussen zijn erfgenamen en de fiscus ontstaat een geschil. De erfgenamen menen namelijk dat het overgeboekte bedrag van € 1,5 miljoen op de peildatum van 1 januari 2013 niet tot het box 3-vermogen van de man behoorde. Maar de Belastingdienst stelt dat dit bedrag het vermogen van de man niet op de peildatum heeft verlaten. Het geschil belandt uiteindelijk voor de Hoge Raad. Grofweg gezegd mag een notaris alleen geld op een derdenrekening benutten in opdracht van een rechthebbende, zo redeneert de Hoge Raad. Daarnaast moet het vorderingsrecht dat voortvloeit uit die derdenrekening, toebehoren aan de gezamenlijke rechthebbenden. De Hoge Raad oordeelt dat de erflater ook na de overboeking de rechthebbende van de € 1,5 miljoen is gebleven. Daarbij speelt ook dat hij vóór 1 januari 2013 nog geen afdwingbare verplichting was aangegaan. Aangezien de man de rechthebbende is gebleven, heeft het bedrag zijn vermogen niet verlaten. Dat de notaris het bedrag enkele weken na de peildatum van de derdenrekening heeft overgeschreven naar een rekening van de bv, doet daar niets aan af. Het bedrag van € 1,5 miljoen op de derdenrekening behoorde bij de erflater tot zijn rendementsgrondslag in box 3. Bron: HR 12-07-2019

© lArcade 2024